
Jurisprudentie
AR2575
Datum uitspraak2004-09-22
Datum gepubliceerd2004-09-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers244206 HA VERZ 04-682
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2004-09-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers244206 HA VERZ 04-682
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
kantonzaak; ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen ondanks verwijt aan werkneemster i.v.m. reintegratie en ondanks nieuwe politieke wind
Uitspraak
R E C H T B A N K Z W O L L E – L E L Y S T A D
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 244206 HA VERZ 04-682
datum : 22 september 2004
BESCHIKKING
OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
de besloten vennootschap WAVIN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
verzoekende partij, verder te noemen werkgeefster,
gemachtigde mr. C.D.M. Blom, advocaat te Amsterdam,
tegen
[WERKNEEMSTER]
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen werkneemster,
gemachtigde mr. M.A.J. Aerts, verbonden aan ARAG te Leusden.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 27 juli 2004 en nagekomen productie 11 tot en met 13
- het verweerschrift.
De mondelinge behandeling is gehouden op 13 september 2004.
Verschenen zijn:
- werkgeefster bij mw. P. Haisma, personeelsmanager, en W. Kollmer, HRM-directeur
- werkneemster
- gemachtigden voornoemd.
Het geschil
Werkgeefster verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werkneemster vanwege ernstig verstoorde verhoudingen, vooral als gevolg van het feit dat werkneemster niet meewerkt aan het behandelplan tijdens reïntegratie.
Werkneemster bepleit primair afwijzing, en subsidiair een vergoeding volgens de neutrale kantonrechtersformule.
De beoordeling
1.
Werkneemster, nu [x] jaar, is op [datum] na een uitzend- en detacheringsperiode vanaf [datum] bij werkgeefster in dienst getreden als inkoopassistent tegen een salaris van laatstelijk € 1930 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag bij een volledige arbeidsomvang.
Vanaf [datum] is werkneemster volledig arbeidsongeschikt. Zij is op [datum] opgenomen op de PAAZ-afdeling in een ziekenhuis, in [maand] naar huis gegaan en in [maand] op advies van de behandelend klinisch psycholoog van het ziekenhuis begonnen met een dagbehandeling, die door werkneemster in [maand] is afgebroken. In [maand] heeft werkgeefster loondoorbetaling opgeschort.
2.
Werkgeefster voert aan dat het, om persoonlijke redenen, vroegtijdig stoppen van ingeslagen trajecten de rode draad is in de arbeidsrelatie met werkneemster.
Zij is eerder wegens psychische klachten uitgevallen en wel op [datum]; per [datum] is zij volledig hersteld verklaard. In de tussenliggende periode heeft werkneemster op kosten van werkgeefster begeleiding van bedrijfsmaatschappelijk werk gehad en een sociale vaardigheidstraining gevolgd. Zij heeft op arbeidstherapeutische basis gewerkt. Na een intake bij CENZO is werkneemster in [maand] voor een langdurige behandeling tot [datum] aangemeld; deze therapie heeft zij gestaakt op [datum].
Kort na de hersteldatum van [datum] is werkneemster wegens ziekte uitgevallen van [datum] tot [datum].
Hoewel de procedure voor het aanvragen van part time-werk in de zomer van 2002 was uitgelegd door werkgeefster, heeft werkneemster in afwijking van die procedure via de bedrijfsarts bewerkstelligd dat zij van [datum] tot [datum] part time zou kunnen werken, anders zou zij zich ziek melden. Werkneemster heeft vervolgens weer eenzijdig besloten per [datum full time te gaan werken.
Op [datum] heeft werkneemster aan de bedrijfsarts meegedeeld dat zij zich ziek voelde en geen werkplezier meer had. De bedrijfsarts heeft haar gewezen op het Mobiflex-traject en haar hersteld geacht per [datum] Werkneemster is niettemin tot [datum] thuisgebleven zonder overleg met werkgeefster.
Op [datum] heeft werkgeefster een gesprek met werkneemster gevoerd over het Mobiflex-traject. Afgesproken is dat zij tussen [datum] en [datum] een loopbaantraject daar zou volgen, gericht op werk elders. Op [datum] heeft werkneemster dit traject eenzijdig beëindigd en zij heeft te kennen gegeven bij werkgeefster te willen blijven. Op [datum] is zij volledig arbeidsongeschikt geraakt, welke situatie thans voortduurt, terwijl werkneemster vanaf [datum] het behandelplan niet volgt en geen second opinion heeft aangevraagd voorafgaande aan het indienen van dit ontbindingsverzoek. Zowel de behandelend deskundige als de bedrijfsarts heeft hervatting van de therapie geadviseerd met het oog op duurzame reïntegratie. Werkneemster heeft dat niet gedaan en handelt aldus in strijd met haar verplichting om redelijke reïntegratievoorschriften op te volgen. De bedrijfsarts is van mening dat eventuele opname in Hezeroord geen therapie oplevert conform de gestelde diagnose.
Hiernaast neemt werkgeefster het werkneemster kwalijk dat zij in [datum] bij een gesprek over de naderende WAO-keuring, werkgeefster ineens verweet dat zij seksueel geïntimideerd zou zijn zonder dat werkgeefster daar iets tegen gedaan had, en dat zij verkeerd zou zijn ingeschaald.
3.
Werkneemster merkt op dat alle problemen tot eind 2003 in goede harmonie zijn opgelost, zodat het hier eigenlijk slechts om haar ziekte vanaf oktober 2003 gaat.
Zij betwist wel dat zij het Mobiflextraject wilde volgen omdat ze het in haar eigen baan niet naar haar zin had. Zij wilde zich oriënteren omdat werkgeefster mogelijk ging reorganiseren.
