Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4220

Datum uitspraak2004-10-08
Datum gepubliceerd2004-10-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.097.110-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overleveringswet, Europees Aanhoudingsbevel (EAB), België


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER Parketnummer: 13.097.110-04 RK nummer: 04/2925 Datum uitspraak: 8 oktober 2004 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 juli 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door B. van Camp, onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen en gedateerd 11 juni 2004. Dit bevel betreft de aanhouding en ove[verdachte]ng van: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres], uit anderen hoofde thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Nieuw Vosseveld” te Vught, hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 oktober 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J.W. Verhoef, advocaat te Amstelveen, gehoord. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ontbreekt de vermelding van het besluit dat aan het EAB ten grondslag ligt (onderdeel b van het EAB). Uit het dossier blijkt dat het openbaar ministerie bij herhaling, laatstelijk op 27 september 2004, bij de Belgische autoriteiten heeft aangedrongen, onder meer op aanvulling van het EAB op dit punt. De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het niet invullen van onderdeel b) van het EAB geen consequenties heeft met betrekking tot de toelaatbaarheid van de overlevering. De rechtbank overweegt het volgende. Artikel 2, tweede lid, onder c, van de Overleveringswet, dat zijn oorsprong vindt in artikel 8, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 van de Raad van de Europese Unie, schrijft voor dat een Europees aanhoudingsbevel in elk geval de volgende gegevens dient te bevatten: “......c. de vermelding dat (...) een aanhoudingsbevel of een andere voor tenuitvoerlegging vatbare gelijkwaardige rechterlijke beslissing bestaat;” De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet tot een andere conclusie komen dan dat het EAB niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en zal reeds om die reden de overlevering van de opgeëiste persoon weigeren. Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. De feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd zijn lijstfeiten. De Belgische autoriteiten hebben weliswaar vele strafwetsartikelen overgelegd, maar niet die artikelen waaruit kan worden afgeleid dat deze feiten naar Belgisch recht zijn bedreigd met vrijheidsbenemende straffen van ten minste drie jaren, met welke laatstbedoelde bepalingen kan worden volstaan. 3. Beslissing STAAT NIET TOE de overlevering van [verdachte] aan de Belgische justitiële autoriteit ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. HEFT OP het ter zitting van 1 oktober 2004 mondeling gegeven bevel gevangenneming met ingang van het tijdstip dat de detentie uit anderen hoofde zal zijn geëindigd. Aldus gedaan door mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter, mrs. P.B. Martens en J.N.A. Jolink, rech-ters, in tegenwoordigheid van G. Bos, grif-fier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2004.