Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2521

Datum uitspraak2004-09-16
Datum gepubliceerd2004-09-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200404750/4
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 3 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Barneveld het uitwerkingsplan "De Eilanden-West" vastgesteld.


Uitspraak

200404750/4. Datum uitspraak: 16 september 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 3 februari 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Barneveld het uitwerkingsplan "De Eilanden-West" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 april 2004, no. RE2004.14106, beslist over de goedkeuring van het uitwerkingsplan. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 6 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 9 juni 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 13 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 augustus 2004, waar verzoeker bij monde van J. Nap, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.H. Meijer, advocaat te Apeldoorn, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders van Barneveld, vertegenwoordigd door ing. A. Bosveld en G. Rekker, ambtenaren van de gemeente, daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het voorliggende plan betreft een uitwerking van het bestemmingsplan De Burgt I, dat de gemeenteraad op 30 maart 1999 heeft vastgesteld en verweerder bij zijn besluit van 19 oktober 1999 gedeeltelijk heeft goedgekeurd. Het uitwerkingsplan heeft betrekking op het gebied van 6,07 ha dat wordt begrensd door de Traa, de Beekzone, de Woudseweg en de Boog. Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van 128 woningen. Bij zijn bestreden besluit heeft verweerder het uitwerkingsplan goedgekeurd. 2.3.    Verweerder acht het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Volgens hem voldoet het plan aan de uitwerkingsregels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Verweerder heeft ingestemd met de beoordeling door het college van burgemeester en wethouders van de zienswijze van verzoeker. Dit komt erop neer dat verweerder van mening is dat de beekzone zich niet slechts uitstrekt over het plangebied van het bestemmingsplan De Burgt I, maar over het gehele gebied van de woonwijk De Burgt dat ligt tussen de Plantagelaan en de Lunterseweg. Verder deelt verweerder het standpunt van het college van burgemeester en wethouders dat de woningdichtheid per netto woongebied 31,4 woningen per ha bedraagt en dat dit een iets lagere dichtheid is dan in de uitbreidingsplannen De Beekakkers en De Tuinen. 2.4.    Verzoeker stelt dat verweerder het uitwerkingsplan ten onrechte heeft goedgekeurd. Hij is van mening dat dit plan in strijd is met het bestemmingsplan dat hieraan ten grondslag ligt. In dit kader betoogt verzoeker dat artikel 5, zesde lid, onder b, van de voorschriften van het bestemmingsplan De Burgt I met zich brengt dat binnen het plangebied van De Burgt I 8 ha beekzone dient te worden gerealiseerd langs de Barneveldse Beek. De omvang van de beekzone in het in geding zijnde uitwerkingsplan is echter te klein om deze oppervlakte te kunnen behalen. In het uitwerkingsplan en de uitwerking De Beekakkers is slechts voorzien in ongeveer 5,5 ha beekzone in plaats van 8 ha. In samenhang hiermee brengt verzoeker tevens naar voren dat het aantal woningen dat is voorzien in het uitwerkingsplan, veel hoger is dan in het bestemmingsplan De Burgt I is opgenomen en dat dit ten koste gaat van de beekzone. 2.5.    In het bestemmingsplan De Burgt I is een strook van 60 meter breed ten zuiden van de Barneveldse Beek aangewezen voor “Groen en water”. Deze gronden zijn onder meer bestemd voor groen, paden en water. De gronden direct ten zuiden van deze strook hebben hierin de bestemming “Uit te werken woondoeleinden”. Van deze gronden heeft een strook van ongeveer 50 meter tevens de aanduiding “beekzone”. Ingevolge artikel 5, zesde lid, onder b, van de voorschriften van dat plan wordt langs de Barneveldse Beek voorzien in de aanleg van een ecologische groene zone, hierna te noemen beekzone, van wisselende breedte, die nergens smaller mag zijn dan 50 meter en nergens breder mag zijn dan 110 meter. De totale oppervlakte moet minimaal 8 ha bevatten. 2.5.1.    De Voorzitter stelt vast dat in het bestemmingsplan niet met zoveel woorden tot uitdrukking is gebracht over welk gebied deze zogeheten beekzone zich uitstrekt. Het college van burgemeester en wethouders heeft gemotiveerd aangegeven dat deze zone niet beperkt is tot het gebied tussen de Plantagelaan en de Woudseweg, maar ook het gebied omvat dat tussen de Woudseweg en de Lunterseweg ligt. Het college heeft dit standpunt doen steunen op het stedenbouwkundig plan voor het woongebied De Burgt van juli 1996 dat aan het bestemmingsplan ten grondslag ligt, de toelichting op het bestemmingsplan en op een argument dat is ontleend aan de systematiek van het bestemmingsplan. De Voorzitter is uit de stukken noch ter zitting aannemelijk geworden dat deze uitleg van het desbetreffende voorschrift van het bestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders onjuist is. 2.5.2.    Verder voorziet het bestemmingsplan De Burgt I in artikel 5, tweede lid, onder b, van de voorschriften in de bouw van circa 150 woningen in het gebied De Beekrand (waaronder Eilanden-West). Weliswaar omvat het in geding zijnde uitwerkingsplan niet het gehele gebied De Beekrand, en is gebleken dat het gemeentebestuur van plan is om in de toekomst hier nog eens 48 woningen te bouwen, dit neemt niet weg dat in dit argument in deze procedure geen grond kan worden gevonden om tot schorsing van het goedkeuringsbesluit omtrent het uitwerkingsplan over te gaan. Immers met het hier aan de orde zijnde uitwerkingsplan tezamen met de uitwerkingsplannen De Tuinen en De Beekakkers wordt de uitwerkingsregel in artikel 6, onder b, van het bestemmingsplan waarin is bepaald dat het totaal aantal woningen in de uitwerkingsplannen niet meer mag bedragen dan 970 woningen, niet overschreden. 2.6.    Gelet op het voorgaande, is de Voorzitter van oordeel dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking komt. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat. w.g. Van Buuren    w.g. Kooijman Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2004 177/---.