
Jurisprudentie
AR2451
Datum uitspraak2004-09-13
Datum gepubliceerd2004-09-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers142095 CV EXPL 03-1385
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2004-09-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers142095 CV EXPL 03-1385
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Een man overkomt een ernstig ongeval. Hij is niet verzekerd. Het ziekenhuis stelt ook zijn ex-vrouw aansprakelijk voor de kosten. Deze acht zich niet aansprakelijk voor de vordering. Zij baseert dit standpunt op haar huwelijkse voorwaarden, de omstandigheid dat zij ten tijde van het ongeval reeds niet meer met de man samenwoonde en de omstandigheid dat de onderwerpelijke kosten niet kunnen worden gerekend tot die ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
Uitspraak
Rolnummer: 142095 CV EXPL 03-1385
Uitspraakdatum: 13 september 2004
Rechtbank Alkmaar
sector kanton - locatie Hoorn
Vonnis in de zaak van:
de stichting Stichting Algemeen Ziekenhuis Westfries Gasthuis
gevestigd en kantoorhoudende te Hoorn
eisende partij, verder te noemen: WFG
gemachtigde: J.J. van der Voort, gerechtsdeurwaarder te Alkmaar
- tegen -
1. [gedaagde 1], wonende [adres]Enkhuizen
gedaagde partij sub 1, verder te noemen: [gedaagde 1]
2. R.B.W.M. Lucassen, in de hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde 2], echtgenoot van gedaagde sub 1, wonende [adres] Wervershoof
gedaagde partij sub 2, verder te noemen: [gedaagde 2]
Het procesverloop
WFG heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 28 mei 2003. Vervolgens hebben partijen geconcludeerd voor antwoord, repliek met overgelegde producties en dupliek. Na tussenvonnis d.d. 9 februari 2004 heeft de bewindvoerder van [gedaagde 2] een akte genomen waarop WFG heeft gereageerd met een antwoordakte. De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast. Tenslotte is heden uitspraak bepaald.
Uitgangspunten
- [Gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn met elkaar gehuwd geweest, welk huwelijk op 3 juli 2003 door echtscheiding is ontbonden.
- [Gedaagde 2] is op 4 juli 2002 een zeer ernstig verkeersongeval overkomen, als gevolg waarvan hij, zowel geestelijk als lichamelijk, blijvend invalide is geraakt.
- De financiële gevolgen van dit ongeval zijn in ieder geval tot medio november 2002 niet door een ziektekostenverzekering gedekt geweest, zulks omdat [gedaagde 2], die toen al niet meer met [gedaagde 1] samenwoonde, de premie niet had betaald.
Het geschil
WFG vordert hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van 4.099,66 euro, te vermeerderen met de overeengekomen rente over 3.940,36 euro vanaf 22 mei 2003 tot aan de voldoening.
Het bedrag van 4.099,66 euro is samengesteld uit een hoofdsom van 3.940,36 euro, 648,55 euro voor buitengerechtelijke kosten en de tot 22 mei 2003 verschenen rente ad 233,55 euro, verminderd met een na aanmaning ontvangen betaling van 722,80 euro.
WFG legt aan haar vordering ten grondslag haar facturen d.d. 8 augustus 2002 ad 2.947,80 euro, 15 augustus 2002 ad 269,76 euro en 15 november 2002 ad 722,80 euro, welke (behoudens de laatstgenoemde) ondanks aanmaning onbetaald bleven. Deze laatste factuur is, evenals een latere, in dit geding niet aan de orde zijnde factuur, vergoed door verzekeraar IZA.
De bewindvoerder van [gedaagde 2] heeft de vordering erkend
[Gedaagde 1] stelt zich op het standpunt dat zij niet voor de vordering van WFG aansprakelijk is. Zij baseert dit standpunt op haar huwelijkse voorwaarden, de omstandigheid dat zij ten tijde van het ongeval reeds niet meer met [gedaagde 2] samenwoonde en de omstandigheid dat de onderwerpelijke kosten niet kunnen worden gerekend tot die ten behoeve van de gewone gang van de huishouding.
