Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4251

Datum uitspraak2004-08-11
Datum gepubliceerd2004-10-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers97/01017
Statusgepubliceerd


Indicatie

De in artikel 2 van de Wet bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is, voor zover te dezen van belang, de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur (artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet). Ingevolge het bepaalde in artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet is de ondernemer, voor zover te dezen van belang, verplicht ter zake van zijn leveringen en diensten aan een andere ondernemer een factuur uit te reiken waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze naam en adres van de ondernemer die de levering of de dienst verricht, is vermeld. Gelijk de Hoge Raad in zijn arrest van 19 december 1990, BNB 1991/235*, heeft geoordeeld, is aan evenvermeld vereiste, voor wat betreft de vermelding van de naam van de ondernemer, nog voldaan indien een in de factuur vermelde onjuiste naam ondanks de gemaakte fout geen ruimte laat voor misverstand omtrent de identiteit van de ondernemer.


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 97/01017 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Grote ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de Voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, de met ingang van 1 januari 2003 ten aanzien van belanghebbende bevoegde inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift met betrekking tot diens beschikking op haar verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak augustus 1996. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Bij haar op 1 oktober 1996 door de Inspecteur ontvangen aangifte voor de omzetbelasting over het tijdvak augustus 1996 heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting ad fl. 4.575.760,=. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de Inspecteur belanghebbende over evenvermeld tijdvak bij beschikking van 17 januari 1997 teruggaaf verleend van een bedrag aan omzetbelasting ad fl. 277.757,=. Na tijdig door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur deze beschikking bij uitspraak van 25 maart 1997 gehandhaafd. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 80,= (€ 36,30). De Inspecteur heeft het beroep bij vertoogschrift bestreden. 1.2. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 25 oktober 2000 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de directeur van belanghebbende, diens zoon en de gemachtigde van belanghebbende, alsmede, de Inspecteur. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de Inspecteur. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de vier bij deze pleitnota behorende bijlagen. Voorts heeft belanghebbende te dezer zitting zonder bezwaar van de zijde van de Inspecteur een kopie overgelegd van de onder 1.1 vermelde beschikking van 17 januari 1997. De Inspecteur heeft te dezer zitting twee pleitnota's, gedagtekend respectievelijk 20 en 23 oktober 2000, voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan belanghebbende. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota's behorende bijlagen. Voorts heeft de Inspecteur te dezer zitting met instemming van belanghebbende kopieën overgelegd van zes van de onder 2.2 te melden facturen en creditnota's. 1.3. Bij brief van 7 oktober 2003 heeft de Griffier partijen er op gewezen dat de tweede meervoudige Belastingkamer tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 25 oktober 2000 was samengesteld uit de mrs. Meijer, Fortuin en Teunissen, dat evenvermelde Kamer als gevolg van de omstandigheid dat mr. Teunissen met ingang van 1 november 2002 eervol ontslag als raadsheer-plaatsvervanger in dit Hof is verleend, in deze zaak uitspraak zal doen in de samenstelling mrs. Meijer, Fortuin en Van Norden en dat zij in verband daarmede in de gelegenheid worden gesteld desgewenst opnieuw haar standpunt mondeling toe te lichten. Bij brief van 10 oktober 2003 heeft de Inspecteur medegedeeld een tweede mondelinge behandeling niet noodzakelijk te achten, terwijl belanghebbende bij brief van 17 oktober 2003 heeft verzocht in de gelegenheid te worden gesteld haar standpunt opnieuw mondeling toe te lichten. 1.4. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 11 november 2003 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord van de zijde van belanghebbende de heren voornoemd, alsmede, de Inspecteur. Beide partijen hebben te dezer zitting uitdrukkelijk verklaard geen bezwaar te hebben tegen de omstandigheid dat de in artikel 11, derde lid, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vermelde termijn van ten minste tien dagen te dezen niet in acht is genomen. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de Inspecteur. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de drie bij deze pleitnota behorende bijlagen. 1.5. Het Hof rekent alle onder 1.2 en 1.4 vermelde stukken, waaronder met name de aldaar genoemde pleitnota's, tot de stukken van het geding. 2. Vaststaande feiten Blijkens de gedingstukken en de verklaringen van partijen op de beide zittingen staat tussen partijen het volgende vast: 2.1. Belanghebbende handelt in onderdelen en accessoires van computers. Tevens houdt zij zich bezig met het assembleren van computers en aanverwante produkten. Zij is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet). 2.2. In belanghebbendes administratie komen 28 facturen en 8 creditnota's voor welke blijkens hun opschrift afkomstig zijn van A B.V.. De eerste van deze facturen en creditnota's dateert van 14 juni 1996, de laatste van 6 augustus 1996. Op deze facturen en creditnota's is ter zake van de levering van computerprocessoren aan belanghebbende een bedrag aan omzetbelasting in rekening gebracht van in totaal per saldo fl. 11.615.035,=, waarvan fl. 2.100.740,= op in de maand augustus 1996 gedateerde facturen en creditnota's. Met betrekking tot de ten aanzien van deze facturen en creditnota's Vaststaande feiten verwijst het Hof naar hetgeen daaromtrent onder de Vaststaande feiten is vermeld in zijn uitspraak van 31 januari 2000, nr. 97/00746, met betrekking tot de heffing van omzetbelasting van belanghebbende over de maand juli 1996, van welke uitspraak een kopie aan deze uitspraak is gehecht, met dien verstande dat van de desbetreffende facturen en creditnota's (hierna: de facturen A) in deze zaak slechts 6 stuks in kopie tot de stukken van het geding behoren. Beide partijen hebben op de eerste zitting uitdrukkelijk verklaard met deze handelwijze in te stemmen. 