Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2432

Datum uitspraak2004-09-10
Datum gepubliceerd2004-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/029705-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

[...] Verdachte heeft een man bedreigd, door op het antwoordapparaat van deze man onder andere in te spreken dat hij hem af zou maken en dat hij niet de eerste zal zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij kwaad was en een behoorlijk aantal biertjes had gedronken toen hij dit bericht had ingesproken. De bedreiging kwam mede hierdoor op het slachtoffer levensecht over en hij was bang dat verdachte de daad bij het woord zou voegen. Verdachte heeft tevens het hek van een caravanhandel opengeknipt, zodat hij in één van de op het omheinde terrein staande caravans kon slapen. [...]


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummers 09/029705-03; 09/029026-03 (ttz gev.); 09/753231-00 (tul) rolnummers 0001; 0002; 0003 's-Gravenhage, 10 september 2004 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], adres: [adres]. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 augustus 2004. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.A. Dronkers, advocaat te Roermond, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd. De officier van justitie mr. Degeling heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/ 029705-03 en bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/029026-03 onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat het blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerp zal worden verbeurdverklaard. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]. Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 6 februari 2002 is veroordeeld, te weten 9 maanden gevangenisstraf. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de bijgevoegde fotokopie van de dagvaardingen, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1. Openbaar ministerie niet ontvankelijk. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/029705-03 met betrekking tot de twee oudste dochters [dochter 1] en [dochter 2], aangezien zij, gelet op hun leeftijd, zelf een klacht hadden moeten indienen. Blijkens artikel 285b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht kan vervolging ten aanzien van lid 1 van dit artikel niet plaatsvinden dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de moeder van [dochter 1], [dochter 2] en [dochter 3] eerst op 17 december 2003 een klacht heeft ingediend namens haar dochters. De dochters waren ten tijde van de klacht respectievelijk 18, 17 en 16 jaar oud. De drie dochters hadden, zo blijkt uit de artikelen 64 en 65 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien zij ten tijde van de klacht alledrie de leeftijd van 16 jaar reeds hadden bereikt, zelf een klacht in moeten dienen. De moeder was op basis van voornoemde artikelen op 17 december 2003 niet meer gerechtigd tot het doen van de klacht. Hierdoor is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan lid 2 van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, waardoor er geen vervolging had mogen plaatsvinden. De rechtbank zal derhalve het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaren in haar vervolging ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 09/029705-03 telastgelegde. Bovendien is de klacht buiten de daarvoor gegeven termijn van drie maanden na de dag waarop de tot klacht gerechtigde kennis heeft genomen van het gepleegde feit (zie artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht) ingediend. Tijdens het onderzoek ter zitting is namelijk gebleken dat de dochters de sms-berichtjes, welke zij als belagend ervoeren, in mei en juni 2003 hebben ontvangen, waardoor de klachttermijn reeds uiterlijk in september 2003 was verstreken. De bewijsmiddelen. P.M. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/029026-03 onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf, bijkomende straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een man bedreigd, door op het antwoordapparaat van deze man onder andere in te spreken dat hij hem af zou maken en dat hij niet de eerste zal zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij kwaad was en een behoorlijk aantal biertjes had gedronken toen hij dit bericht had ingesproken. De bedreiging kwam mede hierdoor op het slachtoffer levensecht over en hij was bang dat verdachte de daad bij het woord zou voegen. Verdachte heeft tevens het hek van een caravanhandel opengeknipt, zodat hij in één van de op het omheinde terrein staande caravans kon slapen. Blijkens een verdachte betreffend Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 17 augustus 2004, is hij reeds eerder voor soortgelijke strafbare feiten veroordeeld en liep hij in twee proeftijden van eerdere veroordelingen. De onderhavige feiten hebben zich ongeveer anderhalf jaar geleden afgespeeld in een - naar mededeling van verdachte - uiterst moeilijke periode in zijn leven. Verdachte heeft verklaard zijn leven weer op orde te hebben, niet meer te drinken en hoopvol te zijn voor de toekomst. Gelet op het vorentstaande is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is. Inbeslaggenomen voorwerp. De rechtbank zal het blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan. De vorderingen van de benadeelde partijen. [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.784,80. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de schade niet rechtstreeks is toegebracht door het onder 1 bewezenverklaarde feit. [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 71,40. Deze vordering, is door de verdediging niet weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen. Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel. Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 71,40 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1]. Vordering tenuitvoerlegging. De rechtbank acht in het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen geen termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 18 juni 2004 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank d.d. 6 februari 2002. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf, bijkomende straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen: - 9, 22c, 22d, 24c, 33, 33a, 36f, 57, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing. De rechtbank, verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in haar vervolging ten aanzien van het bij dagvaarding met parketnummer 09/029705-03 telastgelegde feit; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding met parketnummer 09/029026-03 onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van dagvaarding met parketnummer 09/029026-03 onder 1: BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT; ten aanzien van dagvaarding met parketnummer 09/029026-03 onder 2: OPZETTELIJK EN WEDERRECHTELIJK ENIG GOED DAT GEHEEL OF TEN DELE AAN EEN ANDER TOEBEHOORT, BESCHADIGEN; verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; veroordeelt de verdachte tot: een taakstraf, bestaande uit een WERKSTRAF, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 40 UREN; beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 20 DAGEN; verklaart verbeurd het blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten: een kniptang; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte voorts: om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], adres [adres] te [woonplaats], een bedrag van € 71,40, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 71,40 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1]; bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 dag; bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen; bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding; bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt; wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis gewezen onder parketnummer 09/753231-00 af; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs. Poustochkine, voorzitter, Bosma en Steeghs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Schuurmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 september 2004.