Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4174

Datum uitspraak2004-03-31
Datum gepubliceerd2004-10-19
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersBOPZ 04/123
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorlopige machtiging in het kader van de Wet Bopz


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector familierecht kenmerk: BOPZ 04/123 datum uitspraak: 31 maart 2004 Beschikking BOPZ (voorlopige machtiging) Het verzoek en de procedure De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 11 maart 2004, verzocht om het verlenen van een voorlopige machtiging tot verblijf van de in het dictum genoemde persoon in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoek zijn overgelegd de door de Wet BOPZ voorgeschreven stukken. De rechter heeft op 18 maart 2004 gehoord de betrokkene, de advocaat van de betrokkene, mr. J.H. Schaap, en de (waarnemer van de) behandelaar, mw. M. Simonis, psycholoog. De rechtbank heeft haar beslissing aangehouden teneinde de raadsvrouwe van betrokkene in de gelegenheid te stellen nadere informatie aan de rechtbank te verstrekken over de TBS-procedure die loopt met betrekking tot betrokkene. Op 23 maart 2004 heeft de rechtbank deze nadere informatie ontvangen per faxbericht van de zijde van de raadsvrouwe. De beoordeling De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat: - de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens; - die stoornis de betrokkene gevaar doet veroorzaken, - het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend, - de betrokkene geen blijk geeft van de nodige bereidheid in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven. Betrokkene lijdt aan een organisch hersensyndroom, ontstaan door een schotwond in het hoofd. Het gaat wisselend met betrokkene. Als er spannende dingen staan te gebeuren is hij drukker en gaat het minder goed. Hij is dan meer ontremd. Betrokkene neemt medicatie, maar zijn medicatietrouw valt niet in te schatten. Hij overschat zichzelf. In de dagelijkse omgang met anderen is betrokkene ontremd, hetgeen kan leiden tot niet gewenste reacties van die anderen. Hij heeft dagelijks structuur nodig en is niet in staat om op zichzelf te wonen. Het is uiteindelijk de bedoeling dat er toegewerkt wordt naar een verblijf in een RIBW-woning, maar eerst zal betrokkene in het Socio Therapeutisch Centrum op Wolfheze gaan wonen. Betrokkene verblijft te Wolfheze sinds 31 mei 2001 op basis van proefverlof in het kader van een TBS met dwangverpleging. Op dit moment loopt een hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechtbank die de gevorderde verlenging van de TBS heeft afgewezen. Nu betrokkene op basis van artikel 14 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden is overgeplaatst naar een algemeen psychiatrisch ziekenhuis kan de rechtbank een voorlopige machtiging afgeven naast een strafrechtelijke terbeschikkingstelling tegen betrokkene (HR 18 april 2003, NJ 2003, 628). De officier van justitie heeft inmiddels aan de raadsvrouwe van betrokkene laten weten dat zij het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank om de gevorderde verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen zal intrekken, zodra er een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ is afgegeven. Overigens merkt de rechtbank het volgende op. De raadsvrouwe van betrokkene heeft in haar faxbericht van 23 maart 2004 er op gewezen, dat de geneeskundige verklaring in casu niet zou zijn ondertekend door de geneesheer-directeur, terwijl dit wel had moeten gebeuren nu betrokkene al langer is opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis. Navraag bij de geneesheer-directeur mevrouw dr. L.H.W.M. Kaiser leert de rechtbank dat het háár handtekening betreft die onder de geneeskundige verklaring in casu staat. Daarmee is voldaan aan het vereiste dat de geneesheer-directeur de verklaring moet hebben ondertekend. Om alle twijfel hieromtrent weg te nemen heeft de rechtbank mevrouw Kaiser verzocht alsnog op de betreffende bladzijde vier van de geneeskundige verklaring haar naam en functie naast haar handtekening te vermelden en alsnog de onderzoekende psychiater, D.H. van der Heide, deze verklaring mede te laten ondertekenen. Een afschrift van deze ondertekende pagina vier wordt aan deze beschikking gehecht. Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet BOPZ wordt daarom als volgt beslist. De beslissing De rechtbank verleent een voorlopige machtiging om: betrokkene, geboren in 1969, woon/verblijfadres: Wolfheze, in een psychiatrisch ziekenhuis te doen verblijven voor een periode van zes maanden. Deze beschikking is gegeven op 31 maart 2004 door mr. W. Bruins, rechter, in tegenwoordigheid van mw. S.A. Gerritsen, griffier. de griffier de rechter