Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4509

Datum uitspraak2004-10-22
Datum gepubliceerd2004-10-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.097.156-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overleveringswet, Duitsland, oplichting.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER Parketnummer: 13.097.156-04 RK nummer: 04/3343 Datum uitspraak: 22 oktober 2004 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 september 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door Th. Luxa, Staatsanwalt te Berlijn (Duitsland), gedateerd 6 september 2004. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gede-tineerd in Huis van Bewaring “De Karelskamp” te Almelo, hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 oktober 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en namens zijn raadsman mr. Th.U. Hiddema, mr. M.B. Bax, advocaat te Maastricht, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Turkse taal. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt een arrestatiebevel van het Amtsgericht Tiergarten -349 Gs 206/04- van 20 januari 2004 en een aanvullend besluit van het Amtsgericht Tiergarten -349 Gs 3200/2004- van 17 augustus 2004 ten grondslag. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Turkse nationaliteit heeft. 4. Strafbaarheid Feiten vermeld op bijlage 1 bij de Overleveringswet De feiten staan vermeld onder nummer 20 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten: oplichting. Op deze feiten is naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. 5. Verweren De raadsman heeft betoogd dat overlevering van zijn cliënt dient te worden geweigerd voor het feit dat heeft plaats gehad op 15 september 2003 in Izmir (Turkije), aangezien niet gebleken is dat Duitsland ten aanzien van dat feit rechtsmacht heeft. Naar het oordeel van de raadsman is niet [dhr. T.] maar [dhr. K.] het slachtoffer en van de laatste staat niet vast dat hij de Duitse nationaliteit heeft. De rechtbank leidt uit de omschrijving van de feiten af dat niet [dhr. K.], maar de Daimler-Chrysler Bank eigenaar is van de betreffende auto. De Duitse autoriteiten hebben door overlegging van § 7 van het Strafgesetzbuch de rechtsmacht aangetoond, zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen. Daarnaast geldt dat de in het EAB gestelde oplichting van [dhr. K.] in Duitsland heeft plaatsgevonden, zodat Duitsland reeds om die reden rechtsmacht toekomt. De rechtbank zal de overlevering van de opgeëiste persoon toestaan ter zake van drie strafbare feiten, zoals aangegeven onder e) van het EAB: “Betrug und versuchter Betrug in zwei Fällen, davon in einem Fall in Mittäterschaft und in Tateinheit mit Urkundenfälschung”. Hoewel de daartoe strekkende Duitse strafbepaling bij het EAB is gevoegd gaat de rechtbank er, gelet op het vertrouwensbeginsel, van uit dat Urkundenfälschung niet als apart feit te laste zal worden gelegd. 6. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken. 7. Slotsom Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. 8. Toepasselijke wetsbepalingen Artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet. 9. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Duitse justitiële autoriteiten ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter, mrs. L.E. Kalff en P.B. Martens, rech-ters, in tegenwoordigheid van G. Bos, grif-fier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 oktober 2004. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.