Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR6170

Datum uitspraak2004-11-22
Datum gepubliceerd2004-11-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers95841 / KG 04-430
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

"Tweewegenleer; onaanvaardbare doorkruising publiekrechtelijke regeling; resultaat bewandelen publiekrechtelijke weg identiek aan resultaat bewandelen privaatrechtelijke weg; Wegenwet; wegenlegger; onderhoudsplicht; Awb; art. 3:14 BW"


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Civiel Datum uitspraak : 22 november 2004 Zaaknummer : 95841 / KG ZA 04-430 De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kortgedingvonnis gewezen inzake de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE KERKRADE, gevestigd te Kerkrade, eiseres, procureur mr. G.B. van Soerland; tegen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NS VASTGOED BV B.V., gevestigd te Utrecht, gedaagde, procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen. 1. Het verloop van de procedure Eiseres, hierna te noemen: “gemeente Kerkrade”, heeft gedaagde, hierna te noemen: “N.S. Vastgoed”, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 6 oktober 2004, heeft gemeente Kerkrade gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar producties aan de hand van een pleitnota nader heeft doen toelichten. N.S. Vastgoed heeft aan de hand van een pleitnota verweer gevoerd, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand toegezonden producties. Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd. Vervolgens is het geding aangehouden tot 8 november 2004, op welke dag partijen hun standpunten nader hebben uiteengezet aan de hand van aanvullende pleitnotities. Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak daarvan is bepaald op heden. 2. Het geschil 2.1 Het geschil heeft betrekking op een N.S. Vastgoed in eigendom toebehorende spoorbrug (hierna: de brug) gelegen in de gemeente Kerkrade, over de spoorlijn “Schaesberg–Kerkrade–Simpelveld”. Op 19 mei 2004 heeft de gemeente Kerkrade de weg over deze brug voor onbepaalde tijd afgesloten voor gemotoriseerd verkeer omdat er in de wegconstructie enige gaten zijn geconstateerd, die mogelijk gevaar opleveren voor de gebruikers van die weg. Een en ander blijkt uit door gemeente Kerkrade overgelegde foto’s (productie 1). Het asfalt dat op de brug ligt is gelegd op houten balken die op hun beurt weer op de stalen brug liggen. Gemeente Kerkrade is als beheerder van het wegdek verantwoordelijk voor de uitvoering en de bekostiging van vernieuwing en/of herstel van het asfalt, maar stelt dat dit, gelet op de zojuist beschreven constructie, niet op zinvolle wijze kan geschieden voordat N.S. Vastgoed het nodige onderhoud aan de brug heeft verricht, waartoe, zo stelt gemeente Kerkrade, N.S. Vastgoed verplicht is. 2.2.1 Die verplichting baseert gemeente Kerkrade onder meer op een tweetal overeenkomsten: (1) een overeenkomst uit 1934/1935 tussen het Rijk en de provincie Limburg met – kort samengevat – als strekking dat de weg die over de brug loopt, tegen betaling van een vergoeding, in beheer en onderhoud van het Rijk op de provincie overgaat; (2) een overeenkomst uit 1951 tussen het Rijk, de provincie Limburg en de N.V. Nederlandse Spoorwegen welke een aanvulling op eerdergenoemde overeenkomst vormt en gesloten is (mede) naar aanleiding van het feit dat de N.V. Nederlandse Spoorwegen de eigendom van de brug krachtens Wet van 26 mei 1937 (stb. 1937, nr. 520) had verkregen, welke eigendom – bij notariële akte d.d. 5 februari 1999 – weer is overgedragen aan N.S. Vastgoed. Deze overeenkomst heeft – kort gezegd – betrekking op “de kosten van onderhoud en vernieuwing van de bevloering van de overbrugging” van de brug. 2.2.2 Voorts baseert gemeente Kerkrade de verplichting van N.S. Vastgoed op (artikel 50 van) de Wegenwet en de wegenlegger van de gemeente Kerkrade, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Limburg bij besluit van 14 november 1995. In die wegenlegger is als onderhoudsplichtige van de brug aangewezen “de exploitante van de spoorweg”, met uitzondering van het wegdek, waarvoor de provincie Limburg is aangewezen. 