Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4546

Datum uitspraak2004-09-15
Datum gepubliceerd2004-11-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers03/1431
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een Filippijns meisje en haar ouders vorderen materiële en immateriële schadevergoeding door een Nederlandse man die het meisje seksueel heeft misbruikt. Toepasselijk recht? De rechtbank beoordeelt de vorderingen naar Filippijns recht. Gedaagde is in beginsel civielrechtelijk aansprakelijk voor de gevolgen van zijn handelen. De feiten zijn naar Filippijns recht niet verjaard. De bedragen die het meisje wegens immateriële schade heeft gevorderd, worden door de rechtbank toegewezen. De rechtbank acht voldoende komen vast te staan dat er sprake is van door gedaagde veroorzaakte, immateriële schade bij het meisje. Aan materiële schadevergoeding wordt aan het meisje een vergoeding wegens loonderving toegekend. De rechtbank acht aannemelijk dat het meisje een jaar niet heeft kunnen werken. De immateriële schade van de vader wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Aan de moeder wordt enige vergoeding wegens immateriële schade toegekend.


Uitspraak

MT/C rolnummer: 03/1431 datum vonnis: 15 september 2004 RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE sector civiel recht - enkelvoudige kamer Vonnis in de zaak met bovenvermeld rolnummer van: 1. [eiseres sub 1], 2. [eiser sub 2], 3. [eiseres sub 3], allen wonende te [woonplaats] (Filippijnen), eisers, procureur: mr W. Taekema,, tegen [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur: mr E.J.P. Nolet.. Partijen worden hierna ook aangeduid als [eiseres sub 1] (eiseres sub 1), de vader (eiser sub 2), de moeder (eiseres sub 3) en [gedaagde] (gedaagde). De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken die zich in het griffiedossier bevinden, te weten na te melden stukken met bijlagen: - de inleidende dagvaarding van 16 mei 2003; - de conclusie van antwoord; - de conclusie van repliek; - de conclusie van dupliek; - het tussen partijen gewezen tussenvonnis van 24 maart 2004, waarbij een comparitie van partijen werd gelast; - het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 21 juni 2004; - het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut in deze zaak van 21 oktober 2002 (verder ook: het Rapport). RECHTSOVERWEGINGEN 1. Feiten 1.1 [eiseres sub 1] is geboren op [geboortedatum]. Eisers sub 2 en 3 zijn de ouders van [eiseres sub 1]. Zij wonen allen op de Filippijnen en hebben de Filippijnse nationaliteit. [gedaagde] is geboren op [geboortedatum] en woont in Nederland. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit. 1.2 Gedaagde is bij in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen, uitspraak door de Nederlandse strafrechter veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar, kort gezegd, wegens: 1) het in de periode van 1 februari t/m 24 februari 1996 te [woonplaats] in voorraad hebben van kinderporno (betreffende kinderen - onder wie [eiseres sub 1] - jonger dan 16 jaar); 2) het plegen van ontuchtige handelingen met kinderen tussen de 12 en 16 jaar (onder meer met [eiseres sub 1]), bestaande uit het sexueeel binnendringen van het lichaam. Deze feiten vonden plaats in Manilla (Filippijnen) in de periode van 1 december 1995 t/m 7 februari 1996. 1.3 Het onder 1.2) bedoelde sexuele contact met de toen 12-jarige [eiseres sub 1] vond plaats in een hotel in Manilla tegen betaling door [gedaagde]. Een deel van de sexuele handelingen is vastgelegd op foto's en videobanden. Onder meer is op videoband vastgelegd dat [eiseres sub 1] [gedaagde] oraal bevredigt. 