Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4607

Datum uitspraak2004-10-27
Datum gepubliceerd2004-10-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200401386/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluiten van 15 mei 2001 heeft de besliscommissie van het openbaar lichaam "Schadeschap Luchthaven Schiphol" (hierna: de besliscommissie) een verzoek van appellanten om vergoeding van schade op grond van de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de Gemeenschappelijke Regeling) afgewezen.


Uitspraak

200401386/1. Datum uitspraak: 27 oktober 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1.    [appellante sub 1], gevestigd te [plaats], en 2.    [appellante sub 2], gevestigd te [plaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 januari 2004 in het geding tussen: appellanten en de besliscommissie van het openbaar lichaam "Schadeschap Luchthaven Schiphol". 1.    Procesverloop Bij besluiten van 15 mei 2001 heeft de besliscommissie van het openbaar lichaam "Schadeschap Luchthaven Schiphol" (hierna: de besliscommissie) een verzoek van appellanten om vergoeding van schade op grond van de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de Gemeenschappelijke Regeling) afgewezen. Bij besluiten van 25 oktober 2001 heeft de besliscommissie de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraken van 17 juli en 18 december 2002 heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) zich onbevoegd verklaard om van de daartegen door appellanten ingestelde beroepen kennis te nemen, voorzover die zien op een verzoek tot nadeelcompensatie op grond van artikel 21, eerste lid, van het aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Schiphol; de beroepschriften, voorzover die een verzoek tot nadeelcompensatie op grond van artikel 21, eerste lid, van het aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Schiphol betreffen, aan de Afdeling doorgezonden; de beroepen voor het overige ongegrond verklaard. Bij uitspraken van 20 augustus 2003 no. 200204403/1 en no. 200300288/1 (www.raadvanstate.nl) heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard van de beroepen kennis te nemen en de beroepen doorgezonden aan de rechtbank om door haar te worden behandeld en beslist. Bij uitspraak van 27 januari 2004, verzonden op 29 januari 2004, heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 2 april 2004 heeft de besliscommissie van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van partijen. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 8 juli 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en de besliscommissie, vertegenwoordigd door mr. drs. B.P.M. van Ravels, voorzitter van de besliscommissie, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 29 juni 1995 en op 28 november 1995 hebben onderscheidenlijk de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal ingestemd met de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving (hierna: de pkb Schiphol), waarin het beleid ten aanzien van het luchtvaartterrein Schiphol is neergelegd. 2.2.    Ter behandeling van verzoeken om schadevergoeding die verband houden met de uitbreiding van het luchtvaartterrein Schiphol, zoals vastgelegd in de pkb Schiphol, hebben onder meer de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Minister van VWS), provinciale staten van Noord-Holland en de raden van een aantal gemeenten de Gemeenschappelijke Regeling vastgesteld.    Ingevolge artikel 9 van de Gemeenschappelijke Regeling beslist het algemeen bestuur van het Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: het algemeen bestuur) op verzoeken om schadevergoeding, voorzover de schade verband houdt met de in die bepaling bedoelde besluiten.    Ingevolge artikel 9, derde lid, onder a, van de Gemeenschappelijke Regeling is onverminderd artikel 19 het algemeen bestuur voorts bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 21 van de aanwijzing van de Minister van VWS, handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minister van VROM), bedoeld in het eerste lid.    Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Gemeenschappelijke Regeling is het algemeen bestuur bevoegd de in artikel 9 genoemde bevoegdheden over te dragen aan de besliscommissie. Bij besluit van 14 januari 1999 heeft het algemeen bestuur deze bevoegdheden aan de besliscommissie overgedragen. 