Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR5976

Datum uitspraak2004-11-05
Datum gepubliceerd2004-11-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/6457 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet-ontvankelijkverklaring van het verzet; De Raad is niet gebleken van redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.


Uitspraak

03/6457 WAO U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposante], wonende te [woonplaats], opposante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Mr. L. Öz, advocaat te ‘s-Gravenhage, heeft als gemachtigde van opposante hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ‘s-Gravenhage op 10 november 2003, nr. AWB 03/1362 WAO, tussen partijen gegeven uitspraak. Bij uitspraak van 16 april 2004, welke op 22 april 2004 aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroepschrift geen gronden bevat, terwijl niet is gebleken van redenen om dit verzuim verschoonbaar te achten. De gemachtigde van opposante is bij brief gedateerd 16 juni 2004 en door de Raad ontvangen op 17 juni 2004, van die uitspraak in verzet gekomen. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 24 september 2004, waar beide partijen -geopposeerde met voorafgaand bericht- zich niet hebben laten vertegenwoordigen. II. MOTIVERING De Raad dient in de eerste plaats te beoordelen of opposante ontvankelijk is in haar verzet. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekend gemaakt. Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. De uitspraak van de Raad is op 22 april 2004 aan partijen verzonden, waardoor de termijn voor het instellen van verzet op 23 april 2004 is aangevangen en derhalve op 3 juni 2004 is geëindigd. Het verzetschrift is per brief op 17 juni 2004 ter griffie van de Raad ontvangen, waardoor voormelde termijn is overschreden. Bij schrijven van 8 juli 2004 is aan de gemachtigde van opposante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Zij heeft hierop niet gereageerd. De Raad merkt op dat de gemachtigde van opposante in de uitspraak van de Raad van 16 april 2004 duidelijk is gewezen op de verzetstermijn van zes weken, die derhalve afliep op 3 juni 2004. De Raad is niet gebleken van redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met het vijfde lid van artikel 8:55 van de Awb niet-ontvankelijk te worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet niet-ontvankelijk. Aldus gegeven door mr. H. van Leeuwen als voorzitter en mr. T.L. de Vries en mr. H.J. Simon als leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 november 2004. (get.) H. van Leeuwen. (get.) M.F. van Moorst.