2.3. In belanghebbendes administratie komen voorts 20 facturen voor welke blijkens hun opschrift afkomstig zijn van B Electronics, onderdeel van B B.V., astraat 1 te Q. De eerste van deze facturen is gedateerd 22 augustus 1996, de laatste 26 september 1996. Op deze facturen is ter zake van de levering van computerprocessoren aan belanghebbende een bedrag aan omzetbelasting in rekening gebracht van in totaal fl. 7.335.896,=, waarvan fl. 2.197.263,= op in de maand augustus 1996 gedateerde facturen en fl. 5.138.633,= op in de maand september 1996 gedateerde facturen. 2.4. Blijkens een als bijlage 2 bij het beroepschrift behorende kopie van een op 21 augustus 1996 vervaardigd uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor P is B B.V. opgericht bij notariële akte van april 1976, is deze vennootschap statutair gevestigd te R, is het adres onderscheidenlijk het correspondentieadres van deze vennootschap Bstraat 2 te S respectievelijk Astraat 1 te Q, handelt deze vennootschap (mede) onder de namen BB en B Electronic, houdt deze vennootschap zich bezig met de groothandel in electronica onderdelen, is de enig aandeelhouder van deze vennootschap de Stichting Administratiekantoor B te T, is de heer BB, Bstraat 2 te S, sedert 1 juli 1996 en de heer Bb, Cstraat 3 te U, sedert 20 augustus 1996 alleen/zelfstandig bevoegd directeur van deze vennootschap en is deze vennootschap in dit register ingeschreven onder nummer 1. 2.5. Blijkens een als bijlage 1 bij het beroepschrift behorende kopie van een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor V per 31 mei 1996 is de eenmanszaak B Electronics op die datum in dat register opgenomen met als datum van vestiging 3 juni 1996, is het adres van deze onderneming astraat 1 te Q, houdt deze onderneming zich bezig met de groothandel in computers, microsoftware en overige aanverwante produkten, is de eigenaar van deze onderneming de heer B, Cstraat 3 te U, en is deze eenmanszaak in dit register ingeschreven onder nummer 2. 2.6. In de kop van de onder 2.3 bedoelde facturen (hierna ook wel: de facturen B) zijn als inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel, onderscheidenlijk als omzetbelastingnummer, de desbetreffende nummers van de onder 2.5 genoemde eenmanszaak vermeld. Voorts wordt op deze facturen verzocht het factuurbedrag over te maken naar een ten name van B B.V./B Electronics staande bankrekening. Belanghebbende heeft de haar op deze facturen in rekening gebrachte bedragen telkens op de datum van dagtekening van deze facturen door middel van een telefonische overboeking naar deze bankrekening overgemaakt. Verder komt op deze facturen een stempelafdruk voor ten name van B Electronics, astraat 1 te Q, alsmede een handtekening. Tenslotte staat op deze facturen, behoudens op de eerste factuur van 22 augustus 1996, bij vorenbedoelde stempelafdruk een met de hand geschreven datum. De onder 2.4 en 2.5 genoemde heer B (hierna: de heer B) heeft verklaard (zie hierna onder 2.9 en 2.11) dat evenvermelde handtekeningen en handgeschreven data door hem zijn geplaatst. De Inspecteur is echter van mening dat deze handtekeningen niet overeenstemmen met de in het paspoort van de heer B voorkomende handtekening (pagina 3, onderaan, van de motivering van de uitspraak op bezwaar de dato 25 maart 1997). De vorenbedoelde facturen behoren in kopie als bijlage 3 bij het beroepschrift tot de stukken van het geding. 2.7. De op de facturen B vermelde omzetbelasting is niet door enige (rechts)persoon opgenomen in enige aangifte voor de heffing van omzetbelasting of aan de fiscus voldaan, met name ook niet door B B.V. of de heer B, handelende onder de naam B Electronics. Ook zijn door de fiscus ter zake van die omzetbelasting geen naheffingsaanslagen opgelegd. Wèl is aan de heer B, handelende onder de naam B Electronics, in verband met het niet doen van aangifte over dat tijdvak, door de te zijnen aanzien bevoegde inspecteur, te weten het Hoofd van de eenheid Particulieren/Ondernemingen Q van de rijksbelastingdienst, een naheffingsaanslag over het 3e kwartaal 1996 opgelegd ten bedrage van fl. 7.500,= aan enkelvoudige belasting, zonder verhoging. Deze naheffingsaanslag is prompt voldaan. 2.8. Als bijlage bij onder meer het vertoogschrift behoort tot de stukken een kopie van het proces-verbaal van een op 14 mei 1997 plaatsgevonden hebbend verhoor van de heer B. De tekst van dit proces-verbaal luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "Ik heb geen vaste woon- of verblijfplaats. Men zegt dat ik sta ingeschreven op de Cstraat 3 te U. Daar ben ik echter al zo'n drie jaar weg. Sinds die tijd heb ik geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. (...) Na de lagere school heb ik een jaar kokschool gedaan. Daarna ben ik in de horeca gaan werken. Meestal als kok. De laatste twee jaar was dat via Randstad Uitzendburo. Dat was tot begin augustus 1996. Ik ontmoette toen een man in de stad die ik niet kende maar hij wist wel een heleboel van mij. Hij vroeg of ik wel eens had nagedacht over een eigen bedrijf. Ik heb hem toen gezegd dat ik daar geen zin in had omdat ik al genoeg zorgen had met mijn kinderen en exen. Die man noemde zich Koos. Die Koos heb ik daarna niet meer gezien. Hij stuurde later anderen op me af. Ik herinner me een zekere Wim en een zekere Ed. Ik ken geen achternamen. Ondanks mijn bezwaren heb ik toch toegestemd om toch voor hen te gaan werken. Op hun verzoek heb ik mij laten inschrijven in de Kamer van Koophandel. Ik meen dat dit in de derde week van juli 1996 was. Ik moest me van die jongens inschrijven onder de naam B Electronics. Dat was het idee van die Koos. Vervolgens ben ik naar de RABO-bank geweest om een rekening te openen. Ook dat was op aangeven van Koos. Die had eerst gevraagd welke banken ik al had gehad. En de RABO had ik nog niet gehad. Daarom vertelde hij me dat ik naar de RABO moest. Na drie dagen kreeg ik van de RABO bericht thuis dat ik geweigerd werd als rekeninghouder. Ze deelden mij mede dat dit was omdat ik al twee keer failliet was gegaan. Dit bericht heb ik doorgegeven aan Koos. Die belde mij op en ik heb hem dit verteld. Koos