2.3 Hoewel gemeente Kerkrade niet als partij is genoemd in de in r.o. 2.2.1 bedoelde overeenkomst onder (2) en evenmin als onderhoudsplichtige in de in r.o. 2.2.2 bedoelde wegenlegger, stelt zij dat zij op grond van de Wet herverdeling wegenbeheer in de rechten van de provincie Limburg is getreden en derhalve wel als zodanig dient te worden aangemerkt. Ter onderbouwing van die stelling verwijst gemeente Kerkrade onder andere naar een notariële akte van levering d.d. 10 juni 1996, waarin de betrokken weg van provincie Limburg op gemeente Kerkrade is overgedragen. 2.4 Voorzover gemeente Kerkrade geen beroep zou toekomen op genoemde overeenkomst(en) (of op de wegenlegger), stelt zij dat N.S. Vastgoed tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens de provincie en/of het Rijk en dat die tekortkoming jegens gemeente Kerkrade een onrechtmatige daad oplevert. Daarnaast stelt gemeente Kerkrade dat N.S. Vastgoed als eigenaar van de brug (met uitzondering van het wegdek) gehouden is die te onderhouden. Door dit niet te doen – zo (begrijpt de voorzieningenrechter) stelt gemeente Kerkrade – maakt N.S. Vastgoed misbruik van haar eigendomsrecht danwel handelt zij onrechtmatig jegens gemeente Kerkrade als wegbeheerder en als behartiger van de publieke belangen in Kerkrade. 2.5 Gemeente Kerkrade heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat het de voorzieningenrechter moge behagen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat: (1a) Primair: N.S. Vastgoed te veroordelen om binnen drie maanden na betekening daarvan: – op eigen kosten de dragende (staal)constructie van de brug deugdelijk te herstellen, alsmede de houten bevloering geheel althans, voorzover technisch verantwoord, gedeeltelijk te vernieuwen, danwel – zulks ter keuze van N.S. Vastgoed – de gehele dragende (staal)constructie van de brug te vervangen door een nieuwe overspanning (exclusief naderhand door gemeente Kerkrade aan te brengen asfaltlaag), indien zou blijken dat herstel van de brug technisch en/of economisch niet meer verantwoord is; (1b) Subsidiair: N.S. Vastgoed te veroordelen om binnen een maand na betekening daarvan, gemeente Kerkrade schriftelijk te machtigen, op kosten van N.S. Vastgoed, de dragende (staal)constructie van de brug deugdelijk te laten herstellen, alsmede de houten bevloering geheel althans, voor zover technisch verantwoord, gedeeltelijk te vernieuwen, door een door gemeente Kerkrade aan te wijzen gerenommeerd en terzake deskundig bedrijf; (2) N.S. Vastgoed te veroordelen tot betaling van een dwangsom aan gemeente Kerkrade van € 10.000,- per dag dat N.S. Vastgoed met elke veroordeling van het onder (1a) of (1b) gevorderde in gebreke blijft; (3) N.S. Vastgoed te veroordelen in de kosten van deze procedure. 2.6 N.S. Vastgoed heeft gemotiveerd verweer gevoerd. 3. De beoordeling 3.1 Het spoedeisende belang volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit het feit dat de brug momenteel is afgesloten, waardoor gebruikers van de brug (stellen) verkeershinder (te) ondervinden, terwijl gemeente Kerkrade – zoals zij zelf stelt in haar dagvaarding – de verplichting heeft tot beheer en onderhoud van het asfaltwegdek. 3.2 De voorzieningenrechter zal eerst ingaan op het meest verstrekkende verweer van N.S. vastgoed. Dat verweer houdt – kort gezegd – in dat gemeente Kerkrade door de privaatrechtelijke weg te bewandelen een publiekrechtelijke regeling, waarbij haar bepaalde bevoegdheden zijn toegekend, op onaanvaardbare wijze doorkruist. 