
Jurisprudentie
AR2462
Datum uitspraak2004-09-21
Datum gepubliceerd2004-09-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 04/1001
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 04/1001
Statusgepubliceerd
Indicatie
[...] Eiseressen vorderen - zakelijk weergegeven - (1) om gedaagde te veroordelen een kopie van het gehele dossier aan hun raadsman af te geven. [...]
Het dossier waarvan zij een afschrift wensen beslaat meer dan 600 pagina's, waardoor het enkele recht op inzage onvoldoende waarborgen biedt voor een "fair trial". De bedoeling achter het recht op inzage is immers een adequate voorbereiding van de procedure op grond van artikel 12 Sv en invulling te geven aan het begrip "equality of arms". [...]
Uitspraak
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 21 september 2004,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 04/1001 van:
1. [eiseres sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
gevoegde partij aan de zijde van eiseres sub 1,
eiseressen,
procureur mr. H.J.A. Knijff,
advocaat mr. A. Korver te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
procureur mr. W. Heemskerk,
gedaagde.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Eiseres sub 1 heeft gedaagde, alsmede de voorzitter van de raadkamer van het gerechtshof 's-Gravenhage en de advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag, beiden in persoon, bij exploot van 19 augustus 2004 gedagvaard voor de zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 10 september 2004.
1.2. Bij brief van 6 september 2004 heeft eiseres sub 1 de vorderingen tegen de voorzitter van de raadkamer van het hof en tegen de advocaat-generaal ingetrokken.
1.3. Ter bedoelde zitting is namens eiseres sub 2 bij incidentele conclusie een verzoek tot voeging aan de zijde van eiseres sub 1 ingediend. Laatstgenoemde heeft dit verzoek ondersteund, gedaagde heeft zich terzake gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter, waarna deze het verzoek tot voeging heeft gehonoreerd.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 10 september 2004 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. Eiseressen (moeder respectievelijk dochter) hebben aangifte gedaan tegen de ex-echtgenoot van eiseres sub 1, de vader van eiseres sub 2. Zij beschuldigen betrokkene van seksueel misbruik van zijn minderjarige kinderen, onder wie eiseres sub 2.
2.2. De officier van justitie heeft mede naar aanleiding van een advies van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken besloten om de zaak tegen betrokkene te seponeren. Eiseressen zijn op 2 juli 2003 van die beslissing in kennis gesteld.
2.3. Eiseressen hebben op 24 september 2003 elk op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bij het gerechtshof te 's-Gravenhage klaagschriften ingediend tegen bedoelde beslissing van de officier van justitie. In deze klaagschriften is tevens verzocht om hen kennis te laten nemen van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het dossier in kwestie omvat ten minste ongeveer 400 pagina's (eiseressen spreken over "meer dan 600 pagina's").
2.4. Bij brief van 11 november 2003 heeft de griffier van het gerechtshof eiseressen bericht dat geen afschriften worden verstrekt van "artikel 12 zaken", maar dat de voorzitter van het hof - op verzoek - toestaat dat de klager en diens advocaat of gemachtigde kennisnemen van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Met verwijzing naar artikel 12f Sv is hieraan toegevoegd dat kennisneming geschiedt op de door de voorzitter te bepalen wijze. Dit standpunt van de voorzitter van de raadkamer van het hof is in overeenstemming met de vaste gedragslijn van het hof in beklagzaken op basis van artikel 12 Sv.
2.5. Bij brieven van 7 juni, 21 juni en 26 juli 2004 heeft de advocaat van eiseres sub 1 zowel het hof als het ressortsparket Den Haag verzocht om afschrift van het gehele dossier te verstrekken. Bij afzonderlijke brieven van 22 juni respectievelijk 29 juli 2004 hebben het hof en het ressortsparket deze verzoeken afgewezen. Beide brieven zijn ondertekend door "De griffier", en namens deze door een en dezelfde persoon.
2.6. Sinds 1992 zijn de strafgriffie van het hof en de administratie van het ressortparket (in elk geval deels) samengevoegd. Hieraan ligt thans een uit 2002 daterend convenant tussen het bestuur van het hof en de hoofdadvocaat-generaal van het ressortsparket ten grondslag. Hierin zijn onder meer de personele bevoegdheden ten opzichte van het administratieve personeel vastgelegd.
2.7. Eiseressen en hun advocaat (hebben) kunnen kennisnemen van het dossier door dit op enkele (zo nodig nader af te spreken) dagen in te zien bij het gerechtshof te Amsterdam.
2.8. De (mondelinge) behandeling van de klaagschriften van eiseressen staat gepland op 3 november 2004.
3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eiseressen vorderen - zakelijk weergegeven - (1) om gedaagde te veroordelen een kopie van het gehele dossier aan hun raadsman af te geven. Voorts vorderen zij gedaagde te veroordelen om (2) de in de slotzin van 2.5 bedoelde persoon te ontheffen van haar taken voorzover deze betrekking hebben op de behandeling van hun klaagschriften en (3) hun raadsman schriftelijk mededeling van die ontheffing te doen. Al het voorgaande op straffe van een dwangsom.