zei dat ik hem had moeten vertellen dat ik al faillissementen achter de rug had. Koos zei dat hij verder zou kijken omdat ik geen bedrijf op mijn naam kon krijgen. Toen hebben ze die B BV voor de dag getoverd. Ze zeiden toen dat die Wim een BV had, genaamd B BV. Toen ik later de papieren zag, zag ik dat er ene N eigenaar van die B BV was. Ik geloof dat het een Stichting was. Ik kreeg die B BV niet op mijn naam omdat ik dan geen bankrekening kon krijgen. Om dat te omzeilen werd ik gemachtigde gemaakt voor die B BV-bankrekening bij de ABN-AMRO te S. Dat kon wel zonder problemen. Die Ed die naderhand op de proppen kwam zei me dat ik echter moest gaan werken onder de naam B Electronics. Die Wim, die B BV op zijn naam had, snapte er niets van maar in ieder geval moest het van Ed zo gaan. Deze hele affaire heb ik niet zelf bedacht. Dat was allemaal in opdracht van Koos, Ed en Wim. Koos heb ik na die eerste ontmoeting niet meer gezien maar hij heeft me nog wel eens gebeld. Die Wim heb ik alleen gezien toen ik een handtekening moest zetten bij die bankmachtiging. Eigenlijk was Ed mijn baas. Hij belde me wekelijks met opdrachten wat ik moest doen. Aan hem moest ik ook verantwoording afleggen over hetgeen ik in zijn opdracht had gedaan. Koos en Ed hadden me gezegd dat er op mijn naam in Pentium CPU's, harde schijven en alles wat met electronica te maken had, verhandeld zou gaan worden. Ik had daar helemaal geen verstand van. Er stond wel eens een computer in de keuken waar ik werkte maar verder wist ik er niets van. De afspraak met Koos en Ed was dat ik voor tweeduizend gulden per week voor hen ging werken. Daar moest ik ook alle kosten betalen, behalve de autokosten. De vaste autokosten betaalde ed ook. De benzine en diesel moest ik zelf betalen van die tweeduizend gulden. Die tweeduizend gulden kwam iemand namens Ed wekelijks brengen in een enveloppe. Ik sprak daartoe steeds af bij Albert Heijn. Daar kwam steeds een andere onbekende die enveloppe brengen. Het leek wel of ze een heel peloton van die mannen hadden. Ik heb nooit kapitaal ingebracht. Daar had ik ook helemaal geen geld voor. Ik werkte bij Randstad en mijn vriendin had ook een klein inkomen naast haar studie. Mijn werkzaamheden voor die tweeduizend gulden per week waren de volgende: Ik kreeg van Ed een aantal namen van bedrijven op die ik moest bellen met de vraag of ze Pentiums nodig hadden. Verder belde ik dan C in Belgie om de prijzen van die Pentiums te vragen want C moest leveren. Als de prijzen goed waren dan werd er gekocht en verkocht aan die afnemers. Het kwam ook voor dat de prijzen niet goed waren en dan wilden de afnemers niet afnemen. Dan belde Ed mij op om te vragen waarom er niets gedaan was. Dan zei ik tegen Ed: Bel C maar op want de prijzen zijn te hoog. Die naam van C had ik ook van Ed gekregen. Ik had natuurlijk helemaal geen relaties in de computerbranche. De afnemers bestelden dus bij mij. Vervolgens gaf ik de bestelling door aan C. Die bracht de Pentiumsdozen de volgende dag. Ik sprak daartoe met C af dat ze bij de afnemer zouden bezorgen. Ik ontmoette ze daar dan, nam de dozen in ontvangst en bezorgde ze bij de afnemer. Ik moest de papieren aftekenen dat ik ontvangen had van C. De afnemer betaalde direct per bank op de rekening van B BV. Vervolgens ging het geld voor het grootste deel door naar C op TT-advange. Dat houdt in dat je de betaling niet meer kunt terugtrekken en dat de leverancier dus altijd zijn geld krijgt. Ik wist dat ook niet maar ik hoorde van Ed dat dit zo moest en dat dit in de branche gebruikelijk was. Ik kreeg de bankafschriften nooit van Ed te zien. Ik heb er regelmatig naar gevraagd maar ze nooit te zien gekregen. Ik heb die Pentiumdozen nooit open gemaakt. Ik heb een keer gezien dat een doos open was en de betreffende afnemer zei toen dat de inhoud Pentiums waren. Ik had die dingen nooit gezien en zei toen: O, zijn dat nou pentiums. (Nadat hem was gevraagd of die dozen terzake van transport verzekerd werden?) Dat weet ik niet. Ik heb nooit gehoord dat ze verzekerd werden. Ik heb ze in ieder geval nooit verzekerd. Ik heb daar van Ed nooit opdracht voor gekregen. Als afnemers herinner ik me D in W, E in WW, X BV in Y en F in WWW. Het was zo dat ik dit alles in dienst van Ed deed. Hij was als het ware mijn baas. Hij zei ook hoe ik dingen moest doen en dat ik verdere opdrachten wel zou horen. Ik zou een en ander ook nooit zelf hebben kunnen bedenken. Tussen kerst en Nieuwjaar belde Ed mij op. De Pentiumhandel lag toen even stil. Ik heb hem toen gezegd dat er allerlei rekeningen niet werden betaald en dat ik er meer wilde stoppen. Ik heb verder gezegd dat ik naar de Kamer van Koophandel zou gaan om me te laten uitschrijven uit B BV/B Electronics. Ik heb dat naar ik meen half januari 1997 gedaan. Ed vroeg wat ik verder zou gaan doen. Ik heb gezegd dat ik misschien wel terug zou gaan naar Randstad en mijn pannetjes. Ik had intussen natuurlijk wel gezien dat er wel geld te verdienen was met die handel. (...) U heeft mijn verklaring voorgelezen. Die verklaring is juist en korrekt opgenomen. Ik wil deze verklaring nu niet ondertekenen. Ik wil dat eerst mijn advokaat die verklaring leest.". 2.9. Als bijlage bij het vertoogschrift behoort eveneens tot de stukken een kopie van het proces-verbaal van een op 15 mei 1997 plaatsgevonden hebbend verhoor van de heer B. De tekst van dit proces-verbaal luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: " (Nadat hem een kopie van een aangifte omzetbelasting ten name van B, h/o B Electronics over juni 1996 was getoond, gedateerd 06-09-1996 en hem was gevraagd om kommentaar:) Deze aangifte is gericht aan het adres Astraat 1 te Q. Dit was een ruimte die door die jongens was geregeld en waar ik kon zitten. Ze huurden het van de eigenaar G BV. Ik heb dat adres niet zelf geregeld. Ik kon er zo gaan zitten, alles zat er al in, telefoon, fax, een buro, een computer om facturen op te maken en dergelijke. Met "die jongens" bedoel ik Ed, waar ik gisteren al over verklaarde. Koos heb ik slechts in het begin twee keer ontmoet. Ik heb niet het telefoonnummer van Ed. Hij wel dat van mij. Hij nam dan ook altijd kontakt met mij op. Ik had ook geen adres van hem. (...) (Nadat hem kopieën zijn getoond van twee fakturen van B Electronics, gericht aan X, gedateerd 22-08-1996 en 26-09-1996 (...)) Ik heb deze fakturen gemaakt op de computer die in het kantoortje in Q stond, waarover ik eerder al verklaarde. Ik gebruikte daarvoor het softwareprogramma Windows 95. Ik had daartoe van Ed een diskette gekregen in een enveloppe die al op kantoor lag. Hij belde me op en zei dat ik die diskette in de computer moest steken en moest kijken wat er gebeurde. Vervolgens hoefde ik alleen maar de aantallen processoren, de bedragen, de faktuurnummers en de data in te typen. De naam van X, de kontaktpersoon aldaar en dergelijke, stond er allemaal al in. Ed heeft me precies uitgelegd hoe ik dat allemaal moest doen want ik had er geen verstand van. De handgeschreven data en de handtekening die op de fakturen staat, is van mij. (...) U heeft mijn verklaring voorgelezen. Die verklaring is juist en korrekt opgenomen. Ik wil deze verklaring nu niet ondertekenen. Ik wil dat eerst mijn advokaat die verklaring leest, dat heb ik vandaag met mr. H besproken.". 