3.3 De publiekrechtelijke regeling waar het hier om gaat is gegeven door de Wegenwet. Artikel 16 daarvan luidt (voorzover hier relevant): “De gemeente heeft te zorgen, dat de binnen haar gebied liggende wegen, met uitzondering van de wegen, welke door het Rijk of eene provincie worden onderhouden, (...), verkeeren in goeden staat.” Ter uitvoering van de zorgplicht die dit artikel in het leven roept, kan gemeente Kerkrade (in ieder geval trachten) gebruik (te) maken van de volgende haar toekomende bevoegdheden: (1) gemeente Kerkrade kan op grond van de afdelingen 5.3. en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestuursdwang uitoefenen of een last onder dwangsom opleggen; (2) gemeente Kerkrade kan op grond van artikel 20 van de Wegenwet het onderhoud van de brug ten laste van gemeente Kerkrade brengen en daarbij N.S. Vastgoed verplichten daarvoor een bedrag te betalen. 3.4 Dat, zoals gemeente Kerkrade stelt, de Staat der Nederlanden 100% aandeelhouder is van N.V. Nederlandse Spoorwegen, die 100% aandeelhouder is van N.S. groep N.V., die 100% aandeelhouders is van N.S. Vastgoed, betekent niet dat artikel 16 van de Wegenwet niet van toepassing is. Het enkele feit dat de Staat der Nederlanden uiteindelijk 100% aandeelhouder is van N.S. Vastgoed, rechtvaardigt, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, op geen enkele wijze dat N.S. Vastgoed geïdentificeerd of gelijkgesteld zou dienen te worden met de Staat der Nederlanden. 3.5.1 Om te beoordelen of gemeente Kerkrade door het instellen van de onderhavige vordering bij de civiele rechter, de – hierboven kort weergeven – publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist, is met name van belang het arrest van de Hoge Raad d.d. 26 januari 1990 (NJ 1991/393). Op grond van dat arrest dient vooraleerst te worden gekeken of de betrokken regeling de gang naar de burgerlijke rechter (expliciet) afsluit. Nu daarvan geen sprake is, komt de voorzieningenrechter toe aan een bespreking van de overige (niet-limitatieve) factoren waarvan de Hoge Raad in genoemd arrest overwoog dat daarop dient te worden gelet. 3.5.2 De voorzieningenrechter is van oordeel dat inhoud en strekking van de regeling (i.c. de Wegenwet en de bevoegdheden op grond van de Awb) niet voldoende handvat bieden bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval sprake is van een onaanvaardbare doorkruising. Enerzijds (er)kent de Wegenwet de mogelijkheid dat derden onderhoudsplichtig zijn (vergelijk artikel 18) en kan uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wegenwet worden afgeleid dat de wetgever op de hoogte was van de praktijk van overeenkomsten met derden. Anderzijds is de regeling sinds 1951, toen bedoelde overeenkomst werd gesloten, ook uitgebreid. Gemeente Kerkrade beschikt inmiddels namelijk over de bevoegdheden als weergegeven in r.o. 3.3 onder (1). Van belang is daarom vooral het volgende. 3.5.3 Gelet op de middelen welke gemeente Kerkrade ter beschikking staan, als beschreven in r.o. 3.3, alsmede op hetgeen gemeente Kerkrade vordert, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de publiekrechtelijke regeling een vrijwel identiek resultaat kan bieden als de gemeente nu via de privaatrechtelijke weg tracht te bereiken. Daarmee is een belangrijke aanwijzing gegeven dat geen plaats is voor de privaatrechtelijke weg. Immers, indien gemeente Kerkrade gebruikmaakt van de in r.o. 3.3 onder (1) weergegeven bevoegdheden, dan is daarvan het feitelijke resultaat grotendeels identiek aan het resultaat van een toewijzing van het onder (1a) en (2) gevorderde. In dat kader is ook van belang hetgeen de Hoge Raad (met betrekking tot de bevoegdheid een last onder dwangsom op te leggen) reeds in zijn arrest van 22 oktober 1993 (NJ 1995/717, r.o. 3.3) overwoog: “De bevoegdheid om in het kader van bestuursdwang een zodanige dwangsom op te leggen, zal meebrengen dat de overheid over een instrument voor het bereiken van het beoogde resultaat beschikt, dat in de regel gelijkwaardig is - met name wat betreft de daarmee gemoeide tijd en inspanning, alsmede het daaraan verbonden kostenrisico - aan een in kort geding verkregen bevel, versterkt met een privaatrechtelijke dwangsom.” Voorts geldt dat indien gemeente Kerkrade gebruikmaakt van de in r.o. 3.3 onder (2) weergegeven bevoegdheid, dat daarvan het feitelijke resultaat identiek is aan een toewijzing van het onder (1b) gevorderde. 