De therapie die zij vanaf februari 2004 moest volgen beviel haar niet. Volgens haar is de behandelend arts ook akkoord met een alternatief via de RIAGG. Dat duurt evenwel enige tijd in verband met een wachtlijst daar. Ondertussen heeft werkneemster zich voor behandeling tot een andere kliniek, Hezeroord, gewend.
Inmiddels heeft zij ook een second opinion aangevraagd over de wijze van reïntegratie, waarvan nog geen uitslag bekend is.
Volgens werkneemster zijn de verhoudingen niet verstoord en is dit verzoek prematuur. Zij doet een uitdrukkelijk beroep op het opzegverbod tijdens ziekte.
Mocht de arbeidsovereenkomst niettemin ontbonden worden, dan maakt zij aanspraak op een vergoeding conform de neutrale formule bij een arbeidsduur vanaf medio 1999.
4.
De kantonrechter kan zich, gelet op de niet inhoudelijk weersproken geschiedenis van deze arbeidsverhouding tot oktober 2003, goed voorstellen dat werkgeefster geen begrip meer kan
opbrengen voor het besluit van werkneemster om in maart 2004 voortijdig te stoppen met haar therapie, zonder dat min of meer aansluitend een andere therapeutische behandelweg is ingeslagen.
Probleem met een psychisch ziektebeeld is echter dat er in het algemeen, en anders dan bij bijvoorbeeld een gebroken been, geen eenduidig behandelprotocol is. Zo vanzelfsprekend als het voor eenieder is dat iemand wiens gebroken been in het gips is gezet de eerste weken niet mag schaatsen, en zijn herstel in gevaar brengt door dat wel te doen, zo weinig vanzelfsprekend is het voor een niet-deskundige dat alleen een groepstherapie tot herstel van werkneemster kan leiden, en dat andere behandelwijzen zijn uitgesloten.
5.
Feit is echter dat werkneemster gestopt is met de haar door haar behandelend psycholoog voorgeschreven therapie en deze niet heeft hervat op aangeven van de bedrijfsarts, zonder binnen redelijke termijn, laat staan zo spoedig mogelijk, een second opinion te vragen omtrent het behandelplan.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkgeefster via de bedrijfsarts vooralsnog een redelijk voorschrift gegeven, nu werkneemster verzuimd heeft zich te voorzien van een deskundig oordeel omtrent een alternatief behandelplan. Aldus heeft werkneemster niet meegewerkt aan een getroffen maatregel als bedoeld in art. 7:658a lid 1 BW welke ten doel had haar herstel, en daarmee werkhervatting, te bevorderen. Dit is wel een verplichting van werkneemster (zie art. 7:660a BW aanhef en onder a BW).
De sanctie die de wetgever hierop heeft gesteld is dat de werkgever niet langer het loon hoeft door te betalen (art. 7:629 lid 3 sub b BW). Het is echter niet de bedoeling van de wetgever geweest dat de arbeidsovereenkomst met de zieke werknemer ook meteen om die reden kon worden beëindigd: de werknemer zou in de regel eerst gewaarschuwd moeten worden doordat hij geen loon meer zou krijgen, en pas bij voortzetting van zijn weigerachtigheid dan wel bij andere bijzondere omstandigheden zou de werkgever, in de visie van de wetgever, toestemming tot opzegging aan de CWI kunnen vragen dan wel ontbinding van de arbeidsovereenkomst (zie de wetsgeschiedenis van de Wet verbetering poortwachter, Eerste Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 27 678 nr. 37a p. 18).
In dit geval heeft werkgeefster vrij lang gewacht met stopzetting van loondoorbetaling (naar haar zeggen uit compassie met werkneemster); zij is hier pas toe overgegaan bij haar herhaalde boodschap dat werkneemster moest meewerken aan herstel dan wel reïntegratie, en ongeveer op hetzelfde moment is de ontbindingsprocedure opgestart (zie productie 8 bij verzoekschrift).
De vraag is of er onder de geschetste omstandigheden dan nu een bijzondere reden is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
6.
De kantonrechter moet die vraag thans ontkennend beantwoorden, ondanks het in overweging 4, eerste alinea, weergegeven begrip voor het standpunt van werkgeefster. Inherent aan een psychisch ziektebeeld kan juist zijn dat de patiënt niet goed in staat is tot redelijke waardering van zijn eigen belangen. Eerst onlangs is werkgeefster duidelijk geweest in wat zij wel en niet accepteert: zij weigert loondoorbetaling zonder hervatting van de in februari 2004 gestarte behandeling. Wellicht dient het in art. 7:658a lid 2 BW bedoelde plan van aanpak te worden bijgesteld aan de hand van de door werkneemster aangevraagde second opinion omtrent haar behandelwijze, hetgeen weer consequenties kan hebben voor de betalingsverplichting. Vooralsnog echter is er, in het licht van eerderbedoelde parlementaire geschiedenis, onvoldoende aanleiding voor ontbinding nu. Niet uitgesloten is dat dit binnen afzienbare termijn anders kan worden.
7.
De kantonrechter realiseert zich dat werkgeefster de uitkomst van deze procedure wellicht moeilijk kan rijmen met een zeer recente uitlating van minister De Geus in een interview in NRC Handelsblad van 21 september jl.: “Werkgevers moeten worden aangemoedigd mensen aan te nemen, vanuit het besef dat, als eenmaal een verbintenis is aangegaan, je gewoon afscheid van elkaar kunt nemen als het onverhoopt niets wordt.”
Vooralsnog echter vindt die opvatting geen vertaling in de wet.
8.
De kantonrechter wijst het verzoek van werkgeefster af. De kosten van de procedure worden gecompenseerd.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek van werkgeefster af;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 22 september 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.