2.10. Als bijlage bij het vertoogschrift behoort voorts tot de stukken een kopie van het proces-verbaal van een op 18 mei 1997 plaatsgevonden hebbend verhoor van de heer B. De tekst van dit proces-verbaal luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "(...) Eerder heb ik verklaard dat ik op verzoek van Koos een bedrijf op mijn naam moest zetten. Op verzoek van Ed moest ik mij laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Dat heb ik gedaan. Het stuk wat u mij laat zien is de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van B Electronics op uitdrukkelijk verzoek van Ed. Anders kon ik geen bedrijf starten. (...) Na die twee transacties zei Ed dat er geleverd moest gaan worden aan X. En dat zij mij niet meer konden gebruiken omdat ik geen bankrekening kon krijgen. Toen zei ik tegen Ed dat ik mij uit kon laten schrijven. Maar Ed zei dat ik daar mee moest wachten en dat ik nog van hem zou horen. Op een zondag daarna belde Ed mij op. Hij zei dat ik nog even moest wachten met uitschrijven omdat hij wel een andere weg zou zoeken. Vervolgens heeft Ed er voor gezorgd dat Wim mij belde. Die Wim heet BB. Met Wim BB moest ik mee naar de Kamer van Koophandel. Daar werd de handelsnaam B Electronics toegevoegd aan B BV. Ik wist niet beter of Wim BB zat ook in B BV. Een paar dagen later moest ik mee met Wim BB naar zijn bank. Daar werd ik gemachtigd voor de bankrekening van B BV. En zo was dus het probleem opgelost dat ik geen bankrekening kon krijgen. (...) (Nadat gevraagd was hoe en wanneer hij is geïntroduceerd bij X:) Ik werd opgebeld door mijn baas Ed dat wij aan X gingen leveren. Ik moest toen naar X toe met één van de boodschappers van Ed. Ed zei mij dat ik de volgende spullen moest meenemen: Kopie paspoort, inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het BTW nummer van B Electronics. Deze boodschapper kende de mevrouw die aan de balie zat. Hij zei dat wij de spullen van B Electronics kwamen afgeven. Dat hebben wij gedaan en toen kwam er een vrouw van achteren en die zei: "oh, zijn dat de papieren?" Wij gaven elkaar een hand waarbij ik mij voorstelde. Zij pakte die papieren aan en was vervolgens weer snel verdwenen. Toen ik later bij X kwam om af te leveren, bleek mij dat deze vrouw mevrouw I was. Vervolgens zijn wij vertrokken. Ik had de indruk dat de boodschapper van Ed en mevrouw I elkaar kenden. Zij hebben zich in ieder geval niet aan elkaar voorgesteld waar ik bij was. Al met al ben ik die dag niet meer als zes minuten bij X binnen geweest. (...) (In de administratie zoals die is aangetroffen bij de huiszoeking in de woning Dstraat 4, in QQ is een overeenkomst van J BV io gedateerd 18-10-1996 aangetroffen. Deze overeenkomst vermeldt ondermeer de namen en handtekeningen van B en K. En gevraagd: wij lezen uit voorgaande dat de Ed waarover u verklaart als zijnde uw baas eigenlijk Ed K is?) Hier kan ik niet op antwoorden. Anders krijg ik problemen. Hij doet anders die kinderen wat aan. Ik kan dat niet verklaren ik wordt door hem bedreigd. Ze pakken je aan alle kanten en zij ontzien niemand. Als ik dat zou verklaren heb ik dadelijk helemaal geen kinderen meer. Ik heb de laatste tijd, vanaf het moment dat ik ging stoppen, heel veel dreig-telefoontjes gehad van één van zijn handlangers. Ze kennen je hele doen en laten. Eerst gebruiken ze je en dan willen ze je ook nog afschieten. De andere namen die op dit formulier van I staan hebben niets met deze hele handel te maken. Dit ging over een transactie met telefoons. Ik had dat tegen Ed gezegd en toen hebben wij geprobeerd daar een handeltje van te maken maar dat is dus niets geworden. Ter gelegenheid van de ondertekening van dit stuk heb ik toen Ed K voor het eerst ontmoet. (...) Ten aanzien van de factuur die ik opmaakte voor X belde Ed mij op en hij vertelde mij precies wat ik in moest vullen. Dus in tegenstelling wat ik eerder verklaarde rekende ik zelf niets uit. Ik kreeg precies van Ed door welk bedrag en aantal ik waar moest vermelden. Ik moest zelf alleen het totaalbedrag nog optellen. (...) (Nadat hem was getoond een handgeschreven notitie met een berekening over een kennelijke transactie met Pentiums. En gevraagd om kommentaar:) Dit briefje kreeg ik van mijn baas Ed K. Dit soort briefjes lagen op mijn kantoor op de Astraat in Q. (...) Het briefje dat u mij toont bevat dus de berekening van een factuur door B Electronics aan een afnemer. (...) Ik denk dat dit briefje opgesteld is door of namens Ed K. (...) (Nadat hem was getoond een handgeschreven notitie met kennelijk een berekening.(...)) Deze berekening heeft betrekking op de periode L en M. Dit is van de handel die wij nu doen. Het heeft niet betrekking op de periode van Ed K. (...) U heeft mijn verklaring voorgelezen. Evenals de vorige verklaringen is ook deze verklaring juist en korrekt opgenomen. Ik wil mijn verklaring ook nu niet ondertekenen. Ik wil dat eerst mijn advokaat die verklaring leest, dat heb ik met mr. H besproken. (...).". 