Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4217

Datum uitspraak2004-10-08
Datum gepubliceerd2004-10-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.097.145-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overleveringswet, Europees Aanhoudingsbevel (EAB), Vereningd Koninkrijk


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER Parketnummer: 13.097.145-04 RK nummer: 04/3238 Datum uitspraak: 8 oktober 2004 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 augustus 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door de Crown Office te Edinburgh (Verenigd Koninkrijk), d.d. 20 augustus 2004. Dit bevel betreft de aanhouding en overlev[verdachte]g van: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Lelystad” te Lelystad, hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 oktober 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Engelse taal. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt een arrest warrant van de Glasgow Sheriff Court ten grondslag. Blijkens de brief d.d. 30 september 2004 van D.J. Dickson van Crown Office and Procurator Fiscal Service is dit arrest warrant gedateerd 25 oktober 1996. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar Schots recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage I aan deze uitspraak is gehecht. De feiten zijn aangevuld bij eerdergenoemde brief van 30 september 2004 en bij de bij die brief gevoegde akte van beschuldiging van 20 juli 1995. Van beide laatste stukken zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën respectievelijk als bijlage II en bijlage III aan deze uitspraak gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar naast de Britse tevens de Pakistaanse nationaliteit heeft. 4. Verweren De raadsman heeft -kort samengevat- aangevoerd dat de verlenging van het bevel tot inverzekeringstelling met ingang van 22 augustus 2004 onrechtmatig is gegeven, aangezien niet blijkt dat de officier van justitie dit bevel heeft beoordeeld. De rechtbank passeert dit verweer omdat het feitelijke grondslag mist -blijkens genoemd bevel is dit door de officier van justitie genomen- en ook overigens niet gebleken is dat er onregelmatigheden hebben plaatsgevonden die tot consequenties met betrekking tot de vrijheidsbeneming van de opgeëiste persoon zouden kunnen leiden. 5. Strafbaarheid De feiten zijn zowel naar het recht van het Verenigd Koninkrijk als naar Nederlands recht strafbaar. Op deze feiten is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld. De feiten leveren naar Nederlands recht op: - bedrieglijke bankbreuk, meermalen gepleegd, en - oplichting. 6. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken. 7. Slotsom Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. 8. Toepasselijke wetsbepalingen artikelen 57, 326 en 341 van het Wetboek van Strafrecht. artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet. 9. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [verdachte] aan het Verenigd Koninkrijk ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter, mrs. P.B. Martens en J.N.A. Jolink, rechters, in tegenwoordigheid van G. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2004. De oudste rechter is buiten staat te tekenen. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.