
Jurisprudentie
AR2475
Datum uitspraak2004-09-07
Datum gepubliceerd2004-09-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/6093 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-09-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/6093 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering WAO-uitkering op de grond dat betrokkene minder dan 15% arbeidsongeschikt is.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/6093 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
H. Jakoby, wonende te Delft, appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 28 oktober 2002, nummer AWB 01/3404 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 27 juli 2004, waar appellant in persoon is verschenen, en waar namens gedaagde is verschenen M.L. Turnhout, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 28 augustus 2001, verder: het bestreden besluit, heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen een besluit van 15 mei 2001, waarbij appellant met ingang van 22 mei 2001 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is geweigerd, omdat gedaagde hem op die datum voor minder dan 15% arbeidsongeschikt in de zin van die wet acht.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak is uiteengezet waarom de rechtbank zich met de door de verzekeringsarts vastgestelde en door de bezwaarverzekeringsarts geaccordeerde belastbaarheid van appellant heeft kunnen verenigen en waarom de rechtbank de voor appellant geselecteerde functies voor hem geschikt acht op de datum in geding.
De Raad dient thans de vraag te beantwoorden of de rechtbank bij de aangevallen uitspraak terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten.
Die vraag beantwoordt de Raad bevestigend. Hij kan zich met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen waarop dat oordeel steunt, verenigen.
In hoger beroep is door appellant een verklaring van de huisarts van 20 juni 2001 overgelegd. In die verklaring wordt onder meer vermeld dat de huisarts geen duidelijke afwijkingen heeft kunnen constateren die de knieklachten veroorzaken. De huisarts stelt voorts dat een röntgenfoto een mogelijke irritatie van de knieschijf laat zien, welke te behandelen is door het trainen van de beenspieren in combinatie met gewichtsvermindering.
Uit deze brief van de huisarts kan de Raad niet afleiden dat de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts door appellant voor knie- en rugsparend werk geschikt te achten zijn belastbaarheid hebben overschat.
De Raad merkt nog op dat de beschikbare gegevens voldoende informatie bevatten omtrent de gezondheidstoestand van appellant op de in geding zijnde datum om tot een verantwoord oordeel te komen.
Aan de eigen, niet met medische gegevens onderbouwde, mening van appellant met betrekking tot zijn gezondheidstoestand kan de Raad niet dat gewicht toekennen dat appellant, zoals hij ter zitting heeft betoogd, daaraan gehecht wil zien.
De aangevallen uitspraak is naar het oordeel van de Raad met juistheid gewezen; zij komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van J.W. Engelhart als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 september 2004.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) J.W. Engelhart.
MR