2.11. Als bijlage bij het vertoogschrift behoort tenslotte tot de stukken een kopie van het proces-verbaal van een op 22 mei 1997 plaatsgevonden hebbend verhoor van de heer B. De tekst van dit proces-verbaal luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "(...) (Nadat hem kopieën zijn getoond van twintig fakturen van B Electronics, gericht aan X, betrekking hebbend op de periode 22-08-1996 tot en met 26-09-1996, (...)) Deze fakturen herken ik. Ik heb ze allemaal gemaakt, op de dag die ligt vóór de data die op deze fakturen staan. (...) Ik heb ze gemaakt in het kantoortje aan de Astraat in Q op een computer. Die computer heb ik later bij mij thuis gezet en U heeft hem op 18 maart inbeslag genomen. Als het goed is zitten al deze fakturen in die computer. U moet ze kunnen vinden. Zoals ik al eerder verklaarde had Ed me gezegd dat er op kantoor een diskette lag met het faktuurprogramma. Eerst heb ik fakturen gemaakt op die diskette. Later heb ik, na veel proberen, de diskette overgezet op de harde schijf van de computer. Het schijfje heb ik weggegooid of jullie hebben hem bij mij thuis gevonden. Zoals ik al eerder verklaarde had Ed me uitgelegd hoe ik die fakturen moest maken. De meeste gegevens stonden al op de diskette, zoals de gegevens van de afnemers. Als ik 's-middags op kantoor kwam dan lag er al een briefje klaar, zoals U mij die in een vorig verhoor al heeft getoond. Daar stond op wat er gefaktureerd moest worden. Ik typte van dat briefje de volgende gegevens over: de hoeveelheden Pentiums, de stukprijs, de totaalprijs per soort Pentium, het subtotaal, het totaalbedrag in dollars, het totaal bedrag in guldens, de BTW en het totaalbedrag inclusief BTW. Ik haalde in de computer de vorige faktuur op en wijzigde dan de betreffende gegevens van de vorige faktuur. Ik moest het van Ed wel steeds op een rekenmachine narekenen. De overige gegevens op de fakturen, zoals de soort processors, de betalingsaanwijzing en de geadresseerde, stonden al in het programma. (...) Al deze fakturen heb ik dus in opdracht van Ed gemaakt. Verder ziet U op deze fakturen staan: mijn handtekening en een stempelafdruk van B Electronics. Die stempel heb ik in opdracht van Ed laten maken en die zullen jullie ook wel hebben gevonden. Hij zat in een doos. Iedere faktuur moest ik van Ed ondertekenen. Deze door U getoonde fakturen zijn dan ook allemaal door mij ondertekend op de betreffende faktuurdata of de dag daarvoor, in het kantoortje in Q. Ik zie onderaan de fakturen een handgeschreven notitie staan "bet T/T" en dan een datum. Die notitie is er niet door mij opgezet. Ik weet niet wie dat wel deed. (...) (Op de vraag: Aanvankelijk verklaarde U, Ed nooit te hebben gezien. Later verklaarde U hem te hebben ontmoet bij het zetten van de handtekening onder een stuk van I. Waarom verklaarde U aanvankelijk dat U hem nooit had gezien?) Ik had een aantal jongens ontmoet van I die mij telefoons hadden aangeboden. Ik heb toen Ed gebeld en vroeg hem of hij interesse had in die telefoons. Ed zei me toen dat ik met die jongens en een telefoon als voorbeeld naar een eetcafé in het centrum van Leiden, bij het station, moest komen. (...) Daar ontmoette ik Ed. Ik herkende hem aan zijn stem. Bij de ondertekening van het stuk van I dat U mij de vorige keer toonde (...), tekende hij met de naam E. K. Daarna heb ik Ed nooit meer ontmoet. Ik heb hem alleen nog telefonisch gesproken. (...) U heeft mijn verklaring voorgelezen. Het is allemaal juist opgenomen en het is ook de waarheid zo als ik het zie en zoals het gebeurd is. Zoals ik eerder al verklaarde, wil ik mijn verklaring echter niet ondertekenen omdat ik dat met mijn advokaat heb afgesproken.". 2.12. Op 16 mei 1997 heeft de heer B tegenover de rechter-commissaris onder meer het volgende verklaard: "M.b.t. het 1e feit op de vordering kan ik verklaren dat Ed mij opdrachten gaf voor het maken van facturen. Ik weet de achternaam van Ed niet.". 2.13. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het proces-verbaal van een op 16 februari 1998 plaatsgevonden hebbend verhoor van de heer J. De tekst van dit proces-verbaal luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "(...) (...)st van dit proces-verbaal luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: 16 februari 1998 plaatsgevonden hebbend verho In maart april 1996 ben ik bij X gaan werken. (...) (Nadat hem was gevraagd te vertellen wat zijn rol was bij het tot stand komen van transacties met cpu's bij X:) Een nieuwe klant moest altijd een uittreksel van de inschrijving kamer van Koophandel kunnen overleggen. Tevens werd het BTW nummer gecontroleerd. Ook moest de nieuwe klant zich legitimeren. Dat was eigenlijk altijd de vaste procedure. (...) In augustus 1996 ben ik gestopt bij X. (...) (Nadat hem was getoond fotoconfrontatiemap nummer 3 (...) en hem was gevraagd of hij een persoon herkende:) Ik herken op foto nummer 3 B. B is aan mij in mijn Xtijd geïntroduceerd door een kale man, met een vrij fors hoofd. Het leek een Antilliaan, omdat hij zo'n accentje had, maar het was een Nederlander. Hij had altijd een bodyguard bij zich, dat was een Griek van wie ik de naam niet meer weet. Die kale man vertegenwoordigde een leverancier van X. De leveringen van dat bedrijf werden later overgenomen door het bedrijf van B. Volgens mij zat achter het bedrijf van B nog steeds die kale man. B zelf was niet bepaald het type-directeur zoals ik dat ken. Hoe die kale man of dat bedrijf dat hij eerst vertegenwoordigde heette kan ik mij niet herinneren. Als u mij een foto zou tonen zou ik hem zeker herkennen. (...) (Nadat hem was gevraagd naar de naam K:) Het zou de naam van die kale man kunnen zijn waar ik eerder over verklaarde, maar met zekerheid durf ik dat niet te zeggen.". 2.14. Tot de stukken van het geding behoort voorts een kopie van het proces-verbaal van een op 17 maart 1998 plaatsgevonden hebbend verhoor van de heer J. De tekst van dit proces-verbaal luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt: "(...) Toen ik bij X werkte, haalde ik per dag gemiddeld een omzet van 5.000 keer $ 155. Ik werkte vijf dagen in de week. Ik had te maken met maar drie leveranciers en drie klanten per dag, over het algemeen steeds dezelfde. De relaties deden liever zaken met iemand van I. Eén leverancier van CPU's is blijven hangen omdat hij groot was, ongeveer 4.000 stuks per dag, maar de naam schiet me niet te binnen. (...) (U heeft reeds verklaard op 16 februari dat nieuwe leveranciers van X "uit de lucht kwamen vallen" en tegen extreem lage prijzen CPU's aanboden; welke bedrijven waren dat, in welke periode, wat gebeurde er vervolgens met die goederen?) Ik kan mij daarvan geen namen herinneren. In de maanden dat ik daar werkte, was er eigenlijk maar één grote leverancier waarvan ik de naam nog steeds niet weet, en verder een aantal kleintjes voor enkele