Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR5671

Datum uitspraak2004-11-12
Datum gepubliceerd2004-11-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/097146-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Europees Aanhoudings bevel (EAB), Duitsland, illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER D Parketnummer: 13/097146-04 RK nummer: 04/3344 Datum uitspraak: 12 november 2004 UITSPRAAK Op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 september 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door officier van justitie Kallenberg te Düsseldorf (Duitsland). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, ingeschreven in de gemeentelijk basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]), thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Roermond, hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 oktober 2004 en toen aangehouden omdat de opgeëiste persoon de Nederlandse taal onvoldoende bleek te begrijpen. De vordering is vervolgens behandeld op de openbare zitting van 5 november 2004. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon met behulp van een tolk voor de taal Farsi en zijn raadsman, mr. A. Lina, advocaat te Venlo, gehoord. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt een arrestatiebevel van het Amtsgerichts Düsseldorf van 4 mei 2004, 150 Gs 2690/04 ten grondslag. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit. Het feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. 4. Strafbaarheid Feiten, vermeld op bijlage 1 bij de OLW Het feit staat vermeld onder nummer 5 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten: illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Op deze feiten is naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van tenminste drie jaren gesteld. 5. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dat feit, is niet gebleken. 6. Terugkeergarantie De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de Overleveringswet bedoelde garantie geeft. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 13 oktober 2004 de volgende garantie gegeven: es wird zugesichert, dass der Vervolgte im Falle einer rechtskräftigen Verurteilung in Deutschland in Anlehnung an das Übereinkommen vom 21.03.1983 über die Überstellung verurteilter Personen zur weiteren Strafvollstreckung in die Niederlande überstellt werden wird, und zwar bedingungsfrei, so dass das Umwandlungsverfahren nach Artikel 11 des vorbezeichneten Übereinkommens angewendet werden kann. Aangezien de opgeëiste persoon Nederlander is, kan de overlevering slechts plaatsvinden indien de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Het feit levert naar Nederlands recht op: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, gegeven verbod. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74) zal kunnen worden omgezet. 7. Slotsom Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. 8. Toepasselijke wetsartikelen de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht; de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet; de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet. 9. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan Duitsland ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door: mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter, mrs. P.B. Martens en E.M.M. Gabel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Mulder, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 12 november 2004. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.