Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2363

Datum uitspraak2004-07-15
Datum gepubliceerd2004-09-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000809-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overtreding voorschriften merkplicht varkens. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000809-03 Arrest d.d. 15 juli 2004 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Groningen d.d. 6 juni 2003 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw, mw. mr. C.T.B.J. Libosan-Besjes, advocate te Utrecht. Het vonnis waarvan beroep. De economische politierechter in de rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven. Aanwending van het rechtsmiddel. De verdachte is d.d. 10 juni 2003 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 1 juli 2004 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing op het hoger beroep. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Telastelegging. Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging. De verdediging heeft ter zitting van het hof - zakelijk weergegeven - aangevoerd: De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (L.N.V.) heeft op 17 september 2002 het Uitvoeringsprotocol "gewetensbezwaarde identificatie en registratie (I & R) van runderen" vastgesteld. Op grond van dat Uitvoeringsprotocol (dat zich bij de stukken bevindt) kan een rundveehouder, die zich schriftelijk als gewetensbezwaarde bij het Ministerie van L.N.V. heeft gemeld en die kan zorgen voor alternatieve maatregelen met het oog op identificatie van runderen, runderen weiden zonder I & R-oormerken. Verdachte is ook gewetensbezwaarde en zij kan de identiteit van haar varkens aantonen met behulp van onder andere foto's en DNA-materiaal. Bovendien kan er een koppeling worden gelegd tussen het varken en het op het voor het varken bestemde oormerk vermelde identiteitnummer. Gelet op het vorenstaande en nu een Uitvoeringsprotocol "gewetensbezwaarde identificatie en registratie van varkens" ontbreekt is sprake van willekeur en is in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel. In verband daarmee dient het openbaar ministerie niet ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging. Overgelegd is een vonnis van de economische politierechter te Zutphen van 7 juli 2003, die het openbaar ministerie in een geval als het onderhavige niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ik verzoek U die uitspraak te volgen. Het hof overweegt als volgt. Aan het dossier is toegevoegd een "toelichtende nota" van het Ministerie van L.N.V., waarin de achtergronden van het totstandkomen van een regeling voor gewetensbezwaarde rundveehouders en het ontbreken van een dergelijke regeling voor varkenshouders wordt toegelicht. Deze nota luidt, voor zover van belang, als volgt: "Achtergronden gewetensbezwaarden runderen De introductie van de merkplicht voor runderen heeft een zware impact gehad binnen de rundveesector. Een groep rundveehouders bleek (gewetens)bezwaren te hebben tegen het aanbrengen van oormerken. De voor het merken van runderen geldende Europese regels (...) laten echter geen ruimte voor uitzonderingen op de merkverplichting in geval van gewetensbezwaarden. In Europees verband is er bij de invoering van Verordening 820/97 gesproken over eventuele alternatieve merkvormen voor de gewetensbezwaarden. Dit overleg heeft echter niet geleid tot concrete Europese maatregelen. Om uiteindelijk toch tot volledige uitvoering van de Europese regelgeving te komen, is, in overleg met de Tweede Kamer, besloten tot een toegespitste handhavingsaanpak. Er is een apart handhavingstraject voor gewetensbezwaarde rundveehouders opgezet. Indien een gewetensbezwaarde de identiteit van een rund kan aantonen met behulp van onder andere foto's en DNA-materiaal, en er een koppeling kan worden gelegd tussen het rund en het op het voor het rund bestemde oormerk vermelde identiteitnummer, wordt deze gewetensbezwaarde niet geverbaliseerd. Bij het verlaten van het betreffende bedrijf moet het rund alsnog worden gemerkt. De groep gewetensbezwaarden bestaat enkel uit die houders die ten tijde van introductie van de merkplicht hebben aangegeven gewetensbezwaarde te zijn. Deze groep is derhalve een zeer gelimiteerde groep die in de loop der tijd kleiner wordt en uiteindelijk verdwijnt. Momenteel zijn er nog dertig gewetensbezwaarde rundveehouders. Nogmaals zij benadrukt dat deze aanpak is verkozen om uiteindelijk te komen tot volledige uitvoering van de Europese regels. Ieder ander die runderen wil gaan houden, weet of kan weten dat de runderen conform de EU-voorschriften moeten worden gemerkt, en moet dit laten meewegen bij de beslissing al dan niet runderen te gaan houden. Deze houders dienen de EU-voorschriften en de nationale regeling onverkort na te leven. Varkens De merkplicht voor varkens is in de jaren '70 ingevoerd. Ten tijde van de introductie van de merkplicht voor varkens is niet gebleken dat er varkenshouders waren die gewetensbezwaren hadden tegen het merken. Er is nooit sprake geweest van het treffen van een eventuele voorziening voor