honderden CPU's. (...) (Relatanten tonen fotoconfrontatiemap 17 en vragen of gehoorde iemand herkent? Gehoorde wijst nummer 3 aan.) Dit is de grote leverancier wiens naam mij tot nu toe niet te binnen schiet. Ik denk ?? of zoiets. Hij was degene die met de grote hoeveelheden CPU's aan kwam zetten, samen met een bodyguard. Hij was de grote baas. Met deze man van de foto deed ik zaken. De laatste week voordat ik wegging bij X heeft deze meneer de indruk gewekt dat hij de zaak overdeed aan B waarvan ik de vorige keer al een foto heb gezien. Dit was zeer vreemd. De man van de foto leverde grote hoeveelheden, bijna dagelijks volgens mij. Het zou dan heel vreemd zijn om zo een lopende zaak over te doen aan een ander. Zakelijk gezien zou dat onverstandig zijn. Voordat ik bij X werkte handelde ik ook in CPU's. Ik kende de meneer van de foto niet van de periode voordat ik bij X ging werken. Dit is dus zo'n leverancier waarvan ik gezegd heb dat hij zo maar uit de lucht komt vallen. (Relatanten vragen wat de naam Ed K gehoorde zegt? En in welk verband?) Dit is de naam. K is de grote leverancier van X in de tijd dat ik er werkte. De naam van zijn bedrijf is mij nog niet te binnen geschoten. (Relatanten delen mee dat gehoorde 16 februari 1998 verklaarde: "Volgens mij zat achter het bedrijf van B nog steeds die kale man." Relatanten vragen waarom hij dat verklaarde.) Ik bedoelde daarmee inderdaad deze K. B en K zijn samen gekomen en dan lijkt het mij niet dat je zelf buitenspel staat. De eerste keer dat ik ze samen zag, stonden zij samen bij de receptie. Het meisje van de receptie zat daarbij. Ik kan mij herinneren dat K mij toen vertelde dat B de nieuwe leverancier zou worden. B heeft niets verteld. Die had toen al wel zijn paspoort en uittreksel Kamer van Koophandel bij zich. Ik heb zowel het paspoort als het uittreksel gekopieerd en aan N (Hof: de onder 1.2 genoemde zoon) gegeven. (...) De zaken met K zijn in mijn periode niet beëindigd. Ik heb begrepen dat het bedrijf van K overging op een andere naam maar dat K de baas bleef. De ene keer dat ik K en B samen heb gezien, was K de baas. (...) Nu ik de papieren zie, weet ik weer de naam van het bedrijf van K, A BV. (...) (Relatanten vragen hoe de relatie handel met B-X tot stand is gekomen?) Getoond wordt een faxbericht dd. 21-08-96 van B aan X, inbeslaggenomen bij B, en vragen uitleg) Ik zie dat B kopieën zou sturen volgens deze fax. Deze fax is onzin. Ik heb hem nooit gezien. (Relatanten wijzen op de tijd van de fax, 21-08-96 09.40, delen mee dat de volgende dag volgens de eerste factuur van B voor 3,7 milj. werd geleverd en de dag daarna voor bijna 2 milj.. (...); relatanten vragen of dat gebruikelijk was?) Ik herinner mij aan de hand van deze papieren nu iets beter dat B en K samen zijn gekomen. B had zijn paspoort en uittreksel Kamer van Koophandel bij zich. Er werden meteen goederen geleverd. K heeft gezegd dat er voortaan gefaktureerd zou worden door B. (...) Ik heb deze facturen van B Electronics niet eerder gezien. Ik durf nu ook niet meer te zeggen of ik B ooit gezien heb met een aflevering van goederen. Voor mij zijn het wel gewoon overlappingen geweest, A BV en B. Alleen de fakturen zijn veranderd. Zo heb ik het begrepen. (...) Wat betreft de verklaring van B zeg ik u dat ik geen prijsafspraak met hem heb gemaakt. Ik heb hem alleen maar gezien met K en hij zei niet veel. (...).". 2.15. Belanghebbende houdt staande dat de op de facturen B vermelde goederen ook daadwerkelijk aan haar zijn geleverd en wel door de heer B, handelende onder de naam B Electronics. De Inspecteur stelt dat in werkelijkheid geen of minder dan de op deze facturen vermelde goederen aan belanghebbende zijn geleverd, respectievelijk dat deze facturen betrekking hebben op leveringen van andere dan de daarop vermelde goederen. Indien en voor zover deze facturen wèl betrekking hebben op daadwerkelijk aan belanghebbende verrichte leveringen, is de Inspecteur van oordeel dat deze leveringen niet zijn verricht door de heer B, handelende onder de naam B Electronics, maar door de onder 2.10, 2.11 en 2.14 genoemde Ed K (hierna: de heer K), dan wel door een groep of organisatie waarvan deze deel uitmaakt. Beide partijen hebben op de eerste zitting uitdrukkelijk bevestigd dat zij van oordeel zijn dat de op deze facturen vermelde goederen in ieder geval niet aan belanghebbende zijn geleverd door B B.V.. 2.16. Belanghebbende heeft gesteld dat zij alvorens zaken te doen met de heer B, handelende onder de naam B Electronics, - informatie in de markt heeft ingewonnen naar de naam en bekendheid van B Electronics - het onder 2.4 vermelde uittreksel de dato 21 augustus 1996 uit het Handelsregister heeft gecontroleerd - de door B Electronics berekende prijzen heeft vergeleken met de overige marktprijzen - het BTW-nummer van B Electronics heeft gecontroleerd en nagegaan, en - het paspoort van de heer B heeft vergeleken met de gegevens van de Kamer van Koophandel. Blijkens het gestelde op pagina 7, onderaan, van het beroepschrift beschikte belanghebbende in ieder geval op 10 september 1996 tevens over het onder 2.5 vermelde uittreksel uit het Handelsregister en over een fotokopie van het paspoort van de heer B. 2.17. Bij haar aangifte voor de omzetbelasting over het onderhavige tijdvak (augustus 1996) heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van een bedrag aan omzetbelasting ad per saldo fl. 4.575.760,=. Bij de berekening van dit bedrag heeft zij rekening gehouden met een bedrag aan voorbelasting ad in totaal fl. 10.676.154,=, waaronder fl. 2.100.740,= ter zake van de facturen A BV en fl. 2.197.263,= ter zake van de facturen B. De Inspecteur heeft de op evenbedoelde facturen vermelde omzetbelasting niet in aftrek toegelaten en heeft belanghebbende in verband daarmede bij de onder 1.1 vermelde beschikking van 17 januari 1997 over het onderhavige tijdvak teruggaaf verleend van een bedrag aan omzetbelasting ad fl. 4.575.760,= minus (fl. 2.100.740,= plus fl. 2.197.263,= is) fl. 4.298.003,= is fl. 277.757,=. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur deze beschikking gehandhaafd. 