Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR4857

Datum uitspraak2004-10-26
Datum gepubliceerd2004-11-01
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/1690 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van een babyuitzet.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 02/1690 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgmeester en wethouders van de gemeente Delfzijl, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellant heeft mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 15 februari 2002, reg.nr. 01/555 NABW. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 14 september 2004 waar appellant - met bericht - niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door K.J. Hoiting, werkzaam bij de gemeente Delfzijl. II. MOTIVERING Appellant en zijn echtgenote hebben op 28 november 2000 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand in de kosten van een babyuitzet tot een bedrag van circa f 1.700,--. De geboorte van het kind werd verwacht op 15 januari 2001. Appellant was ten tijde van de aanvraag werkzaam in dienstbetrekking en ontving een loon van f 2.036,-- netto per maand. Zijn echtgenote ontving een arbeidsongeschiktheiduitkering van circa f 469,-- per maand. In november 2000 is op appellant en zijn echtgenote de wettelijke schuldsanering van toepassing verklaard. Bij besluit van 26 januari 2001 heeft gedaagde de aanvraag afgewezen op de grond dat niet voldaan wordt aan de criteria vastgelegd in artikel 39 van de Algemene bijstandswet (Abw). Het tegen dit besluit door appellant gemaakte bezwaar heeft gedaagde bij besluit van 29 mei 2001 ongegrond verklaard. Gedaagde heeft daartoe - samengevat - overwogen dat de kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die uit het beschikbare inkomen dienen te worden bekostigd hetzij door reservering hetzij door gespreide betaling achteraf. Niet is gebleken van individuele omstandigheden waardoor de kosten niet uit aan de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Al in mei 2000 wist appellant dat er voor begin januari 2001 een babyuitzet moest komen. De rechtbank heeft het tegen het besluit van 29 mei 2001 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft zich gemotiveerd tegen dit de uitspraak van de rechtbank gekeerd. Ook de Raad is van oordeel dat de kosten waarvoor appellant bijstand heeft aangevraagd behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandsverlening in deze kosten is niet mogelijk, tenzij de kosten noodzakelijk zijn als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval welke er toe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De Raad stelt vast dat appellant in hoger beroep niets heeft aangevoerd waaruit blijkt dat er in zijn geval sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten in verband met de bevalling, zoals bedoeld in artikel 39 eerste lid van de Abw. Appellant heeft in dit verband slechts gewezen op zijn financiƫle situatie en de afbetalingsverplichtingen. De Raad is van oordeel dat het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met aanwezige schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen, niet is aan te merken als een bijzondere omstandigheid in het individuele geval die leidt tot noodzakelijke kosten. Schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, kunnen niet worden afgewenteld op de Abw. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. Voor een veroordeling in de proceskosten is ten slotte geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. Th.C. van Sloten, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2004. (get.) Th.C. van Sloten (get.) I.D. Veldman FB/27/9 JK5104