gewetensbezwaarden. De oormerkplicht is altijd onverkort gehandhaafd. Het is dan ook niet in te zien waarom een varkenshouder in de veronderstelling zou verkeren dat de oormerkverplichting niet zou gelden. Conclusie Overeenkomstig de plicht die Nederland als lidstaat heeft, voert de overheid het op Europese leest geschoeide beleid ten aanzien van de merkplicht van varkens onverkort uit en handhaaft deze verplichting consequent. Iedere varkenshouder, al dan niet beweerdelijk gewetensbezwaarde, dient oormerken aan te brengen overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003 (het hof leest: voorheen 2002 en thans 2003). Overtreding van deze verplichting levert een strafbaar feit op. Het feit dat voor een gelimiteerde, krimpende groep gewetensbezwaarde rundveehouders een op deze groep toegespitste handhavingsaanpak is verkozen, doet hieraan niet af. Overigens geldt hetgeen hierboven voor houders van varkens is uiteengezet, op vergelijkbare wijze voor houders van schapen en geiten". Daaruit blijkt, op welke (voor zover ter beoordeling aan het hof: geenszins onvolwaardige) gronden een op gewetensbezwaarde varkenshouders toegespitste handhavingsaanpak achterwege is gebleven. Het ontbreken van een regeling voor gewetensbezwaarde varkenshouders is niet ongefundeerd. Van gelijke gevallen kan niet worden gesproken, daar waar de regeling voor rundveehouders uitsluitend ziet op diegenen, die ten tijde van het totstandkomen van de identificatieverplichting gewetensbzwaard waren én zich schriftelijk bij het Ministerie hadden gemeld. Met het nemen van een beslissing tot vervolging van verdachte door de officier van justitie is derhalve geen sprake van een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen wordt tekort gedaan aan haar recht op een behoorlijke behandeling van haar zaak. Ten overvloede geldt het volgende. Uit het verhandelde ter zitting is voorts gebleken, dat verdachte geen beroep heeft gedaan op de vrijstellings- of ontheffingsregeling als bedoeld in artikel 107 (oud) van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en dat verdachte, wier handelingen door de opsporingsinstanties werden gedoogd, op haar eigen verzoek ter zake van het in de telastelegging omschreven handelen door de opsporingsambtenaren is geverbaliseerd. Het hof acht het openbaar ministerie derhalve ontvankelijk in de vervolging. Bewezenverklaring. (zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging) Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie. Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert op de overtreding: overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Strafbaarheid. De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof een beroep gedaan op overmacht in de zin van noodtoestand en op psychische overmacht, als nader toegelicht in haar in eerste aanleg overgelegde pleitnotities. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand noch van psychische overmacht, een en ander als bedoeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht, waardoor verdachte verontschuldigbaar ervan kon afzien de varkens te voorzien van een merk als bedoeld in artikel 8 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002. Niet gebleken is immmers, dat het voor verdachte niet mogelijk was af te zien van de varkenshouderij respectievelijk van de opvang van varkens op verzoek van derden vanwege het feit dat de verplichting de varkens te merken haar zo zwaar viel. Het hof hecht in dit verband voorts waarde aan het feit, dat verdachte na het opmaken van het proces-verbaal in deze zaak alsnog tot het merken van (een groot deel van) de bij haar verblijvende varkens is overgegaan. Het hof acht verdachte mitsdien te dezer zake strafbaar, nu - ook overigens - ten opzichte van haar geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. In verband met de omstandigheden, waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan, te weten dat verdachte de varkens ter opvang heeft ontvangen van overheidsinstanties die geen andere opvang voor die varkens konden vinden dan bij verdachte en die op de hoogte waren van verdachtes werkwijze en het feit dat verdachte de varkens inmiddels heeft voorzien van een toegestaan merk, acht het hof het met de advocaat-generaal raadzaam te bepalen dat voor het bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Toepassing van wetsartikelen. Het hof heeft gelet op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1 (oud), 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren en artikel 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002. De uitspraak. HET HOF, RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: verklaart het verdachte als voormeld telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart dit feit en verdachte deswege strafbaar; bepaalt dat aan [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij. Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Holsink, voorzitter, Huisman en Pennink, in tegenwoordigheid van mevrouw Boersma als griffier, zijnde mrs. Holsink en Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.