3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen 3.1. Het geschil betreft de volgende vragen: I. Heeft belanghebbende op grond van het bepaalde in artikel 2 jo. artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, jo. artikel 35, eerste lid, van de Wet recht op aftrek als voorbelasting van de op de facturen A BV en B vermelde bedragen aan omzetbelasting? II. Zo neen, heeft belanghebbende op grond van bij haar door de resolutie van de Staatssecretaris van Financiën van 18 augustus 1982, nr. 281-18051, BNB 1982/294, gewijzigd bij resolutie van 24 april 1991, nr. VB 91/1006 (hierna: de resolutie van 18 augustus 1982), onderscheidenlijk door punt 4, slot, van de resolutie van deze Staatssecretaris van 23 april 1986, nr. 286-1389, Vakstudie Nieuws 1986, blz. 1125 e.v. (hierna: de resolutie van 23 april 1986) gewekt, in rechte te beschermen vertrouwen recht op aftrek als voorbelasting van de op deze facturen vermelde bedragen aan omzetbelasting? Belanghebbende is van oordeel dat deze beide vragen bevestigend dienen te worden beantwoord, de Inspecteur is van mening dat deze beide vragen ontkennend moeten worden beantwoord. 3.2. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke zij daartoe hebben aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de onder 1.2 en 1.4 vermelde pleitnota's, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Met betrekking tot de stellingen en de standpunten van partijen inzake de facturen A BV verwijst het Hof voorts naar hetgeen daaromtrent is vermeld in zijn uitspraak van 31 januari 2000, nr. 97/00746, met betrekking tot de heffing van omzetbelasting van belanghebbende over de maand juli 1996, van welke uitspraak een kopie aan deze uitspraak is gehecht. Beide partijen hebben op de eerste zitting uitdrukkelijk verklaard met deze handelwijze in te stemmen. Op de beide zittingen hebben zij hieraan nog het volgende, voor zover niet reeds verwerkt in of vermeld onder de Vaststaande feiten en zakelijk weergegeven, toegevoegd: Op de eerste zitting Belanghebbende In januari 1997 is de eenmanszaak B, handelende onder de naam B Electronics, uitgeschreven uit het Handelsregister onder aantekening dat zij is opgegaan in B B.V.. Aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uitsluitend wordt aanspraak gemaakt op vergoeding van de kosten van de aan belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit proceskosten fiscale procedures opgenomen tarief. De Inspecteur Geen aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van proceskosten. Op de tweede zitting Belanghebbende Op verzoek van de Inspecteur is op 14 oktober 1996 (Hof: en niet op 14 oktober 1997, zoals vermeld op bijlage 1 bij de door belanghebbende op de tweede zitting voorgedragen en overgelegde pleitnota) door een ambtenaar van de eenheid Particulieren/Ondernemingen Q van de rijksbelastingdienst een zogeheten derdenonderzoek ingesteld bij de heer B, handelende onder de naam B Electronics. Nadat in overleg met een medewerker van de Inspecteur was besloten bij de heer B een volledig boekenonderzoek in te stellen, heeft deze medewerker, nadat vervolgens verschillende afspraken om tot dat onderzoek te komen op verzoek van de heer B waren uitgesteld, onderscheidenlijk door de heer B niet waren nagekomen, op of omstreeks 5 februari 1997 aan de vorenbedoelde ambtenaar gezegd om "maar niets meer met B te doen". De Inspecteur Met betrekking tot het opnemen van nieuwe ondernemers is de fiscus lijdelijk. Ieder die zich, zoals de heer B, aanmeldt, wordt opgenomen. De onder 2.7 vermelde, aan de heer B, handelende onder de naam B Electronics, opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het 3e kwartaal 1996, is een zogeheten systeemaanslag wegens het niet doen van aangifte over dat tijdvak. Van de in punt 4, slot, van de resolutie van 23 april 1986 van belanghebbende geëiste zorgvuldigheid is geen sprake, noch met betrekking tot de facturen A BV, noch met betrekking tot de facturen B. 3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot het aanvullend verlenen van een teruggaaf van fl. 4.298.003,=. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. 4. Beoordeling van het geschil Met betrekking tot de facturen A BV 4.1. Op de gronden als vermeld in zijn uitspraak van 31 januari 2000, nr. 97/00746, betreffende de heffing van omzetbelasting van belanghebbende over de maand juli 1996 -van welke uitspraak een kopie aan deze uitspraak is gehecht en met betrekking tot welke uitspraak het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie door de Hoge Raad bij arrest van 16 mei 2001, nr. 36.284, onder meer gepubliceerd als BNB 2001/278, ongegrond is verklaard- is het Hof van oordeel dat met betrekking tot de facturen A BV zowel de in de omschrijving van het geschil onder I vermelde vraag, als de aldaar onder II vermelde vraag, ontkennend moet worden beantwoord, waarbij het Hof voor wat betreft het door belanghebbende in de onderhavige zaak gedane beroep op punt 4, slot, van de resolutie van 23 april 1986 verwijst naar r.o. 4.12 van evenvermelde uitspraak van 31 januari 2000. Met betrekking tot de facturen B 4.2. De in artikel 2 van de Wet bedoelde belasting welke de ondernemer in aftrek brengt, is, voor zover te dezen van belang, de belasting welke in het tijdvak van aangifte door andere ondernemers ter zake van door hen aan de ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht op een op de voorgeschreven wijze opgemaakte factuur (artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet). Ingevolge het bepaalde in artikel 35, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet is de ondernemer, voor zover te dezen van belang, verplicht ter zake van zijn leveringen en diensten aan een andere ondernemer een factuur uit te reiken waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze naam en adres van de ondernemer die de levering of de dienst verricht, is vermeld. 4.3. Gelijk de Hoge Raad in zijn arrest van 19 december 1990, BNB 1991/235*, heeft geoordeeld, is aan evenvermeld vereiste, voor wat betreft de vermelding van de naam van de ondernemer, nog voldaan indien een in de factuur vermelde onjuiste naam ondanks de gemaakte fout geen ruimte laat voor misverstand omtrent de identiteit van de ondernemer. 