Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR7075

Datum uitspraak2004-12-08
Datum gepubliceerd2004-12-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200402690/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 april 2003 heeft appellant (hierna: het dagelijks bestuur) de stichting "Stichting Het Begijnhof" (hierna: de Stichting) onder oplegging van een dwangsom gelast de toegankelijkheid van de voetpaden op het Begijnhof te waarborgen, tenminste op het bestaande niveau, inhoudende een toegankelijkheid voor het publiek tussen 08.00 en 17.00 uur en voor de gebruikers van het Begijnhof gedurende 24 uur per dag.


Uitspraak

200402690/1. Datum uitspraak: 8 december 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam, appellant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2004 in het geding tussen: de stichting "Stichting Het Begijnhof", gevestigd te Amsterdam en appellant. 1.    Procesverloop Bij besluit van 25 april 2003 heeft appellant (hierna: het dagelijks bestuur) de stichting "Stichting Het Begijnhof" (hierna: de Stichting) onder oplegging van een dwangsom gelast de toegankelijkheid van de voetpaden op het Begijnhof te waarborgen, tenminste op het bestaande niveau, inhoudende een toegankelijkheid voor het publiek tussen 08.00 en 17.00 uur en voor de gebruikers van het Begijnhof gedurende 24 uur per dag. Bij besluit van 26 november 2003 heeft het dagelijks bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 februari 2004, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar van 26 november 2003 en het - primaire - besluit van 25 april 2003 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 29 maart 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 april 2004. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 4 juni 2004 heeft de Stichting van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2004, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.D. Tuijten, ambtenaar der gemeente, en de Stichting, vertegenwoordigd door P.J. Sandberg, advocaat te Amsterdam, vergezeld door [bestuurslid] van de Stichting, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wegenwet is deze wet uitsluitend van toepassing op openbare wegen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder I worden onder wegen mede verstaan voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik.    Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wegenwet is een weg openbaar: I wanneer hij, na het tijdstip van dertig jaren voor het in werking treden van deze wet, gedurende dertig achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest; II wanneer hij, na het tijdstip van tien jaren voor het inwerkingtreden van deze wet, gedurende tien achtereenvolgende jaren voor een ieder toegankelijk is geweest en tevens gedurende die tijd is onderhouden door - voor zover hier van belang - een gemeente; III wanneer de rechthebbende daaraan de bestemming van openbare weg heeft gegeven.    Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Wegenwet - voor zover hier van belang - lijdt het onder I en II bepaalde uitzondering wanneer, lopende de termijn van dertig of van tien jaren, gedurende een tijdvak van ten minste een jaar duidelijk ter plaatse is kenbaar gemaakt, dat de weg slechts ter bede voor een ieder toegankelijk is.    Ingevolge artikel 4, derde lid, van de wet kan dit kenbaar maken geschieden door het stellen van opschriften als: eigen weg, particuliere weg, private weg en soortgelijke, of door andere kentekenen.    Ingevolge artikel 16 van de Wegenwet - voorzover hier van belang - heeft de gemeente te zorgen dat binnen haar gebied gelegen wegen in goede staat verkeren. 2.2.    Aanleiding voor de (in bezwaar gehandhaafde) last onder dwangsom is de beslissing van de Stichting om met ingang van 23 april 2003 de toegang tot het Begijnhof voor het publiek in het toeristenseizoen te beperken tot de ochtenduren van 07.00 tot 11.00 uur op maandag tot en met zaterdag en op zondag van 07.00 tot 14.00 uur. 2.3.    Het dagelijks bestuur komt op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de voetpaden op het Begijnhof niet zijn aan te merken als openbare wegen in de zin van de Wegenwet, zodat het dagelijks bestuur niet bevoegd was om wegens schending van artikel 16 van de Wegenwet een last onder dwangsom op te leggen. 2.4.    Het Begijnhof is een be- en omsloten terrein met daarin voetpaden die leiden naar de daarin gelegen huisjes en twee kerken (Engelse Kerk en Begijnhofkapel). In de loop der tijd is het Begijnhof uitgegroeid tot een toeristische attractie waardoor veel toeristen voor hun bezoek gebruik maken van de voetpaden. Van oudsher is de toegankelijkheid van het Begijnhof in de nachtelijke uren beperkt door sluiting van de toegangspoort(en) van het terrein. 2.5.    De Afdeling stelt voorop dat de voetpaden in en als onderdeel van het Begijnhof geen (algemene) verkeersrechtelijke betekenis hebben in die zin dat zij een verbinding vormen om zich van de ene plaats naar de andere te begeven. De voetpaden moeten worden beschouwd als op het eigen terrein gelegen paden die de gebruikers van het Begijnhof (slechts) leiden naar de daarin aanwezige bebouwing. In zoverre onderscheiden de zich op het terrein bevindende paden zich van de wegen die het Begijnhof als zodanig ontsluiten. Gelet hierop moet naar het oordeel van de Afdeling worden betwijfeld of sprake is van wegen in de zin van de Wegenwet. Deze vraag, welke door partijen niet onder ogen is gezien, behoeft in dit geschil evenwel geen beantwoording aangezien, zo wordt aangenomen dat sprake is van wegen in de hiervoorbedoelde zin, met de voorzieningenrechter moet worden geoordeeld dat de voetpaden niet openbaar zijn geworden op de wijze als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder I en II van de Wegenwet. Door de toegangspoort(en), en de sluiting daarvan in de nachtelijke uren, wordt kenbaar gemaakt dat het Begijnhof een privaat karakter heeft en dat het niet algemeen toegankelijk is. De voetpaden zijn dan ook niet aan de openbaarheid prijsgegeven, althans kunnen niet worden beschouwd als voor een ieder toegankelijk in de zin van voormelde bepaling. Het hoger beroep slaagt dan ook niet en de aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden bevestigd. 2.6.    Ten aanzien van de aangevallen uitspraak overweegt de Afdeling ambtshalve nog het volgende. Voor vernietiging van het - primaire - besluit van 25 april 2003 was, aangezien de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) daarin niet voorziet, geen plaats. De voorzieningenrechter heeft geen toepassing gegeven aan artikel 8:72, vierde lid, van de Awb. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de aangevallen uitspraak in zoverre dient te worden vernietigd. Nu het dagelijks bestuur geen ander besluit kan nemen dan het besluit van 25 april 2003 te herroepen, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb op de na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien. 2.7.    De Afdeling acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    vernietigt de aangevallen uitspraak voorzover daarbij het - primaire - besluit van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam van 25 april 2003 is vernietigd; II.    herroept voornoemd besluit van 25 april 2003; III.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam vernietigde beslissing op bezwaar van 26 november 2003; IV.    bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige; V.    veroordeelt het dagelijks bestuur in de door de stichting "Stichting Het Begijnhof" gemaakte proceskosten in hoger beroep tot een bedrag van € 644,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het totale bedrag dient aan de stichting "Stichting Het Begijnhof" te worden vergoed door de gemeente Amsterdam (het Stadsdeel Amsterdam-Centrum). Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink    w.g. Molenaar Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004 369.