3.5.4 Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van N.S. Vastgoed in de publiekrechtelijke regeling beter zijn beschermd dan in de privaatrechtelijke regeling. In dit kader wijst de voorzieningenrechter op het feit dat geschillen – zoals het onderhavige – waarin een gemeente vooral is gedreven door de publiekrechtelijke verplichtingen die zij heeft als wegbeheerder, normaal gesproken door de bestuursrechter worden beslecht. Voorts wijst de voorzieningenrechter op het feit dat gebruikmaking van de privaatrechtelijke weg inhoudt dat N.S. Vastgoed de rechtsbescherming wordt onthouden die haar in beginsel op grond van de Awb toekomt, zoals in ieder geval de mogelijkheid bezwaar te maken en in beroep te gaan. Kortom, het publiekrechtelijke karakter van de zorgplicht van gemeente Kerkrade op grond van artikel 16 van de Wegenwet en de daaraan gekoppelde bevoegdheden, verhouden zich niet goed met het aanspannen van een privaatrechtelijk kort geding. Daaraan doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af hetgeen de gemeente zelf als grondslag van haar vordering aanvoert en evenmin dat gemeente Kerkrade expliciet heeft gesteld de vordering niet op artikel 16 van de Wegenwet te willen baseren. 3.6 Gelet op al het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat gemeente Kerkrade door de privaatrechtelijke weg te verkiezen, de betrokken publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist; dat dit een geval oplevert als bedoeld in artikel 3:14 BW en dat de vordering van gemeente Kerkrade derhalve dient te worden afgewezen. Gemeente Kerkrade dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure. 3.7 Ten aanzien van de overeenkomst uit 1951 waarop gemeente Kerkrade zich beroept, overweegt de voorzieningenrechter ten overvloede nog het volgende. Gelet op artikel 11 van de Wet herverdeling wegenbeheer en de notariële akte d.d. 10 juni 1996 (opgemaakt ingevolge die wet), is de voorzieningenrechter van oordeel dat gemeente Kerkrade als partij geldt bij die overeenkomst. Voorts is zij van oordeel dat uit de strekking van de Wet herverdeling wegenbeheer in samenhang bezien met de ratio van artikel 6:159 BW, in het onderhavige geval waarin het ene overheidslichaam wordt ‘ingewisseld’ voor het andere, met zich brengt dat toestemming door N.S. Vastgoed voor deze overdracht niet vereist was. Aan een beroep op die overeenkomst staat – anders dan N.S. Vastgoed heeft aangevoerd – evenmin het bestaan van een wegenlegger in de weg. Een wegenlegger doet bestaande rechtsbetrekkingen niet teniet, maar ‘fixeert’ deze slechts (vergelijk ARRvS d.d. 17-12-1996, LJN: AP7540). Het betreft hier dus een geldige overeenkomst waarop gemeente Kerkrade zich in beginsel terecht beroept, maar ten aanzien van welk beroep de voorzieningenrechter van oordeel is dat daaraan inmiddels in de weg staat de publiekrechtelijke regeling en de daaraan verbonden bevoegdheden en rechtsbescherming. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: wijst het gevorderde af; veroordeelt gemeente Kerkrade in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van N.S. Vastgoed begroot begroot op € 241,- aan vast recht en € 1406,- voor salaris procureur. Dit vonnis is gewezen door mr. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier. FP