
Jurisprudentie
AR2526
Datum uitspraak2004-09-16
Datum gepubliceerd2004-09-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406515/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-09-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406515/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 14 oktober 2002 heeft verzoeker (hierna: de burgemeester) aan Ero World Eindhoven B.V. vergunning verleend voor het exploiteren van een seksinrichting gelegen aan de Kleine Berg 34 - 34a te Eindhoven.
Uitspraak
200406515/2.
Datum uitspraak: 16 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de burgemeester van Eindhoven,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 juni 2004 in het geding tussen:
Stichting De Bergen, gevestigd te Eindhoven
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2002 heeft verzoeker (hierna: de burgemeester) aan Ero World Eindhoven B.V. vergunning verleend voor het exploiteren van een seksinrichting gelegen aan de Kleine Berg 34 - 34a te Eindhoven.
Bij besluit van 6 mei 2003 heeft de burgemeester het daartegen door Stichting De Bergen (hierna: de Stichting) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 juni 2004, verzonden op 28 juni 2004, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de burgemeester, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, een nieuw besluit dient te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 september 2004, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. L.A. Sluiter, ambtenaar bij de gemeente, en de Stichting, vertegenwoordigd door haar voorzitter Ing. I.G.T.M. Op de Macks, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek is erop gericht dat wordt bepaald dat de burgemeester in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep niet opnieuw met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank behoeft te beslissen op het door de Stichting gemaakte bezwaar.
2.3. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de bij de seksinrichting behorende seksbioscoop en de seksautomatenhal niet onder de bestemming “woondoeleinden” als bedoeld in artikel 12 van het bestemmingsplan “Eindhoven binnen de Ring” kunnen worden begrepen.
Artikel 12.1 van de bestemmingsplanvoorschriften bepaalt dat op de kaart voor woondoeleinden aangewezen gronden primair zijn bestemd voor:
a. wonen met daarbij behorende erven en (parkeer)voorzieningen en secundair voor:
b. detailhandel en aanverwante dienstverlening alsmede de daarbij behorende herstellings- en/of produktieruimte;
(...)
De burgemeester acht het oordeel van de rechtbank dat, wil sprake zijn van aanverwante dienstverlening vereist is dat de detailhandelsactiviteiten naar ruimtelijk beslag en aandeel in de omzet de hoofdmoot van de bedrijfsactiviteiten vormen en de met de detailhandelsactiviteiten samenhangende dienstverlening een ondergeschikt aandeel zal moeten hebben in het totaal, onjuist. Voor deze uitleg kan, naar hij stelt, geen grondslag worden gevonden in de in het bestemmingsplan neergelegde begripsomschrijvingen. Daarbij heeft hij er op gewezen dat het begrip detailhandel blijkens de daarvan in artikel 1 onder m gegeven beschrijving op zichzelf al de daarvan deel uitmakende of direct daarop aansluitende publieksgerichte dienstverlening omvat, maar dat in artikel 12.1 daarnaast het begrip aanverwante dienstverlening is opgenomen om bedrijfsactiviteiten als een hakkenbar of stomerij mogelijk te maken die geen directe relatie met detailhandel als zodanig hebben.
2.4. Het betoog van de burgemeester dient finaal te worden beoordeeld door de Afdeling bij de behandeling van het geschil in de bodemprocedure. De Voorzitter acht op voorhand niet uitgesloten dat anders dan de rechtbank wordt geoordeeld dat de seksbioscoop en de seksautomatenhal zijn aan te merken als aanverwante dienstverlening als bedoeld in artikel 12.1, aanhef en onder b, van het bestemmingsplan en de Afdeling tot een vernietiging van de aangevallen uitspraak komt. Nu bovendien de stukken en het verhandelde ter zitting de Voorzitter geen reden geven te veronderstellen dat de Stichting een spoedeisend belang heeft bij een nieuwe beslissing op bezwaar, ziet de Voorzitter aanleiding voor het treffen van de hierna te melden voorlopige voorziening.
2.5. Het verzoek komt voor toewijzing in aanmerking.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat de burgemeester geen nieuwe beslissing op het bezwaar van Stichting De Bergen behoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Hoovers-Backaert, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Hoovers-Backaert
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2004
367.