4.4. Het Hof zal er veronderstellenderwijs met belanghebbende van uitgaan dat de op de facturen B vermelde goederen ook daadwerkelijk aan belanghebbende zijn geleverd. Alsdan komt, gelet op de stukken van het geding en de uitdrukkelijke bevestiging van partijen op de eerste zitting dat zij van oordeel zijn dat de op deze facturen vermelde goederen in ieder geval niet aan belanghebbende zijn geleverd door B B.V. -bij welk gemeenschappelijk oordeel van partijen, dat van feitelijke aard is en waarvan niet is gebleken dat daaraan een juridisch onjuist uitgangspunt ten grondslag ligt, het Hof zich zal aansluiten-, als op deze facturen, al dan niet onjuist, vermelde leverancier van deze goederen redelijkerwijs en overeenkomstig de stelling van belanghebbende uitsluitend in aanmerking de heer B, handelende onder de naam B Electronics. 4.5. Op de facturen B is echter niet op duidelijke en overzichtelijke wijze de naam van de heer B, handelende onder de naam B Electronics, als leverancier van de goederen vermeld, terwijl voorts niet kan worden gezegd dat de op deze facturen als naam van de presterende ondernemer vermelde naam er geen twijfel over laat bestaan dat deze ondernemer de heer B, handelende onder de naam B Electronics is. Op deze facturen is immers als naam van de presterende ondernemer niet vermeld B Electronics of de heer B, handelende onder de naam B Electronics, doch B Electronics, onderdeel van B B.V., welke laatste naam er geen twijfel over laat bestaan dat geleverd is door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, te weten B B.V., terwijl de onderneming van de heer B, handelende onder de naam B Electronics, een eenmanszaak is. Aan vorenstaande oordelen wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat op deze facturen wordt verzocht het factuurbedrag over te maken naar een ten name van B B.V./B Electronics staande bankrekening, integendeel. Aan vorenstaande oordelen wordt evenmin afgedaan door de omstandigheid dat op deze facturen een stempelafdruk ten name van B Electronics, astraat 1 te Q, voorkomt, alsmede, naar belanghebbende stelt, de handtekening van de heer B. 4.6. Gelet op hetgeen onder 4.2 tot en met 4.5 is overwogen, dient de in de omschrijving van het geschil onder I vermelde vraag (ook) met betrekking tot de facturen B ontkennend te worden beantwoord. 4.7. Alsdan betreft het geschil nog de vraag of belanghebbende op grond van bij haar door de resoluties van 18 augustus 1982 en 23 april 1986 gewekt, in rechte te beschermen vertrouwen recht heeft op aftrek als voorbelasting van de op de facturen B vermelde bedragen aan omzetbelasting. 4.8. Toepassing van de resolutie van 18 augustus 1982 is blijkens haar tekst slechts mogelijk in gevallen waarin, voor zover te dezen van belang, het bestaan casu quo de hoedanigheid van de presterende ondernemer vaststaat. 4.9. Naar het oordeel van het Hof is met betrekking tot de facturen B het bestaan en de hoedanigheid van de presterende ondernemer niet komen vast te staan. Gelijk onder 4.4 is overwogen, moet er van worden uitgegaan dat B B.V. niet de presterende ondernemer is geweest, terwijl belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur en gelet op hetgeen onder 2.8 tot en met 2.14 is vermeld, niet aannemelijk heeft gemaakt dat de heer B, handelende onder de naam B Electronics, de presterende ondernemer is. De omstandigheid dat op de facturen B als adres, inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel en BTW nummer van de presterende ondernemer, de desbetreffende gegevens van de heer B, handelende onder de naam B Electronics, zijn vermeld, en dat op deze facturen een stempelafdruk ten name van B Electronics, astraat 1 te Q, voorkomt, alsmede, naar belanghebbende stelt, de handtekening van de heer B, is daartoe onvoldoende. Anderzijds heeft de Inspecteur onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de heer BB, dan wel een groep of organisatie waarvan deze deel uitmaakt, de presterende ondernemer is. 4.10. Gelet op hetgeen onder 4.8 en 4.9 is overwogen, dient belanghebbendes beroep op de resolutie van 18 augustus 1982 te worden verworpen. 4.11. Bovendien zouden de facturen B, indien wèl vast zou staan dat de heer B, handelende onder de naam B Electronics, dan wel de heer BB of een groep of organisatie waarvan deze deel uitmaakt, de presterende ondernemer is, niet slechts een formeel gebrek als bedoeld in de resolutie van 18 augustus 1982 vertonen, nu volgens deze facturen B Electronics, onderdeel van B B.V., de presterende ondernemer is. Ook indien de heer B, handelende onder de naam B Electronics, de presterende ondernemer zou zijn, kan niet worden gezegd dat de vermelding in de kop van de facturen dat B Electronics een onderdeel van B B.V. is, slechts een gebrek van formele aard als bedoeld in de resolutie van 18 augustus 1982 is. 4.12. Ook belanghebbendes stelling dat zij bij het in ontvangst nemen van de facturen B de redelijkerwijs van haar te verlangen zorgvuldigheid heeft betracht, moet worden verworpen, nu belanghebbende tevens heeft gesteld dat zij alvorens zaken te doen met de heer B, handelende onder de naam B Electronics, onder meer het onder 2.4 vermelde uittreksel de dato 21 augustus 1996 uit het Handelsregister heeft gecontroleerd en zij bij bestudering van dit uittreksel terstond heeft moeten zien dat dit uittreksel geen betrekking heeft op een eenmanszaak B Electronics, maar op B B.V., onder meer handelende onder de naam B Electronic. Voorts beschikte belanghebbende in ieder geval vanaf 10 september 1996 over het onder 2.5 vermelde uittreksel uit het Handelsregister en had zij bij vergelijking van dat uittreksel met de facturen B moeten zien dat niet werd gefactureerd door een eenmanszaak B Electronics, doch door een onderdeel van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B B.V.. Gelet op het vorenstaande faalt ook belanghebbendes beroep op punt 4, slot, van de resolutie van 23 april 1986. 4.13. Gelet op hetgeen onder 4.8 tot en met 4.12 is overwogen, dient de in de omschrijving van het geschil onder II vermelde vraag (ook) met betrekking tot de facturen B ontkennend te worden beantwoord. 4.14. Voor het geval moet worden geoordeeld als vermeld onder 4.1, 4.6 en 4.13 is niet in geschil dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd. 5. Proceskosten Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten. 6. Beslissing Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als volgt: Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak. Aldus vastgesteld op 11 augustus 2004 door J.A. Meijer, voorzitter, P. Fortuin en G.D. van Norden, en op die dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 11 augustus 2004 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.