2. Vordering, grondslag en verweer 2.1 Eisers vorderen, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen: primair tot betaling van de navolgende schadevergoeding naar Nederlands recht: a) aan [eiseres sub 1] wegens immateriële schade € 25.000,--, met wettelijke rente vanaf 1 januari 1996; b) aan [eiseres sub 1] wegens materiële schade € 10.746,70, vermeerderd met wettelijke rente telkens vanaf de datum dat de betreffende kosten zijn gemaakt; c) aan de vader en de moeder € 5000,--wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1996; d) aan de vader en moeder € 128,-- wegens materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat deze kosten zijn gemaakt; subsidiair tot betaling van de volgende schadevergoeding naar Filippijns recht: a) aan [eiseres sub 1] een bedrag van € 54.405,96 wegens geleden schade en gemaakte kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de schadepost "actual damages" vanaf 1 januari 1996; c) aan de vader en moeder: een bedrag van € 1.000,--; meer subsidiair tot betaling aan ieder van eisers van een bedrag aan schadevergoeding, waarvan de hoogte in goede justitie wordt vastgesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1996; een en ander onder veroordeling van gedaagde in de proceskosten die van het gelegde beslag daaronder begrepen. 2.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde] [eiseres sub 1] sexueel heeft misbruikt door het plegen van de hiervoor onder 1.2 en 1.3 bedoelde ontuchtige handelingen en het maken en voorhanden hebben van video-en foto-opnames; dat hij aldus onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres sub 1]; dat zowel [eiseres sub 1] als haar ouders hierdoor bovenvermelde schade heeft/hebben geleden; dat [gedaagde] verplicht is deze schade te vergoeden. 2.3 [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. 3. Beoordeling Bevoegdheid 3.1 De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe, nu gedaagde zijn woonplaats heeft in Nederland (artikel 2 EEX-verordening; nr 44/2001 van de Raad). De Haagse rechtbank is relatief bevoegd, gelet op de woonplaats van gedaagde te [woonplaats]. Partijen zijn het hier over eens. Toepasselijke recht 3.2 De vorderingen tot schadevergoeding zijn gebaseerd op onrechtmatige daad, gepleegd op de Filippijnen en, ten aanzien van het voorhanden hebben van de video- en foto-opnames, gepleegd in Nederland De vraag dient beantwoord te worden welk recht op deze vorderingen van toepassing is. Door eisers is onder meer hieromtrent informatie ingewonnen bij het Internationaal Juridisch Instituut. Dit Instituut heeft hierover op 21 oktober 2002 rapport uitgebracht Mede op grond van de aldus verkregen inlichtingen wordt als volgt geoordeeld. 3.3 In het COVA-arrest (HR 19 november 1993;NJ 1994/622) is geoordeeld dat naar Nederlands internationaal privaatrecht een vordering uit onrechtmatige daad, behoudens rechtskeuze, in beginsel wordt beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad heeft plaatsgevonden; voorts is uitgemaakt dat op de hoofdregel van de lex loci delicti een uitzondering kan worden aanvaard ingeval beide partijen zijn gevestigd in een ander land dan dat waar de onrechtmatige daad is gepleegd en de rechtsgevolgen van de daad zich geheel in dat andere land afspelen. Per 1 juni 2001 (dus na de verweten gedragingen) is de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad (WCOD) in werking getreden. Deze wet vormt op de thans aan de orde zijnde punten een codificatie van deze jurisprudentie. Uitgangspunt blijft de hoofdregel van de lex loci delicti. 3.4 In deze procedure staat als erkend dan wel niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist, vast dat: a) [gedaagde] eind 1995/begin 1996 in Manilla tegen betaling sexuele handelingen heeft gepleegd met de toen 12 jarige [eiseres sub 1]; dat [eiseres sub 1] hem daarbij onder meer oraal heeft moeten bevredigen; voorts staat vast dat daarvan video- en foto-opnames zijn gemaakt. b) [gedaagde] in februari 1996 in [woonplaats] kinderporno met onder meer afbeeldingen van [eiseres sub 1] voorhanden heeft gehad. c) [eiseres sub 1] toen en ook nu nog in [woonplaats] woonde/woont. d) er in deze zaak geen sprake is van expliciete rechtskeuze. e) de feiten naar Nederlands recht strafbaar zijn; f) de onder a) bedoelde handelingen naar Filippijns recht strafbaar zijn. De rechtbank komt op dit laatste punt nog terug. 