Daartoe voeren eiseressen - onder meer - het volgende aan.
Het dossier waarvan zij een afschrift wensen beslaat meer dan 600 pagina's, waardoor het enkele recht op inzage onvoldoende waarborgen biedt voor een "fair trial". De bedoeling achter het recht op inzage is immers een adequate voorbereiding van de procedure op grond van artikel 12 Sv en invulling te geven aan het begrip "equality of arms". Door slechts de mogelijkheid van inzage in het dossier is die bedoeling volledig illusoir geworden. Bovendien kan de raadsman van eiseressen hierdoor ook geen stukken uit het dossier ter inzage verstrekken aan deskundigen in het kader van een mogelijke contra-expertise. Dit klemt temeer nu het openbaar ministerie kennelijk wel het gehele strafdossier ter beschikking heeft gesteld aan de leden van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken en de officier van justitie zijn weigering om tot vervolging van betrokkene over te gaan ook baseert op de conclusies van deze Expertisegroep. Het argument van de voorzitter van het gerechtshof dat inzage wordt geweigerd op grond van privacyoverwegingen gaat niet op, nu de advocaat-generaal de stukken al aan derden - niet zijnde opsporingsambtenaren - heeft verstrekt.
De procedure op grond van artikel 12 Sv is in feite een civiele procedure met het openbaar ministerie als tegenpartij. Het is een algemeen beginsel van een behoorlijke procesorde dat beide procespartijen over dezelfde stukken beschikken, maar ook dat zij over dezelfde stukken als de rechter beschikken. Daarvan is hier geen sprake. Bovendien worden eiseressen ook op extra kosten gejaagd, daar hun raadsman zich bij het hof te Amsterdam moet vervoegen om de stukken daar in te zien. Hierdoor is veel meer tijd met de bestudering van het dossier gemoeid dan wanneer de raadsman een afschrift van het dossier zou hebben gekregen.
Het voorgaande brengt dan ook een schending van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) mee, welk artikel hier van toepassing is omdat sprake is van een onderzoek naar de gegrondheid van een "criminal charge" als bedoeld in dat artikel. Artikel 6 EVRM is temeer van toepassing daar de procedure op grond van artikel 12 Sv de enige route voor eiseressen is om vervolging af te dwingen en daarmee een schadevergoedingsvordering binnen het strafrecht in te stellen.
Voorts hebben het gerechtshof en het ressortsparket door toe te staan dat een en dezelfde medewerkster zowel het hof als het openbaar ministerie vertegenwoordigt op zijn minst de schijn van belangenverstrengeling en partijdigheid opgeroepen. Dit is in strijd met de leer van de scheiding der machten en brengt eveneens een schending van artikel 6 EVRM mee.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat voorzover nodig hierna zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Nu de vorderingen tegen de voorzitter van de raadkamer van het hof en tegen de advocaat-generaal, beiden in persoon, niet zijn gehandhaafd, resteert alleen de vordering tegen gedaagde. De raadsman van gedaagde heeft ter zitting meegedeeld dat de voorzitter van de raadkamer hem heeft gemachtigd om te verklaren dat gevolg zal worden gegeven aan de beslissing in dit kort geding indien onderdeel 1 van de vordering in enig opzicht slaagt.
4.2. Eiseressen leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat gedaagde - door zijn hierbij betrokken organen - jegens hen onrechtmatig heeft gehandeld. Hiermee is (in zoverre) de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval in kort geding, gegeven. Eiseressen hebben op zichzelf genomen ook een voldoende spoedeisend belang bij hun vorderingen (in samenhang met elkaar bezien). Ook in dat opzicht is de voorzieningenrechter dus bevoegd tot kennisneming van de vorderingen.
4.3.Onderdeel 1 van de vordering vormt de kern van hetgeen eiseressen met dit kort geding beogen. Zij wensen daarmee in wezen een bevel aan (de voorzitter van) de raadkamer van het gerechtshof of aan de advocaat-generaal tot afgifte van het gehele dossier (kopieën van alle "op de zaak betrekking hebbende stukken") van de beklagprocedure.
4.4. De wet legt blijkens het bepaalde in artikel 12f lid 2 Sv de beslissing op verzoeken tot kennisneming van het dossier (met inbegrip van verzoeken om afgifte van kopieën daarvan) in handen van een rechterlijke autoriteit, te weten de voorzitter van de raadkamer van het hof dat moet oordelen over het beklag. De wet voorziet niet in een rechtsmiddel tegen de beslissing van de voorzitter.
4.5. Opmerking verdient dat het hier niet gaat om de wens tot kennisneming van gedeelten van het dossier waarvan aan eiseressen, de klagers in die zaak, kennisneming is ontzegd op grond van de beslissing van de voorzitter zoals bedoeld in de laatste volzin van genoemd artikellid. Aangenomen moet worden dat de voorzitter van de raadkamer niet op deze grondslag bepaalde stukken heeft uitgezonderd van de mogelijkheid van kennisneming door eiseressen. Het gaat hier enkel om de afwijzing van hun verzoek om afgifte van kopieën van het gehele dossier aan hun advocaat.
