Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR7486

Datum uitspraak2004-12-14
Datum gepubliceerd2004-12-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers107095/KG ZA 04-566
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ouders vorderen medewerking tot herbegraving van dochter.


Uitspraak

Zaaknummer: 107095/KG ZA 04-566 Vonnisdatum: 14 december 2004 713 RECHTBANK TE HAARLEM, VONNIS IN KORT GEDING in de zaak van: [eiser sub 1] en [eiser sub 2], [woonplaats], eisende partij, procureur mr. H.J. Bettink, -- tegen -- [gedaagde], [woonplaats], gedaagde partij. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eisers] respectievelijk [gedaagde]. 1. Het verloop van het geding Ter terechtzitting van 7 december 2004 hebben [eisers] overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht. [gedaagde] heeft tegen deze vordering verweer gevoerd. Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 21 december 2004 of zoveel eerder als mogelijk. 2. De vaststaande feiten In dit geding wordt van het volgende uitgegaan: a. [eisers] zijn de ouders van [H]. b. [H] was gehuwd met [gedaagde]. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, [kinderen]. c. [H] is op 6 februari 1999 overleden. Zij is begraven op de begraafplaats aan de [straat] te [plaats]. Het graf is op naam gesteld van [gedaagde]. d. Enige tijd na de begrafenis van [H] is [gedaagde] gearresteerd. [gedaagde] is vervolgens veroordeeld (in hoogste instantie door de Hoge Raad) ter zake van doodslag op [H]. e. [eisers] willen [H] herbegraven. 3. De vordering en de grondslag daarvan [eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal veroordelen tot medewerking aan het herbegraven van [H] binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om zijn medewerking aan de herbegraving te verlenen, danwel te gehengen en te gedogen dat [H] wordt herbegraven en dat het graf daartoe zal worden geopend, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. [eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat voor hen de gedachte ondragelijk is dat de mogelijkheid bestaat dat [H] alsmede [kinderen] het graf zullen delen met [gedaagde]. 4. Het verweer en de slotsom daarvan [gedaagde] heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling [eisers] in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. 5. De gronden van de beslissing Voorop wordt gesteld dat [eisers] - gezien de hiervoor aangehaalde feiten - een rechtens relevant belang hebben bij de door hen gevraagde voorziening. [gedaagde] heeft tegen de vordering aangevoerd dat het voor [kinderen] beter is als er niet nogmaals een begrafenis plaatsvindt. Nu [gedaagde] dit standpunt niet heeft onderbouwd en ter terechtzitting bovendien is gebleken dat hij al gedurende enkele jaren geen contact meer heeft met [kinderen], zal het verweer van [gedaagde] worden gepasseerd. Voorts heeft [gedaagde] aangegeven heeft dat hij moeite heeft met een herbegraving. Hier staat echter tegenover dat [eisers] moeite met de thans bestaande situatie hebben. Dienaangaande wordt overwogen dat in het licht van het hiervoor geschetste feitencomplex, een afweging van de belangen met zich brengt dat het belang van [eisers] prevaleert ten opzichte van dat van [gedaagde]. Voor zover [gedaagde] zich op het standpunt heeft gesteld dat [eisers] geen spoedeisend belang hebben bij de vordering hebben gezien het tijdsverloop sinds zijn veroordeling door de Hoge Raad, wordt overwogen dat de vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening beantwoord dient te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak (HR 29 november 2002, NJ 2003, 78). De omstandigheid dat de eisende partij lang heeft stil gezeten kan bij die afweging een rol spelen, maar kan niet het oordeel rechtvaardigen dat eisende partij geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening (meer) heeft. Nu [gedaagde] overigens geen andere omstandigheden heeft gesteld die het oordeel zouden kunnen rechtvaardigen dat [eisers] geen spoedeisend belang hebben bij de door hen gevraagde voorziening alsmede gezien de klemmendheid van de onderhavige situatie, gaat het verweer van [gedaagde] dat er geen sprake is van een spoedeisende zaak niet op. Nu partijen er niet in zijn geslaagd om overeenstemming te bereiken over de voorwaarden voor het overschrijven van de grafrechten op naam van [eisers], ligt de (primair) gevraagde voorziening voor toewijzing gereed. Aan dit vonnis kunnen eerst rechten worden ontleend nadat de in artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging bedoelde vergunning van de burgemeester van de gemeente Haarlem zal zijn verkregen, zoals hierna nader omschreven. De voorzieningenrechter zal ambtshalve de gevorderde dwangsom matigen en maximeren, op na te melden wijze. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. 6. De beslissing De voorzieningenrechter: Veroordeelt [gedaagde] tot medewerking aan het herbegraven van [H] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, waaraan alsdan gehecht een kopie van de door de burgemeester van de gemeente Haarlem verstrekte vergunning als bedoeld in artikel 29 van de Wet op de lijkbezorging. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van een dwangsom van € 150,- voor iedere dag dat hij, na het verloop van de onder 6.1 bedoelde 14 dagen, in gebreke blijft om zijn medewerking aan de herbegraving van [H] te verlenen, zulks tot een maximum van € 15.000,-. Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van [eisers] begroot op € 241,- aan verschotten en € 816,- aan salaris voor de procureur. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 14 december 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.