Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR5374

Datum uitspraak2004-10-07
Datum gepubliceerd2005-02-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/341 WRB
Statusgepubliceerd


Indicatie

mr. W.A. Venema heeft namens eiser bij het bureau een vijftal aanvragen ingediend om afgifte van een vijftal toevoegingen ten behoeve van rechtsbijstand door mr. W.A. Venema. Het bureau heeft deze aanvragen afgewezen omdat het maximum aantal toevoegingen dat in een jaar aan eisers advocaat kan worden afgegeven is bereikt. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.


Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage sector bestuursrecht tweede afdeling, meervoudige kamer Reg. nr. AWB 04/341 WRB UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, en de raad voor rechtsbijstand te ‘s-Gravenhage, verweerder. Ontstaan en loop van het geding Namens eiser heeft mr. W.A. Venema op 17 juni 2003 bij het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand (hierna: het bureau) een vijftal aanvragen ingediend om afgifte van toevoegingen als bedoeld in artikel 24 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) ten behoeve van rechtsbijstand door een advocaat. Bij besluiten van 21 en 22 juli 2003 heeft het bureau deze aanvragen afgewezen. Tegen deze besluiten heeft eiser bij brief van 9 augustus 2003, door verweerder ontvangen op 12 augustus 2003, administratief beroep ingesteld bij verweerder. Bij besluit van 3 december 2003, verzonden op 11 december 2003, heeft verweerder dit administratief beroep, overeenkomstig het advies van de Commissie Bezwaar en Beroep, ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 22 januari 2004, ingekomen op gelijke datum, beroep ingesteld bij deze rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend. Het beroep is ter zitting behandeld op 28 september 2004. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. W.A. Venema. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. C.M. Munier en mr. I.R. Dreef. Feiten Bij brief van 3 februari 2003 heeft verweerder aan mr. W.A. Venema medegedeeld dat op grond van de Inschrijvingsvoorwaarden 2003 aan een rechtsbijstandverlener jaarlijks tot ten hoogste 250 toevoegingen kan worden afgegeven en dat in bijzondere gevallen op verzoek van de rechtsbijstandverlener dit aantal kan worden verhoogd naar 300. Bij brief van 5 mei 2003 is aan mr. W.A. Venema meegedeeld dat op zijn naam inmiddels 205 toevoegingen zijn afgegeven en dat hij een aanvraag kan doen om het maximum te verhogen tot 300, hetgeen mr. W.A. Venema bij brief van 6 mei 2003 heeft gedaan. Deze aanvraag is door verweerder afgewezen. Bij brief van 26 mei 2003 heeft verweerder aan mr. W.A. Venema medegedeeld dat inmiddels 231 toevoegingen op zijn naam zijn afgegeven en dat hij voornemens is te besluiten, met ingang van het moment waarop 250 toevoegingen op zijn naam zijn afgegeven, toevoegingsaanvragen af te wijzen. Bij brief van 23 juni 2003 heeft verweerder aan mr. W.A. Venema medegedeeld dat hij heeft besloten op zijn naam geen nieuwe toevoegingen meer af te geven aangezien het maximum aantal toevoegingen van 250 inmiddels is overschreden. Daarbij heeft verweerder medegedeeld dat de 38 aanvragen die op 20 juni 2003 reeds onvolledig waren ingediend nog wel in aanmerking komen voor een toevoeging. Op 17 juni 2003 heeft mr. W.A. Venema namens eiser bij het bureau een vijftal aanvragen ingediend om afgifte van een vijftal toevoegingen ten behoeve van rechtsbijstand door mr. W.A. Venema. Het bureau heeft deze aanvragen afgewezen omdat het maximum aantal toevoegingen dat in een jaar aan eisers advocaat kan worden afgegeven is bereikt. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Standpunten van partijen Eiser stelt dat het maximumbeleid niet redelijk is voor zover het gaat om vervolgprocedures met betrekking tot dezelfde cliënt. In die gevallen leidt het voor de cliënten, zoals eiser, tot gevolgen die onevenredig zijn met de met dat beleid te dienen doelen. Een nieuwe advocaat zal zich immers eerst weer moeten verdiepen in de zaak en daardoor zal de kwaliteit van de rechtshulpverlening verminderen. Eiser voert aan dat zijn gemachtigde niet reeds vóór het bereiken van het aantal van 250 toevoegingen rekening had kunnen houden met eventuele vervolgzaken van cliënten, omdat het moeilijk is te voorspellen hoeveel vervolgzaken aanhangig gemaakt moeten worden. Bovendien is zijn gemachtigde door het bureau zelfs nog enige malen toegevoegd voor piketdiensten nadat hij reeds had aangegeven geschrapt te willen worden voor piketdiensten. Eiser stelt dat zijn recht op vrije advocaatkeuze in het gedrang komt. Eiser stelt verder dat verweerder ten onrechte nadere regels als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wrb slechts heeft neergelegd in punt 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden. Genoemd artikel schrijft immers voor dat die nadere regels in het jaarplan dienen te worden gesteld. Het maximumbeleid is daarom volgens eiser onverbindend. Eiser voert aan dat uit de artikelen 13, 15 en 17 van de Wrb, in samenhang gelezen, dient te worden afgeleid dat zolang de inschrijving van een advocaat bij verweerder niet is doorgehaald een aangevraagde toevoeging niet mag worden geweigerd. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat verweerder aan zijn gemachtigde heeft toegezegd dat toevoegingsaanvragen die op 20 juni 2003 al onvolledig in behandeling waren bij het bureau nog wel voor inwilliging in aanmerking kwamen. Verweerder heeft daarbij niet medegedeeld dat het moet gaan om onvolledige toevoegingsaanvragen waarbij het bureau op of voor 20 juni 2003 reeds een verzoek om aanvulling had verzonden. Verweerder heeft de stellingen van eiser gemotiveerd betwist. Wettelijk kader Ingevolge artikel 14 van de Wrb – zoals dat ten tijde van belang luidde – worden alle in het ressort kantoorhoudende advocaten die de wens daartoe te kennen hebben gegeven, door de raad ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb kunnen de door de raad te stellen voorwaarden betrekking hebben op het minimum en het maximum aantal zaken waarvoor een advocaat jaarlijks zal worden toegevoegd. Ingevolge het tweede lid worden in het jaarplan nadere regels gesteld voor de krachtens het eerste lid door de raad te stellen voorwaarden. Ingevolge artikel 17, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wrb kan de raad de inschrijving doorhalen: indien de advocaat niet voldaan heeft dan wel niet langer voldoet aan de voor de inschrijving gestelde voorwaarden; Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb – zoals dat ten tijde van belang luidde – geeft het bureau desverzocht een toevoeging af ten behoeve van rechtsbijstand door een advocaat. Als nadere regel als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wrb is in het jaarplan 2003 van verweerder onder 6 opgenomen: “De inschrijvingsvoorwaarden 2003 blijven in materiële zin gelijkluidend aan die van 2002. Alleen ten aanzien van de voorwaarden voor asiel- en vluchtelingenrecht zal naar verwachting een wijziging voor 2003 worden voorgesteld. Deze zal in een aanvullende brief nog ter goedkeuring aan het departement worden aangeboden. Voor wat betreft het maximum aantal af te geven toevoegingen gold 2002 als laatste jaar van de zogenoemde afbouwregeling. Gebleken is dat de rechtsbijstandverleners die het toegestane aantal overschrijden voornamelijk rechtsbijstand verlenen op het terrein van vreemdelingen- en asielrecht. (...) In 2001 en 2002 heeft de Raad, in overleg met de andere raden, moeten besluiten tot bijstelling van het maximumbeleid in die zin dat met de toevoegingen aan rechtzoekenden aan wie reeds eerder een toevoeging ter zake van hetzelfde rechtsbelang op het terrein van het asiel- en vluchtelingenrecht was afgegeven geen rekening wordt gehouden bij het bepalen van het maximum aantal toevoegingen. Voor 2003 zal deze uitzondering niet gelden.” Punt 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden 2003 van het hofressort’s-Gravenhage (hierna: de Inschrijvingsvoorwaarden) luidt als volgt: “Aan een rechtsbijstandverlener kan jaarlijks tot ten hoogste 250 toevoegingen worden afgegeven. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken en kan op verzoek van de rechtsbijstandverlener worden toegestaan dat maximaal 300 toevoegingen worden afgegeven. Of het aantal van 250 naar 300 wordt verhoogd is afhankelijk van de mate van specialisatie van de praktijk van de rechtsbijstandverlener. Indien die praktijk voor meer dan 40% bestaat uit een bepaald soort zaken met een geringe wegingsfactor, kan de raad desgevraagd besluiten tot bijstelling van het maximum tot 300.” Oordeel van de rechtbank Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2000, JSV 2000,191 overweegt de rechtbank dat de regel onder punt 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden een algemeen verbindend voorschrift is. Aan het bureau, en in beroep de raad, komt derhalve niet de bevoegdheid toe in verband met de door eiser gestelde bijzondere omstandigheden van dit voorschrift af te wijken. De stelling van eiser dat het voorschrift onder punt 5 van de Inschrijvingsvoorwaarden onverbindend is omdat deze nadere regel niet in het jaarplan is opgenomen verwerpt de rechtbank, reeds omdat deze regel wel in het jaarplan 2003 (hoofdstuk IX onder punt 6) is opgenomen. De Inschrijvingsvoorwaarden, die als bijlage bij het jaarplan 2003 zijn opgenomen, zijn bij Nieuwsbrief van december 2002 aan de ingeschreven rechtsbijstandverleners toegezonden. Deze zijn ook via internet bekendgemaakt. Het jaarplan 2003 ligt voorts ter inzage bij verweerder. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het vereiste dat een algemeen verbindend voorschrift dient te zijn bekendgemaakt alvorens het in werking treedt. Met betrekking tot het beroep dat eiser heeft gedaan op de toezegging die aan zijn gemachtigde bij brief van 23 juni 2003 is gedaan overweegt de rechtbank dat, nog daargelaten dat er sprake is van een algemeen verbindend voorschrift waarvan niet afgeweken kan worden, verweerder bij voormelde brief niet aan eisers gemachtigde heeft toegezegd voor méér dan 38 onvolledig ingediende aanvragen een toevoeging te zullen verlenen. Van een schending van het recht op vrije advocaatkeuze is geen sprake. Het recht op vrije advocaatkeuze houdt niet in een onbeperkt recht op financiering van die keuze. Gelet op het vorenstaande kan het bestreden besluit in rechte stand houden. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mrs. C.W. de Wit, C.C. de Rijke-Maas en S.C. Stuldreher en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2004, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten. Voor eensluidend afschrift, de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage, Verzonden op: