Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR5614

Datum uitspraak2004-11-05
Datum gepubliceerd2004-11-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/097167-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overleveringswet, Europees aanhoudingsbevel (EAB), diefstallen, België


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER C Parketnummer: 13/097167-04 RK nummer: 04/3585 Datum uitspraak: 5 november 2004 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 september 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door B. Van Camp, onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, en ontvangen op 14 september 2004. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende: [adres] thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland te Lelystad. hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 oktober 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman mr. M. Hattinga Verschure, advocaat te ’s-Gravenhage, gehoord. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt ten grondslag een aanhoudingsbevel van B. Van Camp, onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, gedateerd 13 mei 2004. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar het recht van België strafbare feiten. Het EAB behoort te bevatten een omschrijving van de strafbare feiten waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht. De mededeling in het onderhavige EAB dat het bevel betrekking heeft op “een onbekend doch minstens drie strafbare feiten” kan niet als zodanig worden aangemerkt. Uit de nadere informatie, verkregen nadat daarom bij herhaling is verzocht, heeft de rechtbank kunnen vaststellen om welke feiten het gaat. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in aanvullende informatie van het Kabinet van de Onderzoeksrechter B. Van Camp d.d. 17 september 2004 en van M. Morbée van de Federale politie te Antwerpen d.d. 28 oktober 2004, waarvan door de griffier gewaarmerkte fotokopieën als bijlagen aan deze uitspraak zijn gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. 4. Strafbaarheid De feiten staan vermeld onder de nummers 1 en 18 op bijlage 1 bij de OLW, te weten: deelneming aan een criminele organisatie en georganiseerde of gewapende diefstal. Op deze feiten is naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. 5. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken. 6. Terugkeergarantie De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid OLW bedoelde garantie geeft. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de volgende garantie gegeven: Gelet op de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon ga ik akkoord om de uit te leveren persoon, in geval van een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of indien er een maatregel welke vrijheidsbeneming met zich brengt, wordt opgelegd in België, naar Nederland over te brengen op basis van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen. Ik heb de eer U ter kennis te brengen dat mijn ambt tevens instemt met de omzetting in Nederland van de in België op te leggen vrijheidsstraf zoals bedoeld in artikel 11 van het Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen d.d. 21 maart 1983. De Nederlandse rechter zal de in de garantie bedoelde omzetting slechts kunnen uitspreken en daarvoor een Nederlandse straf kunnen opleggen indien de feiten, waarop het Belgische vonnis betrekking heeft, ook in Nederland strafbaar zijn. Derhalve dient te worden bezien of in de onderhavige zaak sprake is van dubbele strafbaarheid. De feiten 1 tot en met 4 van de aanvullende informatie d.d. 14 september 2004 leveren naar Nederlands recht op: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd. De in de verstrekte aanvullingen op het EAB omschreven feiten kunnen naar Nederlands recht niet worden gekwalificeerd als het -naast de verweten gekwalificeerde diefstallen in vereniging strafbare- misdrijf van lidmaatschap van een criminele organisatie. Voor het op de bijlage bij het EAB onder 1) aangekruiste feit lidmaatschap van een criminele organisatie kan de opgeëiste persoon dan ook niet worden overgeleverd. In het midden kan blijven of de in het EAB en de aanvullende stukken opgenomen beschrijving die betrekking heeft op criminele organisatie naar Belgisch recht in redelijkheid kan leiden tot de kwalificatie deelneming aan een criminele organisatie. Naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74) zal kunnen worden omgezet. 7. Artikel 13 OLW De officier van justitie heeft ter zitting overeenkomstig artikel 13, tweede lid OLW gevorderd af te zien van de weigeringsgrond dat de feiten gedeeltelijk in Nederland zouden zijn gepleegd. Nu de rechtbank de overlevering ten aanzien van lidmaatschap van een criminele organisatie niet zal toe staan en de diefstallen zijn gepleegd in Antwerpen, verklaart de rechtbank de officier van justitie in deze vordering niet ontvankelijk. 8. Slotsom Nu ten aanzien van de feiten die betrekking hebben op de diefstallen waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. Ten aanzien van deelneming aan een criminele organisatie dient de overlevering niet te worden toegestaan. 9. Toepasselijke wetsbepalingen Artikelen 47, 57, 140 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet. 10. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan België ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. STAAT de overlevering voor het overige NIET TOE. Aldus gedaan door mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter, mrs. L.E. Kalff en S.K. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Boyer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2004. De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat te tekenen. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.