4.6. Met het onder 4.4 beschreven wettelijke stelsel is een algemene bevoegdheid van een andere rechter - in dit geval de civiele voorzieningenrechter - om de voor deze beslissing aangewezen rechterlijke autoriteit te bevelen tot het doen van die afgifte, niet te rijmen. De wet kent immers een gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Een vordering in kort geding kan niet worden gebruikt als verkapt appèl.
4.7. Deze regel lijdt wellicht uitzondering in zeer uitzonderlijke gevallen, waarin fundamentele eisen ter waarborging van een behoorlijke rechtsgang zijn geschonden en deze schending niet anders dan door een onmiddellijke maatregel in kort geding kan worden hersteld.
4.8. Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich hier niet voor; alleen al niet doordat aangenomen moet worden dat eiseressen bij hun verhoor in raadkamer bij het hof naar voren kunnen brengen dat zij menen in hun fundamentele rechten te zijn geschaad. Als zij gelijk hebben met hun stelling dat hier sprake is van een ernstige schending van hun rechten, kan ook de uitsluiting van cassatieberoep worden doorbroken. Gelet op dit een en ander dient in dit kort geding iedere inhoudelijke beoordeling van deze stelling van eiseressen achterwege te blijven.
4.9. Ten overvloede, en louter bezien naar de praktische uitwerking van de gewraakte gedragslijn van het hof, kan hieraan worden toegevoegd dat het toelaten van een (ruim bemeten, gedurende enkele dagen uit te oefenen) recht op inzage van een dossier waarschijnlijk niet uitsluit dat een of meer van de tot inzage gerechtigde personen de inhoud van het dossier geheel of grotendeels overschrijven (of natekenen, voorzover het om afbeeldingen gaat, dan wel inspreken op een geluidsband en de opgenomen tekst later uittypen). Daarmee kan een ongelijkheid ontstaan tussen de belanghebbenden die daarvoor de tijd, de vaardigheid en de middelen hebben en degenen bij wie dat niet het geval is. Ook dit is echter een aspect dat zich in deze zaak onttrekt aan de beslissing door de civiele voorzieningenrechter.
4.10. Onderdeel 1 van de vordering slaagt dus niet voorzover het zich - via gedaagde - richt tegen de voorzitter van de raadkamer van het hof.
4.11. Ditzelfde lot treft dit onderdeel voorzover gericht tegen de advocaat-generaal. Nu het beklag in behandeling is bij het hof, ligt de beslissing over de mogelijkheid van kennisneming, met inbegrip van de wijze waarop deze kan geschieden, bij uitsluiting in handen van de voorzitter van de raadkamer.
4.12. De onderdelen 2 en 3 van de vordering van eiseressen strekken tot een bepaalde maatregel (respectievelijk de mededeling daarvan aan hun raadsman) inzake de door hen genoemde medewerkster van de griffie van het hof en van het ressortsparket met wie de raadsman over de kwestie heeft gecorrespondeerd.
4.13. De vraag of voor deze maatregel enige rechtsgrond bestaat, kan onbesproken blijven. Bij een dergelijke voorziening hebben eiseressen immers geen (spoedeisend) belang. Het is hun immers te doen om de door hen gewenste vorm van kennisneming van het dossier in kwestie, ter wille van hun positie in het aanhangige beklag. Dáárvoor bestaat, zoals overwogen, geen grond. De gevorderde maatregel tegen de betrokken medewerkster maakt dit niet anders. Een reëel belang van eiseressen bij een (naar zijn aard ook nog slechts voorlopig) rechterlijk oordeel over de rechtmatigheid van de samenvoeging van bepaalde administratieve taken van het hof en van het ressortsparket, of over het optreden van de bedoelde medewerkster daarin, valt niet te ontwaren. Een zodanig oordeel dient dan ook achterwege te blijven.
4.14. Ten overvloede wordt op dit punt nog overwogen dat - wat er verder ook zij van de hier bedoelde samenvoeging - uit niets blijkt (i) dat de medewerkster in kwestie in dit geval méér heeft gedaan dan het doorgeven van standpunten van respectievelijk de voorzitter van de raadkamer en de advocaat-generaal, of (ii) dat deze rechterlijke ambtenaren daarin niet zelfstandig, vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, zijn opgetreden.
4.15. Ook de onderdelen 2 en 3 van de vordering worden dus afgewezen.
4.16. Eiseressen zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor het honoreren van hun verzoek om de proceskosten tussen partijen te compenseren - waarbij elke partij de eigen kosten zou moeten dragen - bestaat geen grondslag.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseressen in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 944,--, waarvan € 703,-- aan salaris procureur en € 241,-- aan griffierecht;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
mg