3.5 Vooropgesteld wordt dat van rechtskeuze niet is gebleken. Weliswaar hebben eisers in deze procedure uitdrukkelijk hun voorkeur uitgesproken voor het Nederlandse recht maar gedaagde heeft zich hier tegen verzet. Nu de verweten en vaststaande handelingen vrijwel geheel op de Filippijnen hebben plaatsgevonden geldt de hoofdregel dat de vordering uit onrechtmatige daad wordt beheerst door het Filippijnse recht. Dit geldt ook voor het voorhanden hebben van het pornografisch materiaal in [woonplaats], nu dit laatste feit slechts een afgeleide is van het sexueel misbruik en het maken van de foto- en video-opnames in Manilla. Daar komt bij dat de rechtsgevolgen van deze handelingen eveneens geheel op de Filippijnen plaatsvinden. Ook hierin wordt grond gezien hetzelfde recht, zijnde Filippijns recht toe te passen. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de regel van de accessoire aanknoping van artikel 5 WCOD toepassing mist. Dit reeds op grond van het feit dat de strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde] in Nederland niet als zodanig aanknopingspunt in deze civiele procedure kan gelden. De rechtbank zal dan ook de onderhavige vorderingen beoordelen naar Filippijns recht. Onrechtmatige daad jegens [eiseres sub 1]? 3.6 De aan [gedaagde] verweten, vaststaande feiten als weergegeven in rov 3.4.a) zijn als misdrijven strafbaar naar Filippijns recht, te weten onder meer op grond van de Sections 5, 9 en 10 van de Child Abuse Act. Anders dan gedaagde stelt zijn deze bepalingen niet alleen van toepassing op de "krachten die achter de kinderprostitutie zitten" maar ook op de personen die daadwerkelijk van de kinderprostituee's sexueel gebruik maken. Blijkens artikel 100 van de Revised Penal Code (RPC) levert aansprakelijkheid voor een misdrijf automatisch civiele aansprakelijkheid op. Ten aanzien van het voorhanden hebben van - kort gezegd - pornografisch materiaal waarop [eiseres sub 1] is te zien, wordt de aansprakelijkheid van [gedaagde] gevormd door artikel 26 van het Filippijnse burgerlijk wetboek. De conclusie is dan ook dat [gedaagde] in beginsel civielrechtelijk aansprakelijk is voor de gevolgen van zijn handelen. Verjaring? 3.7 [gedaagde] heeft ten verwere aangevoerd dat de feiten naar Filippijns recht zijn verjaard. Dit verweer gaat slechts op ten aanzien van het laatste feit, "het voorhanden hebben van pornografisch materiaal". Dit feit is naar Filippijns recht geen misdrijf. Het kent een verjaringstermijn van vier jaar (artikel 1146 van het Filippijns burgerlijk wetboek). Nu de civiele rechtsvordering pas na ruim zeven jaar is ingesteld, terwijl van stuiting niet is gebleken, dient de slotsom te zijn dat er ten aanzien van dit feit sprake is van verjaring. De overige verweten gedragingen zijn niet verjaard. De strafrechtelijke verjaringstermijn voor de misdrijven strafbaar gesteld in de sections 5, 9 en 10 van de Child Abuse Act, is 15 jaar. De civielrechtelijke verjaringstermijn is even lang, zoals [gedaagde] ook erkent (cvd 24). 3.8 [gedaagde] heeft nog gesteld dat laatstbedoelde verjaringstermijnen alleen gelden ingeval schadevergoeding wordt gevorderd ten overstaan van een Filippijnse strafrechter (tegelijk met een strafrechtelijke procedure). Volgens [gedaagde] geldt in alle andere gevallen - dus ook in deze zaak - de civielrechtelijke verjaringstermijn van vier jaar voor quasi-delicten, dit op grond van artikel 1146 van het Filippijns burgerlijk wetboek. Deze stelling gaat niet op, nu deze berust op de onjuiste opvatting dat het in deze zaak om quasi-delicten gaat. Zoals gezegd gaat het om misdrijven. Hiervoor geldt ook civielrechtelijk een verjaringstermijn van 15 jaar. Bij de verdere beoordeling van deze zaak zal de rechtbank dus de onder 3.4.a) beschreven, vaststaande feiten tot uitgangspunt nemen. Deze zijn niet verjaard. De door [eiseres sub 1] gevorderde schadevergoeding 3.9 Uit het voorgaande vloeit voort dat [gedaagde] in beginsel civielrechtelijk aansprakelijk is voor de gevolgen van zijn sexuele handelingen mét en het maken van foto- en video-opnamen ván de toen 12 jarige [eiseres sub 1]. Op grond van artikel 2202 Filippijns burgerlijk wetboek heeft [eiseres sub 1] in beginsel recht op volledige schadevergoeding, ongeacht of de aansprakelijke persoon deze schade heeft voorzien of redelijkerwijs had kunnen voorzien. [eiseres sub 1] vordert aan schadevergoeding naar Filippijns recht: a. actual damages € 10.476,70 b. civil indemnity sexueel misbruik € 1.095,56 c. civil indemnity video en foto's € 730,37 d. moral damages sexueel misbruik € 1.100,-- e. moral damages video en foto's € 733,33 f. exemplary damages sexueel misbruik € 24.000,-- g. exemplary damages video en foto's € 16.000,-- 3.10 Deze vordering valt uiteen in een deel materiële en een deel immateriële schadevergoeding. Daarnaast hebben de schadevorderingen f. en g. deels een voorbeeldwerking en deels een punitief karakter. In de Filippijnen geldt evenals in Nederland de hoofdregel van bewijsrecht - kort gezegd - dat degene die stelt moet bewijzen. Dit betekent dat de bewijslast, zowel wat de omvang van de schade als het causaal verband betreft, ligt op [eiseres sub 1]. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat dit bij de civiele voeging in een strafprocedure op de Filippijnen in zoverre anders ligt dat de aldus te vorderen "civil indemnity" een vast bedrag betreft waarvan de hoogte is gekoppeld aan het strafbaar feit. Hiervoor is in die procedure geen bijzonder bewijs nodig. De immateriële schade 3.11 [eiseres sub 1] vordert aan immateriële schadevergoeding een bedrag van € 1.100,-- wegens het sexueel misbruik en een bedrag van € 730,37 wegens de video's en foto's. Hiervoor is aansluiting gezocht bij bedragen toegekend door het Filippijnse Supreme Court in min of meer vergelijkbare (straf)zaken. [eiseres sub 1] stelt (mogelijk blijvende) geestelijke schade te hebben opgelopen. Ze voelt zich ongelukkig, is haar waardigheid kwijtgeraakt, en wordt door haar omgeving steeds weer aan de onaangename gebeurtenissen herinnerd, mede doordat de zaak zowel op de Filippijnen als in Nederland veel publiciteit heeft getrokken. Zij schaamt zich voor haar man en kinderen. Volgens eisers is het een feit van algemene bekendheid dat sexueel misbruik op jonge leeftijd vaak ingrijpende schade veroorzaakt. Eisers verwijzen hiervoor naar publicaties over dit onderwerp, onder meer naar een WHO document voor het Worl Congress against comercial sexual exploitation of children (1996). 3.12 [gedaagde] betwist het causaal verband en voert aan dat in de aangehaalde publicaties teveel gekeken wordt met een Westerse invalshoek. Er gelden op de Filippijnen andere waarden en normen. De straatkinderen aldaar, die al jong op eigen benen moeten staan, zijn vroeg wijs. Ze zijn niet te vergelijken met de beschermd opgevoede westerse kinderen. De westerse publicaties zijn dan ook te algemeen om als bewijs te gelden. De media-aandacht is niet door [gedaagde] gezocht. Hiervoor kan hij niet aansprakelijk gesteld worden. [gedaagde] erkent dat [eiseres sub 1] recht heeft op immateriële schadevergoeding, maar dit moet naar redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld. 3.13 Hieromtrent wordt als volgt geoordeeld. Vast staat dat [gedaagde] 30 jaar ouder was dan de indertijd 12 jarige [eiseres sub 1]. Ook volgt uit de overgelegde uitspraken van de Nederlandse strafrechter in deze zaak en de thans overgelegde (niet betwiste) producties dat de meisjes die door [gedaagde] in Manilla werden misbruikt een prille lichamelijke ontwikkeling hadden. Er is geen enkele aanwijzing dat dit met [eiseres sub 1] anders was. Sterker nog, er zijn duidelijke aanwijzingen dat [gedaagde] juist de voorkeur gaf aan kinderen/kinderlijke