Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2522

Datum uitspraak2004-09-16
Datum gepubliceerd2004-09-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200404819/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen het wijzigingsplan “Emmen, industrie- en bedrijventerrein Bargermeer” vastgesteld.


Uitspraak

200404819/2. Datum uitspraak: 16 september 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], gevestigd te Emmen, en het college van gedeputeerde staten van Drenthe, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Emmen het wijzigingsplan “Emmen, industrie- en bedrijventerrein Bargermeer” vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 21 juli 2003, kenmerk RW/A5/2003006346, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan. Bij uitspraak van 24 maart 2004, no. 200306228/1, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dit besluit vernietigd. Bij besluit van 13 april 2004, kenmerk RW/A13/2004003336, heeft verweerder opnieuw over de goedkeuring van het wijzigingsplan beslist, voorzover de Afdeling bij genoemde uitspraak van 24 maart 2004 niet zelf voorziend goedkeuring aan het wijzigingsplan heeft onthouden. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 11 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2004, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 augustus 2004, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door mr. W.G.C. Wijsman, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. ing. A.T. Hiddema, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door F. Agteres, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het wijzigingsplan, voorzover thans in geding (verder te noemen: het wijzigingsplan), voorziet in de vestiging van een prostitutiebedrijf op het perceel [locatie] te Emmen. Het wijzigingsplan is gebaseerd op artikel O, vierde lid, van de voorschriften van de “Partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven” (hierna: het bestemmingsplan).    Bij het bestreden besluit heeft verweerder het wijzigingsplan goedgekeurd. 2.3.    Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan en verzoekt schorsing van het bestreden besluit. Hij voert aan dat met zijn belangen onvoldoende rekening is gehouden. Verzoeker stelt in dit verband onder meer dat de vestiging van het prostitutiebedrijf zal leiden tot een aantasting van de goede naam van zijn garagebedrijf. Hij vreest dat klanten zullen wegblijven. Voorts wijst hij op mogelijke geluids- en verkeersoverlast en parkeerproblemen. Daarnaast is hij van mening dat alternatieve locaties onvoldoende zijn onderzocht. 2.4.    Verweerder stelt zich op het standpunt dat het wijzigingsplan in overeenstemming is met de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden. Voorts acht hij de vestiging van een prostitutiebedrijf op een bedrijventerrein uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar. 2.5.    Ingevolge artikel O, tweede lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voorzover hier van belang, is het verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken of delen daarvan te gebruiken ten behoeve van het prostitutie- en of escortbedrijf.    Ingevolge artikel O, vierde lid, voorzover hier van belang, kan het college van burgemeester en wethouders in afwijking van het bepaalde in het tweede lid en overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het gebruik van gebouwen binnen de op bijlage 1 aangegeven bestemmingsplannen wijzigen ten behoeve van de vestiging van een prostitutie- en/of escortbedrijf, mits (…) de locatie aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid en mits kan worden voorzien in een voldoende aantal parkeerplaatsen en de toe te voegen bedrijfsfunctie in relatie tot het aanwezige woon- en leefklimaat respectievelijk de bestaande functioneel-ruimtelijke structuur van de omgeving (…) als passend kan worden beschouwd. 2.6.    De Voorzitter overweegt dat met het bestaan van de door verweerder goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van verweerder onverlet om in de besluitvorming omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd. 2.7.    De Voorzitter acht vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat de locatie uit het oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid niet geschikt zou zijn voor de vestiging van een prostitutiebedrijf. Voorts is vooralsnog niet voldoende aannemelijk gemaakt dat niet kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Daarbij is in aanmerking genomen dat blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting in het prostitutiebedrijf niet meer dan zes werkkamers zijn toegestaan, op het naastgelegen terrein ongeveer tien parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd en voorts parkeren op de openbare weg mogelijk is. Evenmin is aannemelijk geworden dat de vestiging van het prostitutiebedrijf afbreuk zal doen aan de bestaande functioneel-ruimtelijke structuur op het bedrijventerrein Bargermeer. Hiervan uitgaande is aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan voldaan.    Daarnaast acht de Voorzitter de ruimtelijke uitstraling van het prostitutiebedrijf niet zodanig dat verweerder bij de afweging van de belangen in redelijkheid zwaarder gewicht had moeten toekennen aan de belangen van verzoeker dan aan de belangen die met het verplaatsen van het prostitutiebedrijf gemoeid zijn.    Voorzover verzoeker nog heeft aangevoerd dat het college van burgemeester en wethouders in juli 2002 had besloten niet tot vaststelling van het ter visie gelegde ontwerp-wijzigingsplan ten behoeve van de vestiging van een prostitutiebedrijf op de betreffende locatie over te gaan, acht de Voorzitter ter zitting voldoende toegelicht waarom het college nadien zijn standpunt heeft gewijzigd.    Het voorgaande in aanmerking genomen verwacht de Voorzitter niet dat het goedkeuringsbesluit in de bodemprocedure zal worden vernietigd.    Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat. w.g. Van Buuren    w.g. Prins Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2004 363.