2.3.    Op 23 oktober 1996 heeft de Minister van VWS in overeenstemming met de Minister van VROM krachtens artikel 27 van de Luchtvaartwet (hierna: Lvw), gelezen in samenhang met artikel 24 van de Lvw, het luchtvaartterrein Schiphol aangewezen (hierna: het aanwijzingsbesluit). Bij dit besluit zijn onder meer geluidszones definitief vastgesteld en zijn een intensivering van het gebruik van het vierbanenstelsel en de aanleg en het gebruik van de vijfde baan mogelijk gemaakt.    In artikel 21, eerste lid, van het aanwijzingsbesluit is bepaald dat aan degene die door dit besluit schade lijdt of zal lijden op verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding wordt toegekend, voorzover die schade redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voorzover de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd.    In artikel 23 van het aanwijzingsbesluit is bepaald dat de besluiten van de Minister van VWS van 17 augustus 1962, nr. LT/13917 (Stcrt. 1962, 169) en van 17 september 1965, nr. Jur/14822 (Stcrt. 1965,199) hierbij worden ingetrokken.     2.4.    Appellanten hebben verzocht om vergoeding van schade die zij stellen te lijden ten gevolge van de ingebruikneming van de in zuidwestelijke richting verlengde Kaagbaan. Door de verlenging kunnen nu ook zware cargovliegtuigen vanaf de Kaagbaan opstijgen, hetgeen, aldus appellanten, tot meer dan een verdubbeling van de geluidsbelasting boven hun perceel  aan de [locatie] te [plaats] heeft geleid. Zij stellen daarvan schade te ondervinden, omdat zij geluidwerende maatregelen hebben moeten treffen en omdat een aantal huurders van de door hen ter plaatse verhuurde bedrijfspanden vanwege de geluidsoverlast is vertrokken, waardoor zij huurinkomsten derven. 2.5.    De besliscommissie heeft de verzoeken, overeenkomstig de terzake door de Adviescommissie Schadeschap Luchthaven Schiphol uitgebrachte adviezen, afgewezen. Volgens de door de besliscommissie overgenomen adviezen - voorzover thans van belang - is de geluidssituatie aan het einde  van de verlengde Kaagbaan niet ongunstiger geworden door het aanwijzingsbesluit en is er derhalve geen reden voor nadeelcompensatie op de voet van artikel 21, eerste lid, van het aanwijzingsbesluit.   2.6.    De rechtbank heeft overwogen dat er geen sprake is van een causaal verband tussen het aanwijzingsbesluit en de verlenging van de Kaagbaan, omdat de verlenging planologisch mogelijk werd gemaakt door het sinds januari 1987 van kracht zijnde bestemmingsplan “Schiphol en omgeving”, en voorts dat appellanten niet in een nadeliger positie zijn gekomen, omdat het perceel in de voorheen geldende aanwijzingsbeschikking van 17 augustus 1962 al als luchtvaartterrein was aangewezen en daarbij - anders dan in het aanwijzingsbesluit - geen geluidsnormen waren gesteld. 2.7.    Appellanten bestrijden niet dat de verlenging van de Kaagbaan al in 1987 mogelijk was. Zij stellen zich evenwel op het standpunt dat de toename van de geluidsbelasting boven hun perceel - dat is gelegen in de 65 Ke-zone - samenhangt met en voortvloeit uit de keuze voor een preferentieel gebruik van de verlengde Kaagbaan voor zwaar vliegverkeer om de Buitenveldertbaan te ontlasten. Die keuze is gemaakt in de pkb Schiphol en wordt geconcretiseerd in het aanwijzingsbesluit. De uit de geluidsoverlast voortvloeiende schade wordt derhalve veroorzaakt door het aanwijzingsbesluit. Het feit dat er vóór het aanwijzingsbesluit geen geluidsbeperkingen voor Schiphol golden, doet hieraan niet af, aldus appellanten. 2.8.    Volgens hoofdstuk V van de pkb Schiphol betreft de geluidszonering luchtvaart onder meer de zonering op basis van de Kosten-eenheid (Ke). Het gaat daarbij om de geluidsbelasting in het gehele etmaal. De zonegrens wordt bepaald door de vastgestelde grenswaarde, die voor de Ke-zones 35 Ke bedraagt. Alle in de pkb Schiphol aangegeven zones zijn indicatief. De definitieve zones voor het vier- en vijfbanenstelsel worden vastgesteld in de aanwijzingen op basis van de Lvw. De definitieve zones kunnen afwijken van de in de pkb Schiphol opgenomen indicatieve zones. Deze afwijking mag echter in beginsel niet meer bedragen dan 2 Ke respectievelijk 2 dB(A) voor de desbetreffende geluidszones, aldus bedoeld hoofdstuk.    