meisjes. Sexuele omgang tussen een beduidend oudere, volgroeide, man en een onvolgroeid kind van 12 vormt een ernstige aantasting van de persoonlijke integriteit en leidt in de regel tot geestelijke schade. Dit is een feit van algemene bekendheid. Dit wordt niet anders door het feit dat die kinderen mogelijk al jong op eigen benen moeten staan, temeer niet nu er sprake was van volstrekt ongelijke fysieke verhoudingen en - naar moet aangenomen - ongelijke machtsverhoudingen. De vele media-aandacht komt voor risico van [gedaagde], die willens en weten de (ook op de Filippijnen strafbare) sexuele contacten is aangegaan. 3.14 De rechtbank acht onder deze omstandigheden voldoende komen vast te staan dat er sprake is van door [gedaagde] veroorzaakte, immateriële schade bij [eiseres sub 1]. Zij kan dan ook aanspraak maken op immateriële schadevergoeding wegens de onder 3.4.a) bedoelde handelingen. Het feit dat er toen foto- en video-opnames.zijn gemaakt acht de rechtbank extra leedtoevoegend. De omstandigheid dat het voorhanden hebben van pornografie in [woonplaats] inmiddels is verjaard doet daar niet aan af. De gevorderde bedragen wegens "moral damages" acht de rechtbank zeker niet te hoog, gelet op de ernst van de inbreuk. Deze zullen worden toegewezen. De materiële schade 3.15 Anders dan kennelijk [eiseres sub 1] betoogt is er in de civiele procedure geen grond voor het toekennen van een forfaitair bedrag wegens "civil indemnity". Artikel 2197 van het Filippijns burgerlijk wetboek dat de verschillende schadesoorten noemt spreekt hier niet over. De twee uitspraken van het Filippijnse Supreme Court waarop [eiseres sub 1] zich beroept (prod. 18 en 19 bij dagvaarding) betreffen beide een strafzaak. Wel kan [eiseres sub 1] - zoals gezegd - aanspraak maken op volledige schadevergoeding, die (in ieder geval in theorie) veel hoger kan zijn dan het als civil indemnity toe te kennen bedrag. 3.16 [eiseres sub 1] vordert aan "actual damages" een bedrag van € 10.476. Dit betreft : - een bedrag aan loonderving van € 7.560,-- - advies IJC € 249,90 - defence for children € 2.675,-- - bureau Mariëndijk € 202,30 - uittreksel gemeente [woonplaats] € 7,32 - eigen bijdrage € 52,18 - eigen bijdrage vader € 64,-- - eigen bijdrage moeder € 64,-- Materiële schade: loonderving 3.17 [eiseres sub 1] stelt dat de verweten gedragingen geestelijke schade hebben aangericht. Dit heeft consequenties gehad voor haar werkzaam bestaan. Ze schaamt zich en voelt zich gestigmatiseerd. Hierdoor is ze niet in staat geweest te gaan werken. Kinderen in dezelfde economische omstandigheden als [eiseres sub 1] beginnen gemiddeld te werken op hun 15e jaar (onder ouderlijk toezicht). Ze vordert daarom 6 jaar loonderving à € 1260,-- per jaar. Dit levert genoemd bedrag van € 7.560,-- op. 3.18 [gedaagde] heeft het causaal verband betwist, onder meer stellende dat [eiseres sub 1] koos voor een carrière als moeder van inmiddels drie kinderen. Voorts heeft [gedaagde] betwist dat [eiseres sub 1] überhaupt op haar 15e had kunnen gaan werken, nu er van ouderlijk toezicht geen sprake was. 3.19 De rechtbank heeft onder 3.13 reeds overwogen er van uit te gaan dat er sprake is van geestelijke schade bij [eiseres sub 1]. Daarnaast staat als niet betwist vast dat [eiseres sub 1] zich schaamt en gestigmatiseerd voelt. De rechtbank acht aannemelijk dat hierdoor haar mogelijkheden om te gaan werken zijn verminderd. Het is echter de vraag in welke mate. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat werken onder ouderlijk toezicht vanaf haar 15e niet in de rede gelegen zou hebben. Immers, vaststaat dat dit ouderlijk toezicht in ieder geval op haar 12e ontbrak ( moeder was toen bij haar "lover" en vader werkte), terwijl over haar levensomstandigheden daarna geen informatie is verschaft. Daarnaast staat vast dat [eiseres sub 1] inmiddels een gezin met drie kinderen heeft. Dit lijkt zich evenmin te verdragen met (fulltime) werken gedurende de gehele gestelde periode. Dit alles afwegende wordt het aannemelijk geacht dat [eiseres sub 1] een jaar niet heeft kunnen werken tengevolge van de door [gedaagde] toegebrachte schade. De rechtbank zal een bedrag van € 1.260,-- toekennen. Overige materiële schade 3.20 De overige schadeposten (zie 3.16) zullen worden afgewezen, nu niet aannemelijk is dat [eiseres sub 1] deze schade zelf heeft geleden. Exemplary damages 3.21 Toewijzing van de terzake gevorderde bedragen verdraagt zich niet met de Nederlandse openbare orde, nu deze vorderingen een - in ieder geval deels - punitief karakter hebben. [gedaagde] is immers hier te lande al gestraft, en wel tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar. Hier bovenop nog een forse geldboete bij wijze van straf vormt een dubbele bestraffing. Dit wordt strijdig geacht met onze openbare orde. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen. De door de ouders gevorderde schadevergoeding wegens "moral damages" 3.22 De ouders vorderen tesamen aan "moral damages" een bedrag van € 1000,-- . Zij stellen dat zij door de jegens [eiseres sub 1] gepleegde onrechtmatige daad immateriële schade hebben geleden. Met name de moeder trekt zich het gebeuren erg aan en verwijt zichzelf dat zij het misbruik niet heeft kunnen voorkomen. 3.23 [gedaagde] heeft aangevoerd dat er sterke aanwijzingen zijn dat de ouders nalatig zijn geweest in de opvoeding en verzorging van [eiseres sub 1]. Hij acht het dan ook niet redelijk dat zij de schade die zij hierdoor lijden op hem verhalen. 3.24 Hieromtrent wordt als volgt geoordeeld. Anders dan in beginsel het Nederlandse recht, kent het Filippijnse recht aan ouders de mogelijkheid toe tot het vorderen van immateriële schadevergoeding wegens het sexueel misbruik van hun dochter. Dit betekent dat onderzocht moet worden of er sprake is van door de ouders geleden immateriële schade ten gevolge van de jegens [eiseres sub 1] gepleegde onrechtmatige daad. 3.25 Zoals reeds in 3.19 overwogen staat vast dat het aan ouderlijk toezicht ontbrak toen de feiten plaatsvonden. Voorts heeft [eiseres sub 1] zelf verklaard dat ze op dat moment bij de "Babay-Tuluyan"was (productie 4 bij dagvaarding). Dit is een organisatie in Manilla die straatkinderen opvangt. Dit alles wijst niet op een innige band tussen [eiseres sub 1] en haar ouders op het moment van de feiten. Nu voorts de immateriële schade van de vader op geen enkele wijze feitelijk wordt toegelicht zal deze, gelet op de betwisting, als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. Niet, althans niet voldoende gemotiveerd, wordt betwist dat de moeder enige immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal dan ook enige vergoeding toekennen. Wel zal deze op een beduidend lager dan het gevorderde bedrag worden bepaald, aangezien de rechtbank er van uitgaat dat de door [gedaagde] bij de moeder veroorzaakte geestelijke schade minder groot is dan het geval zou zijn geweest wanneer er wel van een innige familieband sprake zou zijn geweest. Aan de moeder zal een bedrag van € 100,-- worden toegekend. Slotsom 3.26 Aan [eiseres sub 1] zal worden toegekend: € 1.260,00 aan loonderving, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 1996; € 1.833,33 aan immateriële schadevergoeding Aan de moeder zal worden toegekend: € 100,00 aan immateriële schadevergoeding. Het meer of anders wordt afgewezen. 3.27 Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd. BESLISSING De rechtbank: - veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 1] Dacuno Escobal te betalen een bedrag van € 3.093,33, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.260,--, berekend vanaf 1 januari 1996 tot de dag der algehele voldoening; - veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de moeder] te betalen een bedrag van € 100,--; - bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr M.A.F. Tan-de Sonnaville en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.