Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2465

Datum uitspraak2004-09-21
Datum gepubliceerd2004-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07/230158-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Valsheid in geschrift/ oplichting door gemeenteambtenaar, strafmaat.


Uitspraak

Strafkamer te Lelystad Parketnummer: 07.230158-03 Uitspraak: 21 september 2004 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte], wonende te [woonplaats verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gevonden op 07 september 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J.H. Damman, advocaat te Amersfoort. De officier van justitie, mr. M.A. Bult, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van het voorarrest, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een geldboete ten bedrage van € 25.000,-- subsidiair 260 dagen hechtenis. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt gewijzigde tenlastelegging) De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad. BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 2: Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Feit 3: Als ambtenaar een gift of belofte aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht te handelen, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank ziet aanleiding, naast het opleggen van een hoge geldboete, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, een voorwaardelijke vrijheidsstraf van behoorlijke omvang aan verdachte op te leggen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en de hoogte van de straf met het navolgende rekening gehouden. Verdachte is sinds 1989 actief geweest als bouwkundig ambtenaar bij de gemeente [gemeenteplaats]. Daarnaast heeft verdachte met toestemming van zijn werkgever in 1993 een eigen bouwkundig teken- en adviesbureau opgericht onder de beperkende voorwaarde dat hij met zijn bureau niet actief zou zijn binnen de gemeente [gemeenteplaats]. Verdachte heeft in de loop der jaren als bouwkundig ambtenaar bij de gemeente [gemeenteplaats] een zodanige positie verworven, dat hij de facto de belangrijkste stem had inzake de goedkeuring van offertes en bestekken als ook inzake de gunning van (ver)bouwprojecten door de gemeente. Verdachte bekleedde dan ook een functie die een grote verantwoordelijkheid meebrengt, die niet beperkt is tot bouwkundige kwesties en financiële consequenties voor de gemeente, maar die ook geldt ten aanzien van een zodanig transparante besluitvorming van de gemeente, dat duidelijk is dat de gemeente op goede en ook eerlijke gronden tot gunning van opdrachten aan een bepaald bedrijf komt. Verdachte’s handelen staat echter haaks op dit laatste, nu hij zijn eigen belangen verstrengeld heeft met die van de gemeente [gemeenteplaats]. Door het handelen van verdachte is ook niet controleerbaar of en zo ja, in hoeverre de (ver)bouwprojecten van de gemeente [gemeenteplaats] voor een lagere prijs tot stand hadden kunnen komen. Verdachte heeft door zijn corrupte handelen dan ook flinke schade toegebracht aan het vertrouwen dat de burger moet kunnen stellen in de integriteit van de overheid en haar ambtenaren. Verdachte heeft bovendien er blijk van gegeven, dat hij heel bewust de fout in is gegaan. Hij is immers bijzonder verhullend te werk gegaan door de door hem ten behoeve van projecten binnen de gemeente [gemeenteplaats] verrichte - door de gemeente verboden - tekenwerkzaamheden (verricht door zijn eigen onderneming) door middel van valse facturen in rekening te brengen. Aan de andere kant heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat verdachte een betrokken en bijzonder gedreven ambtenaar is geweest, die na een ambtelijke loopbaan van 36 jaar oneervol is ontslagen door de gemeente [gemeenteplaats]. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat de organisatie binnen de afdeling bouwkunde zodanig is geweest, dat verdachte een te cruciale en overheersende rol heeft kunnen verwerven. Met name deze laatste omstandigheden maken dat de rechtbank niet zal overgaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hoewel de ernst van de bewezenverklaarde feiten dit wel rechtvaardigt. Bij haar beslissing heeft de rechtbank bovendien rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 10 augustus 2004 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst; - een voorlichtingsrapport d.d. 30 augustus 2004 uitgebracht door de Stichting Reclassering Nederland. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 27, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 25.000,-- (vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 260 dagen. Aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mrs. G.J.J.M. Essink en A.A. Renken, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2004. Mr. Renken voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen