Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR3490

Datum uitspraak2004-10-06
Datum gepubliceerd2004-10-07
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersBK-03/02750
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 5 AWR juncto artikel 231, tweede lid, onderdeel b, en artikel 233a van de Gemeentewet Leges worden geheven door de inspecteur. In casu heeft als inspecteur in de zin van artikel 5 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen te gelden het hoofd Financiën & Control van de gemeente. Vaststaat dat de onderhavige leges zijn geheven door burgemeester en wethouders van de gemeente.. Zij zijn daartoe niet bevoegd. Anders dan de Inspecteur ter zitting heeft gesteld, behelst de (. . .) bedoelde aanwijzing niet een delegatie van een aan burgemeester en wethouders van de gemeente toekomende heffingsbevoegdheid. Van zodanige bevoegdheid is evenmin op andere wijze gebleken. De leges zijn door een onbevoegd bestuursorgaan geheven en kunnen reeds daarom niet in stand blijven. Beroep gegrond.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE derde meervoudige belastingkamer 6 oktober 2004 nummer BK-03/02750 UITSPRAAK op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van de ambtenaar, belast met de invordering van belastingen van de gemeente Alblasserdam (hierna: de ambtenaar), betreffende na te noemen heffing. 1. Legesheffing en bezwaar 1.1. Bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend 27 juni 2003, is van belanghebbende een bedrag van € 32.736,19 aan leges geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bouwvergunning. 1.2. Het tegen het bedrag van de geheven leges gerichte bezwaar van belanghebbende is bij de bestreden uitspraak afgewezen. 2. Loop van het geding 2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 232. De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. 2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 8 september 2004, gehouden te Den Haag. Aldaar zijn verschenen belanghebbende alsmede namens de ambtenaar, belast met de heffing van belastingen van de gemeente Alblasserdam (hierna: de Inspecteur), A. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. 3. De verordening De raad van de gemeente Alblasserdam heeft in zijn vergadering van 13 maart 2003 vastgesteld de Legesverordening 2003-2 (hierna: de Verordening). Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt. De tekst van de Verordening en van de daarbij behorende tarieventabel behoren in kopie tot de stukken van het geding. 4. Vaststaande feiten Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan: 4.1. Blijkens de schriftelijke kennisgeving van 27 juni 2003 zijn de onderhavige leges geheven door burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam. 4.2. Bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam van 4 februari 2003 is met ingang van 1 maart 2003 als ambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet aangewezen het hoofd Financiën & Control van de gemeente Alblasserdam. 5. Omschrijving geschil en standpunten van partijen Tussen partijen is in geschil of de onderhavige leges terecht en tot het juiste bedrag zijn geheven. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken. 6. Ambtshalve overwegingen omtrent het geschil 6.1. Ingevolge artikel 5 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 231, tweede lid, onderdeel b, en artikel 233a van de Gemeentewet worden leges als de onderhavige geheven door het opmaken van een aanslagbiljet - waaronder te dezen is te verstaan de schriftelijke kennisgeving van 27 juni 2003 - door de inspecteur. 6.2. De onder 4.2 vermelde feiten brengen mee dat in casu als inspecteur in de zin van artikel 5 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen heeft te gelden het hoofd Financiën & Control van de gemeente Alblasserdam. 6.3. Vaststaat dat de onderhavige leges zijn geheven door burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt echter dat zij daartoe niet bevoegd zijn. Anders dan de Inspecteur ter zitting heeft gesteld, behelst de onder 4.2 bedoelde aanwijzing niet een delegatie van een aan burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam toekomende heffingsbevoegdheid. Ter zitting daarnaar gevraagd, heeft de Inspecteur geen andere grond genoemd uit hoofde waarvan burgemeester en wethouders van de gemeente Alblasserdam bevoegd waren de onderhavige leges te heffen. Van zodanige bevoegdheid is evenmin op andere wijze gebleken. 6.4. Hetgeen in het vorenstaande is overwogen leidt tot de slotsom dat de leges door een onbevoegd bestuursorgaan zijn geheven en reeds daarom niet in stand kunnen blijven. Derhalve moet worden beslist als hierna is vermeld. 7. Proceskosten en griffierecht Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, aangezien gesteld noch gebleken is dat belanghebbende dergelijke kosten heeft gemaakt. Wel dient aan belanghebbende het voor deze zaak gestorte griffierecht te worden vergoed. 8. Beslissing Het Gerechtshof – verklaart het beroep gegrond, – vernietigt de uitspraak waarvan beroep alsmede het bedrag van de geheven leges, en – gelast de gemeente Alblasserdam het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 232 aan belanghebbende te vergoeden. Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Schuurman, Vierhout en Bouman. De beslissing is op 6 oktober 2004 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier. (Van Duijvendijk) (Schuurman) aangetekend aan partijen verzonden: Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; - de gronden van het beroep in cassatie. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.