De beoordeling van het geschil
De vordering jegens [gedaagde 2] kan als door deze erkend en ook overigens op de wet gegrond, worden toegewezen.
Omtrent de vraag of ook [gedaagde 1] te dezen aansprakelijk is oordeelt de kantonrechter als volgt.
Blijkens de door WFG in kopie overgelegde, onbetaald gebleven, declaraties betreffen deze verpleging en medische verrichtingen direct na en kennelijk verband houdend met het op 4 juli 2002 aan [gedaagde 2] overkomen verkeersongeval.
De omstandigheid dat gedaagden op huwelijkse voorwaarden met elkaar waren gehuwd doet aan een mogelijke aansprakelijkheid van [gedaagde 1] voor verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding niet af.
Op zichzelf doet daar evenmin aan af dat gedaagden toen geen gemeenschappelijke huishouding meer voerden.
Blijkens de parlementaire geschiedenis van art. 1: 85 BW (TM, Parl. Gesch. 1, p. 252) worden niet tot de gewone gang van de huishouding gerekend uitgaven die slechts eenmaal of zeer weinig voorkomen. Als voorbeelden worden onder meer genoemd grote aanschaffingen en de opdracht tot een ingrijpende operatie.
In de loop der jaren geven literatuur en rechtspraak, mede in het licht van de gestegen welvaart en het daarmee gewijzigde bestedingspatroon van gezinnen, een ruimere uitleg te zien. Zo worden naast grotere aanschaffingen tegenwoordig ook het inroepen van de hulp van de huisarts en de tandarts tot de gewone gang van de huishouding gerekend.
Beslissend is evenwel gebleven wat de wederpartij, op grond van de aard van de uitgave, de financiële omstandigheden en de naar buiten blijkende leefwijze van de echtgenoten, redelijkerwijs mag aannemen wat het betrokken echtpaar in hun omstandigheden onder de gewone gang van hun huishouding verstaat.
De kantonrechter komt, gelet op het vorenstaande, in het onderhavige geval tot de slotsom dat de met WFG aangegane verbintenis, welke direct verband hield met het onvoorzien medisch ingrijpen in verband met het aan [gedaagde 2] overkomen ernstig verkeersongeval, waarvan naar aan te nemen valt de financiële consequenties bij het aangaan van de verbintenis volstrekt niet te overzien waren en - ongeacht welstand of levenswijze - ook geen rol zullen hebben gespeeld, in redelijkheid niet kunnen worden gerekend tot die van de gewone gang van de huishouding van [gedaagde 2] en [gedaagde 1]. Dit klemt te meer nu [gedaagde 2] en [gedaagde 1] toen niet meer samenwoonden.
Ter illustratie van de onvoorzienbaarheid van de omvang van de kosten dient in dit verband nog, dat naar zeggen van de bewindvoerder van [gedaagde 2] er naast de onderhavige vordering van WFG nog een vordering van een ander ziekenhuis ligt van omstreeks 50.000,- euro.
Het vorenstaande betekent dat de vordering tegen [gedaagde 1] zal worden afgewezen.
[Gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gesteld partij worden verwezen in de gedingkosten.
De beslissing
De kantonrechter:
t.a.v. [gedaagde 1]:
Wijst de vordering af.
t.a.v. [gedaagde 2]:
Veroordeelt [gedaagde 2] om aan WFG tegen kwijting te betalen 4.099,66 euro, te vermeerderen met de overeengekomen rente over 3.940,36 euro vanaf 22 mei 2003 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, die tot heden voor WFG worden vastgesteld op een bedrag van 811,62 euro (inclusief BTW indien en voorzover door [gedaagde 2] verschuldigd), waaronder begrepen een bedrag van 562,50 euro voor salaris van de gemachtigde van WFG (waarover [gedaagde 2] geen BTW verschuldigd is).
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2004.
De griffier,
De kantonrechter,