Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4555

Datum uitspraak2004-10-26
Datum gepubliceerd2004-10-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/002315-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

het eerste feit betreft het medeplegen van de uitvoer van 300.000 pillen aan de afnemer, te weten de infiltrant. Dit feit is aan het licht gekomen middels een pseudokoop. De rol van verdachte betrof het vervoeren van de lading pillen van Tilburg naar Gilze Rijen in opdracht van iemand anders. Bij de betaling voor de pillen aan verdachte in een hotelkamer, wordt verdachte gearresteerd. Het tweede feit betreft het meerdere malen vervoeren van caustic soda in opdracht van iemand anders. Strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Parketnummer(s): [pk.nr] 1 Partijen. Onderzoek van de zaak. In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen: [verdachte] [geboortedatum/plaats] thans gedetineerd in huis van bewaring De Boschpoort te Breda, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Gerrits, advocaat te Waalwijk. 2 De tenlastelegging. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat 1. hij op of omstreeks 28 november 2003 te Tilburg, althans in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 300.000 xtc-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDEA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk die pillen afgeleverd aan een persoon, terwijl hij verdachte wist dat die pillen voor export naar Engeland bestemd waren; art 2 ahf/ond A Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 28 november 2003 te Tilburg, althans in het arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 300.000 xtc-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of MDEA, zijnde MDMA en/of MDEA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet althans aan een persoon van Belgische nationaliteit en/of (een persoon) met een bestelbus met Belgische kentekenplaten; art 2 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 november 2003 te Hulsel en/of op een of meer ander plaatsen in Nederland, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken van een middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs), voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen (telkens) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of - (telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en); immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) op een of meer tijdstippen in of omstreeks voornoemde pleegperiode en in voornoemde pleegplaats(en) een of meer handelshoeveelhe(i)d(en) caustic soda besteld en/of een of meer handelshoeveelhe(i)d(en) caustic soda vervoerd en/of voorhanden gehad, waarvan hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en); art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3 De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4 De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen. 6 Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7 De bewezenverklaring. Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. op 28 november 2003 te Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 300.000 xtc-pillen, bevattende MDMA zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk die pillen afgeleverd aan een persoon met een bestelbus met Belgische kentekenplaten; 2. op tijdstippen in de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 november 2003 te Hulsel tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden verwerken van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (synthetische harddrugs), voor te bereiden en/of te bevorderen, - telkens stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan hij verdachte en/of diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict; immers hebben verdachte en verdachtes mededader op tijdstippen in voornoemde pleegperiode en in voornoemde pleegplaats(en) hoeveelheid caustic soda besteld en vervoerd en voorhanden gehad, waarvan verdachte en diens mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict; Hetgeen onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8 Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 8.1 De bewijsmiddelen. 8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsman betoogd dat vrijspraak dient te volgen nu geen sprake is geweest van het opzettelijk buiten het grondgebied brengen van verdovende middelen. Voorts heeft hij aangevoerd dat ten aanzien van feit 2 evenmin een veroordeling kan volgen. Er is slechts één bewijsmiddel voorhanden waaruit afgeleid zou kunnen worden dat verdachte meerdere malen caustic soda heeft gekocht en voorhanden gehad. Daar tegenover staat echter de verklaring van verdachte dat hij slechts éénmaal een partij caustic soda voorhanden heeft gehad waarvan hij bovendien niet wist dat deze stof bestemd was voor het produceren van XTC. De rechtbank overweegt het volgende. Op 28 november 2003 heeft verdachte een grote partij XTC-pillen geleverd aan een man met een Belgisch accent die reed in een bus met Belgische kentekenplaten. Voorafgaand aan deze levering heeft verdachte meerdere malen (telefonisch) contact gehad met deze man. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aan deze persoon onder deze omstandigheden te leveren bewust het risico heeft genomen dat deze partij pillen naar het buitenland vervoerd zou worden en daarmee heeft hij voorwaardelijk opzet gehad op het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van ongeveer 300.000 XTC-pillen. Het verweer van de raadsman treft derhalve geen doel. Op 6 november 2003 werd in de loods op het perceel Van Hogendorpstraat 118 te Tilburg een lege pallet aangetroffen met daaraan stukken plastic met daarop de opdruk “Caustic Soda” alsmede een pick-lijst voor levering betrekking hebbend op 1000 kg natronloog met daarop als laaddatum 28 oktober 2003 en als ontvanger AC Hulsel, Vooreind 16a te 5096 BV Hulsel. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op verzoek van iemand, wiens naam hij niet wenst te noemen, op 31 oktober 2003 bij de Boerenbond te Hulsel een grote partij caustic soda heeft opgehaald. Verdachte heeft gesteld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat caustic soda bestemd was voor het schoonmaken van betonnen vloeren, omdat dit hem zo verteld was door zijn opdrachtgever. Op 31 oktober 2003 heeft verdachte een bestelbus gehuurd bij Autorent Ad Melissant B.V. te Tilburg en is daarmee naar Hulsel gereden. Uit het proces-verbaal van observatie blijkt dat verdachte, nadat hij de caustic soda heeft gehaald, de bestelbus heeft geparkeerd op het adres [woonadres], zijn woonadres, waar deze vervolgens weer door een ander is opgehaald. Uiteindelijk is de bestelbus terecht gekomen op het adres [woonadres] Uit de verklaring van de getuige [S.], medewerker bestrijdingsmiddelen bij de Boerenbond te Hulsel, blijkt dat aan verdachte eerder leveringen van partijen caustic soda waren gedaan. De rechtbank ziet geen enkele reden aan de verklaring van de getuige te twijfelen. Voorts heeft deze getuige verklaard dat aan verdachte nimmer een factuur is afgegeven en dat de eerste bestelling c.q. levering plaats heeft gevonden in juli 2003. Verdachte heeft de getuige verteld dat hij een schoonmaakbedrijf had, waarvan de rechtbank niets is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat de wijze van handelen van verdachte en zijn opdrachtgever dermate omslachtig is geweest dat verdachte op zijn minst het ernstig vermoeden moet hebben gehad dat de chemische stof caustic soda die hij een aantal malen in een grote partij heeft opgehaald in Hulsel, bestemd zou kunnen zijn voor de productie van verdovende middelen. Ondanks deze omslachtige handelswijze, heeft verdachte geen onderzoek verricht dan wel navraag gedaan met betrekking tot de aan hem opgegeven bestemming ten behoeve waarvan deze caustic soda zou dienen, terwijl dit wel in de rede had gelegen. Hierdoor heeft verdachte bewust het risico genomen en daarmee de aanmerkelijke kans aanvaard dat de caustic soda voor een niet-legale toepassing gebruikt zou worden. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen. 9 De strafbaarheid van het bewezene. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op: feit 1 primair. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. feit 2. medeplegen van een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd. 10 De strafbaarheid van verdachte. Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen. 11 De straffen en maatregelen. 11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf. Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen. 11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 jaren terzake feit 1 primair en feit 2. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een partij van ongeveer 300.000 XTC-pillen. Op 28 november 2003 heeft in Tilburg de overdracht plaatsgevonden van deze partij pillen. Bij deze levering was verdachte actief betrokken. Voorafgaand aan de levering heeft hij diverse malen telefonisch contact gehad met zijn medeverdachten alsmede met de koper van de partij. Op de dag van de levering is het verdachte geweest die, in opdracht van een of meer van zijn medeverdachten, de bus met de pillen van Tilburg naar Gilze-Rijen heeft gereden en heeft overgedragen aan de (pseudo-)koper. Vervolgens heeft hij het geld voor deze partij pillen in ontvangst genomen. Verdachte is in een laat stadium betrokken geraakt bij de onderhavige deal en uit de gang van zaken op de dag van de levering en het handelen van verdachte voorafgaand aan de levering leidt de rechtbank af dat verdachte niet op eigen initiatief handelde maar aangestuurd werd door één van zijn medeverdachten, hetgeen zijn handelen overigens op geen enkele wijze rechtvaardigt, doch een rol speelt bij het bepalen van de hoogte van de straf. Daarnaast heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van het verrichten van voorbereidingshandelingen ten behoeve van een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet. Verdachte en zijn mededaders hebben hiertoe stoffen voorhanden gehad waarvan zij ernstige redenen hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit. In de periode van 1 januari 2003 tot en met 1 november 2003 heeft verdachte diverse malen een grote hoeveelheid caustic soda besteld en opgehaald bij de Boerenbond in Hulsel. In zijn algemeenheid geldt dat het gebruik van XTC-tabletten gezondheidsrisico's voor de gebruikers met zich meebrengt. Uit medisch onderzoek naar de klinische en toxicologische aspecten van XTC-gebruik is immers gebleken dat inname van de in XTC-tabletten voorkomende stof MDMA tot afbraak van serotonine leidt, welke juist een belangrijke rol in het centrale zenuwstelsel speelt voor de regulering van diverse lichaamsfuncties. Deze schade is blijvend. Voorts is op grond van onderzoek geconcludeerd dat gebruik van XTC een bijzonder groot risico op psychiatrische stoornissen met zich meebrengt en geldt dat de al dan niet opzettelijke toevoeging van schadelijke stoffen aan XTC-tabletten, eveneens onomkeerbare schade aan het menselijk lichaam kan toebrengen. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van XTC-tabletten nog ander gevaar. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie van XTC-tabletten vrijkomende chemische afvalstoffen in riool of elders en op het ontploffingsgevaar dat bij de productie van XTC-tabletten aanwezig is, welk gevaar zich in het bijzonder doet gelden bij in woonwijken voorkomende laboratoria. De productie van en handel in drugs dient te worden bestreden, te meer daar gebruikers van dergelijke stoffen hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt toegebracht. Daarnaast is bekend dat drugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Over de persoon van verdachte is niet meer bekend geworden dan hetgeen ter terechtzitting door hem en zijn raadsman naar voren is gebracht, nu er geen voorlichtingsrapport is opgemaakt. Uit het uittreksel uit het documentatieregister blijkt dat verdachte in het verleden niet terzake soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest, hetgeen de rechtbank ten voordele van verdachte zal laten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf. Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte veroordeeld dient te worden tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. 12 De toepasselijke wetsartikelen. De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 91 van het wetboek van strafrecht en de artikelen 2, 10, 10a, 13 en 14 van de Opiumwet. 13 De beslissing. RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7. is omschreven. Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten. Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar. Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden. Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf. Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mr. Van Oijen en mr. Rouwen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers Van Beijsterveldt en mr. Vliegenberg en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 oktober 2004.