Volgens hoofdstuk 4.1 van de toelichting op het aanwijzingsbesluit wijken de vastgestelde definitieve geluidszones op sommige plaatsen toch meer dan 2 Ke respectievelijk 2 dB(A) af van de indicatieve zones in de pkb Schiphol. Hiervoor worden aldaar de volgende redenen genoemd. Ten eerste het gebruik van nieuwe routes. Voor het vierbanenstelsel is de meest ingrijpende wijziging de nieuwe definitie van de dagroutes voor de Kaagbaan in zuidwestelijke richting. De routes zijn dusdanig vrij van de bebouwing gelegd dat het niet meer nodig was voor deze baan aparte nachtroutes te definiëren. Dit leidt tot een kortere nachtzone richting Leiden en een vergroting van de nachtzone tussen Rijsenhout en Leimuiden. Op die plaatsen wijken zowel de Ke-geluidszone als de nachtzone meer dan respectievelijk 2 Ke en 2 dB(A) af van de indicatieve zones in de pkb Schiphol. Een tweede reden voor een wijziging van de geluidszones is het toepassen van een andere vlootsamenstelling. De invloed hiervan is vooral te merken in de landingscontouren, die door de nieuwe vlootsamenstelling wat langer zijn geworden. De afwijking van meer dan 2 Ke die hierdoor veroorzaakt wordt, treedt op bij naderingen voor - onder meer - de Kaagbaan. 2.8.1.      Nu de Ke-geluidszone met betrekking tot de verlengde Kaagbaan pas definitief is vastgesteld bij het aanwijzingsbesluit en die vaststelling voorts afwijkt van de indicatieve geluidszone in de pkb Schiphol, bestaat er geen grond voor het oordeel dat de geluidsbelasting, die voortvloeit uit het gebruik van de verlengde Kaagbaan, niet een gevolg is van het aanwijzingsbesluit. De door deze geluidsbelasting veroorzaakte schade valt   onder schade als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van dit besluit. De omstandigheid dat de verlenging van de Kaagbaan planologisch mogelijk werd gemaakt door het sinds januari 1987 van kracht zijnde bestemmingsplan “Schiphol en omgeving”, neemt niet weg dat voor het gebruik door het vliegverkeer een aanwijzingsbesluit op grond van de Luchtvaartwet vereist was.    Evenmin bestaat er grond voor het oordeel dat appellanten in vergelijking met het aanwijzingsbesluit van 17 augustus 1962, zoals gewijzigd bij besluit van 17 september 1965, niet in een nadeliger positie zijn gekomen ten gevolge van het onderhavige aanwijzingsbesluit. Weliswaar waren in het voorheen geldende aanwijzingsbesluit geen geluidszones vastgesteld, maar omdat ten tijde van dat besluit nog niet was besloten tot een preferentieel gebruik van de Kaagbaan konden appellanten destijds geen nadeel ondervinden van de geluidsbelasting ten gevolge van een zodanig gebruik. In dit opzicht is het huidige aanwijzingsbesluit nadeliger in vergelijking met het voorheen geldende aanwijzingsbesluit. De rechtbank heeft dit miskend. Het betoog van appellanten slaagt derhalve.   2.9.    De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de bij de rechtbank ingediende beroepen gegrond verklaren, de beslissingen op bezwaar van 25 oktober 2001 vernietigen en de besliscommissie opdragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. 2.10.    De besliscommissie dient op na te melden wijze in de proceskosten in hoger beroep te worden veroordeeld. Van proceskosten in beroep, die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart de hoger beroepen gegrond; II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 27 januari 2004, Awb 03 - 1717 en Awb 03 - 1601; III.    verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond; IV.    vernietigt de besluiten van de besliscommissie van het  "Schadeschap Luchthaven Schiphol" van 25 oktober 2001, kenmerken 1071 ZC 26 / 2001-288 en 2481 NA 18 / 2001-289; V.    draagt de besliscommissie van het “Schadeschap Luchthaven Schiphol” op nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak; VI.    veroordeelt de besliscommissie van het "Schadeschap Luchthaven Schiphol" in de door appellanten in verband met de behandeling van de hoger beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 322,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door het “Schadeschap Luchthaven Schiphol” te worden betaald aan appellanten; VII.    gelast dat het “Schadeschap Luchthaven Schiphol” aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht (€ 407,00) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.C.M. Ramsahai, ambtenaar van Staat. w.g. Parkins-de Vin    w.g. Ramsahai Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2004 -401.