Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2494

Datum uitspraak2004-06-24
Datum gepubliceerd2004-09-23
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/4473 WUV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing gevraagde voorzieningen voor oorlogsgetroffene. Balneotherapie en abonnement bij fitness-instituut .


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/4473 WUV U I T S P R A A K in het geding tussen: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder dagtekening 31 juli 2003, kenmerk JZ/B70/2003/0518, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet). Tegen dit besluit heeft eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift heeft eiseres aangegeven waarom zij het met dit besluit niet eens is. Verweerster heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 13 mei 2004 waar eiseres in persoon is verschenen, vergezeld van haar gemachtigde A. de Leeuw te Almere. Namens verweerster is drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad, ter zitting verschenen. II. MOTIVERING Blijkens de gedingstukken is eiseres, geboren in 1944, in 1994 met toepassing van artikel 3, tweede lid, oud, van de Wet gelijkgesteld met de vervolgde in de zin van de Wet. In het verleden is aanvaard dat de psychische en psychosomatische klachten (waaronder rug-, buik- en hoofdpijnklachten) van eiseres in overwegende mate in verband staan met de door haar vader ondergane vervolging. Eiseres ontvangt een periodieke uitkering op grond van de Wet en in het verleden zijn aan haar enkele bijzondere voorzieningen toegekend. In mei 2001 heeft eiseres bij verweerster vervolgaanvragen ingediend om toekenning van voorzieningen terzake van een verblijf in een kuuroord (balneotherapie) in Roemeniƫ gedurende drie weken en terzake van een abonnement bij een fitness-instituut ten behoeve van cardio-fitness. Bij besluit van 11 oktober 2002, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 31 juli 2003, heeft verweerster beide vervolgaanvragen met toepassing van de artikelen 20 en 21 van de Wet afgewezen, aangezien er geen medische noodzaak of medisch-sociale wenselijkheid was vastgesteld voor de gevraagde voorzieningen op grond van de klachten van eiseres waarvan was erkend dat zij in verband staan met haar tweede generatieproblematiek. Eiseres heeft zich in beroep tegen dit besluit op het standpunt gesteld dat de afwijzing van haar aanvragen niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, aangezien deze is gebaseerd op gegevens van voorgaande jaren. Uit recente verklaringen van de haar behandelend zenuwarts Prins blijkt wel degelijk dat de gevraagde voorzieningen medisch noodzakelijk zijn, aldus eiseres. Dienaangaande overweegt de Raad het volgende. Verweersters besluit van 11 oktober 2002, inhoudende dat er geen medische noodzaak of medisch-sociale wenselijkheid voor de onderhavige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 20 en 21 van de Wet kan worden aangenomen, berust op het medisch advies van de geneeskundig adviseur van verweerster dat is uitgebracht naar aanleiding van de onderhavige vervolgaanvragen van eiseres. Aan dit advies ligt een eigen onderzoek van deze geneeskundig adviseur ten grondslag dat is gebaseerd op het medisch dossier van eiseres, alsook op opgevraagde actuele informatie van de huisarts van eiseres en van de haar behandelende zenuwarts Prins. Verweerster heeft voorts, in het kader van de bezwaarschriftprocedure, advies ingewonnen bij een andere geneeskundig adviseur die niet bij de voorbereiding van het besluit van 11 oktober 2002 betrokken was geweest. Ook in het kader van het totstandkomen van diens advies is aanvullend actuele informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en bij de zenuwarts Prins. Tevens is daarbij de nadere brief van de zenuwarts Prins van 3 juni 2003 betrokken. Beide geneeskundig adviseurs zijn tot de conclusie gekomen dat er geen medische noodzaak of medisch-sociale wenselijkheid bestaat voor de aangevraagde voorzieningen. In het medisch advies dat in de bezwaarfase is uitgebracht is daartoe aangegeven dat de aangevraagde kuuroordbehandeling niet is ingebed in een behandelplan van de zenuwarts Prins, maar door haar is aangeraden voor psychosomatische gewrichts- en spierklachten. Daarbij neemt de geneeskundig adviseur in aanmerking dat balneotherapie een behandelvorm voor somatische klachten van het bewegingsapparaat is en geen behandeling voor psychosomatische aandoeningen. Ten aanzien van het cardio-fitness-abonnement heeft hij in zijn advies aangegeven dat in het algemeen lichamelijke activiteiten een gunstig effect kunnen hebben op de stemming, maar dat daarmee nog geen sprake is van een medische noodzaak voor fitness-training. Hij wijst er voorts op dat eiseres causale psychische klachten heeft en dat haar hartklachten, gewrichtsklachten en spierpijn daarmee samenhangen, en niet als zelfstandige causale ziekten of gebreken kunnen worden beschouwd. De Raad overweegt dat de door verweerster ontvangen medische gegevens en de brief van 3 juni 2003 die de zenuwarts Prins aanvullend aan verweerster heeft doen toekomen geen informatie bevatten op grond waarvan getwijfeld zou kunnen worden aan de juistheid van het aan verweerster uitgebrachte medisch advies. De Raad acht hiertoe beslissend dat balneotherapie naar haar aard is gericht op het behandelen van klachten van het bewegingsapparaat en zich niet primair richt op het behandelen van psychische dan wel psycho-somatische klachten. Gelet op deze specifieke gerichtheid van de therapie kan de Raad de geneeskundig adviseur van verweerster volgen in zijn opvatting dat deze therapie niet medisch noodzakelijk kan worden geacht bij de behandeling van de causale psychische klachten van eiseres, ondanks de omstandigheid dat deze therapie aan eiseres is geadviseerd door haar psychotherapeute en ondanks de omstandigheid dat eiseres hierbij kennelijk baat heeft gehad. Met betrekking tot het cardio-fitnessprogramma dat eiseres al sinds 1997 volgt geldt - mutatis mutandis - in wezen hetzelfde, waarbij de Raad nog opmerkt dat het hier in beginsel gaat om een lichamelijke training die past in een normaal hedendaags levenspatroon. Gelet op het voorgaande, heeft verweerster zich naar het oordeel van de Raad bij het nemen van het bestreden besluit kunnen baseren op het aan haar uitgebrachte medisch advies. Ook overigens is de Raad, gelet op hetgeen in beroep is aangevoerd, niet gebleken dat het bestreden besluit niet op goede gronden berust. Het beroep van eiseres dient ongegrond te worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om verweerster met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de proceskosten van eiseres. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van mr. C. Dierdorp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2004. (get.) G.L.M.J. Stevens. (get.) C. Dierdorp. HD 01.06