Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR3864

Datum uitspraak2004-09-30
Datum gepubliceerd2004-10-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/02936
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep is ongegrond omdat indien belanghebbende in het gelijk zou worden gesteld, dit niet zou leiden tot vermindering van de aanslag dan wel tot de vaststelling van een hoger bedrag ter zake van een te verrekenen verlies.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Eerste Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK op het beroep van het lichaam X GmbH, statutair gevestigd te Z, belanghebbende, tegen een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst P, inmiddels de Inspecteur van de Belastingdienst P, de inspecteur. 1. Loop van het geding 1.1.Van belanghebbende is ter griffie een beroepschrift ingekomen op 3 september 2001, ingediend door A (B Accountants Fiscalisten Juristen) te Q. Het beroepschrift is bij brief van 24 december 2002 aangevuld door mr. C (B Accountants Fiscalisten Juristen), kantoorgenoot van A, als gemachtigde van belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van de inspecteur, gedagtekend 26 juli 2001, betreffende de aan belanghebbende opgelegde nihil-aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996 en de op de voet van artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (tekst 1996, hierna: de Wet) genomen beschikking tot vaststelling van het verlies van het jaar 1996 (hierna ook: de verliesbeschikking) op een bedrag van ƒ 14.507. Bij deze uitspraak heeft de inspecteur de aanslag alsmede de verliesbeschikking gehandhaafd. 1.2. Het beroep strekt primair tot vernietiging van de uitspraak en van de verliesbeschikking. Subsidiair strekt het beroep tot vernietiging van de bestreden uitspraak, het verlenen van een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter grootte van 80% van de door belanghebbende behaalde belastbare winst voor het jaar 1996 en dienovereenkomstige aanpassing van de aanslag en de verliesbeschikking. Meer subsidiair strekt het beroep tot vernietiging van de uitspraak van de inspecteur, en tot vaststelling van de verliesbeschikking op een verlies van ƒ 52.158. 1.3. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. 1.4. De zaak is behandeld ter zitting van 30 maart 2004. Hiervoor wordt verwezen naar het door de griffier opgemaakte proces-verbaal, dat aan deze uitspraak is gehecht. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Belanghebbende, een visserijbedrijf, is een naar Duits recht opgerichte Gesellschaft mit beschränkter Haftung, en is statutair gevestigd te Z (Duitsland). De oprichtingsakte van 26 mei 1995 is verleden door een aldaar gevestigde notaris. Blijkens het Gesellschaftsvertrag bedraagt het “Stammkapital” DM 50.000, waarin het visserijbedrijf V.o.f. D (hierna: de Vof) deelneemt voor DM 49.000 en E voor DM 1.000. De Vof, gevestigd in Nederland, heeft vier firmanten waaronder de in Nederland wonende F, E en G. Als Geschäftsführer van belanghebbende is H te R (Nederland) aangesteld. Tegelijkertijd verleent H “uneingeschränkte Vollmacht und Handelsbefugnis über die Konten bei der Sparkasse Y(…) sowie bei der M-Bank Q” aan E. H, die een bankrekening aanhoudt bij de L-bank te S, ontvangt voor zijn als Geschäftsführer verrichte werkzaamheden een vergoeding van DM 850 per maand. Hij is op vergelijkbare voet zaakwaarnemer voor 12 in Duitsland geregistreerde schepen van in Nederland wonende investeerders en/of vissers. H houdt drie dagen per week kantoor te Z en huurt hiertoe voor DM 2.000 per jaar aldaar een werkruimte, tot 1 september 1998 ten kantore van de Steuerberater van belanghebbende en daarna ten kantore van de vorenvermelde notaris. 2.2. Tot het bedrijfsvermogen van belanghebbende behoort de kotter I (hierna: I). Deze viskotter, voordien genaamd J en geregistreerd te T (Duitsland), kocht belanghebbende voor ƒ 878.000 te Z van een in Duitsland gevestigd visserijbedrijf. Belanghebbende financierde de aankoop door middel van een lening van ƒ 600.000 bij de M-bank te Q, voor welke lening de Vof hoofdelijk medeschuldenaar is, en een lening van ƒ 194.000 bij de Vof. De kotter is verzekerd bij K. Assurantiën B.V. te U. De M-bankafschriften en de assurantiepremienota’s zijn geadresseerd aan het woonadres van E te V. De reparaties aan I vinden plaats in Nederland. De nota’s dienaangaande zijn eveneens geadresseerd aan het woonadres van E. 2.3. In haar aangifte vennootschapsbelasting 1996 gaat belanghebbende onder bijvoeging van haar jaarrekening 1996 (Jahresabschluss) ervan uit dat zij geen binnenlands belastingplichtige is en dat zij ook geen binnenlands inkomen als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) geniet. De inspecteur stelde bij de aanslagregeling het belastbare bedrag vast als volgt: verlies volgens jaarrekening DM 131.354 à ƒ 1,12 ƒ 147.116 bij: minder afschrijving I - volgens jaarrekening DM 193.401 - toegestaan 10% van DM 750.00 DM 75.000 DM 118.041 à ƒ 1,12 ƒ 132.609 belastbaar bedrag negatief ƒ 14.507 De aanslag vennootschapsbelasting 1996 stelde de inspecteur vervolgens vast op nihil en het verlies op ƒ 14.507. 3. Geschil In geschil is of belanghebbende in het onderhavige jaar in Nederland belastbare winst heeft genoten en zo ja, of het belastingverdrag met Duitsland dan aan belastingheffing door Nederland in weg staat. 4. Standpunten van partijen Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de stukken van het geding als mede het proces-verbaal van de zitting. 5. Beoordeling van het geschil De procedure voor de belastingrechter heeft ten doel te beoordelen of een opgelegde belastingaanslag naar een te hoog bedrag is vastgesteld dan wel of een beschikking vaststelling verlies naar een te laag bedrag aan te verrekenen verlies is vastgesteld. De belastingrechter is niet bevoegd het bedrag van de aanslag te verhogen of het vastgestelde bedrag van het verlies te verminderen. Nu de bestreden aanslag reeds op nihil is vastgesteld, is het beroep in zoverre wegens gebrek aan belang ongegrond. Tevens heeft de inspecteur een te verrekenen verlies vastgesteld van ƒ 14.507. Volgens het primaire standpunt van belanghebbende is geen te verrekenen verlies aanwezig. Indien belanghebbende in het gelijk zou worden gesteld zou dit niet leiden tot vermindering van de aanslag dan wel tot de vaststelling van een hoger bedrag ter zake van een te verrekenen verlies. Mitsdien heeft belanghebbende geen belang bij vernietiging van de bestreden uitspraak, nu daarmee niet een voor de belastingplichtige gunstiger beslissing kan worden verkregen. Op grond hiervan dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 6. Proceskosten Nu de uitspraak van de inspecteur in stand blijft en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, acht het Hof geen termen aanwezig een partij te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 7. Beslissing Het Hof verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is vastgesteld op 30 september 2004 door mrs. Dutmer, voorzitter, Kostense en De Korte, leden, in tegenwoordigheid van mr. De Rijk als griffier. De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.