Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR7831

Datum uitspraak2004-12-21
Datum gepubliceerd2005-01-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers03006/04 U
Statusgepubliceerd


Indicatie

I.c. is de op 12 mei 2004 in werking getreden Overleveringswet (Stb. 2004, 195) van toepassing. Nu tegen de uitspraak van de rb ex art. 29.2 Overleveringswet geen gewoon rechtsmiddel openstaat, moet de opgeëiste persoon reeds op die grond niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn cassatieberoep.


Uitspraak

21 december 2004 Strafkamer nr. 03006/04 U IV/SB Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam van 16 juli 2004, nummer RK: 04/2120, op een verzoek van de Republiek Frankrijk tot overlevering van: [de opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedatum] 1953, ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Heerhugowaard. 1. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de opgeëiste persoon. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft ter terechtzitting van 7 december 2004 verklaard af te zien van het nemen van een conclusie. 2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep 2.1. Op 11 mei 2004 is uitgegeven Staatsblad 2004, nr. 195, inhoudende de Wet van 29 april 2004 tot implementatie van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (Overleveringswet). 2.2. Art. 29 Overleveringswet houdt, voorzover hier van belang, in: "1. (...) 2. Tegen de uitspraak van de rechtbank staat geen rechtsmiddel open, anders dan beroep in cassatie in het belang der wet, bedoeld in artikel 456 van het Wetboek van Strafvordering." Art. 75 van die Wet luidt: "Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2004. Indien het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2003, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst." 3.3. Het Europees arrestatiebevel van de "Procureur de la République près le Tribunal de Grande Instance de Créteil", van 25 mei 2004, waarbij de overlevering van de opgeëiste persoon is verzocht, is op 7 juni 2004 door de Officier van Justitie te Amsterdam ontvangen. Dit brengt mee dat de Overleveringswet in de onderhavige zaak van toepassing is. Nu ingevolge art. 29, tweede lid, Overleveringswet tegen een uitspraak van de Rechtbank geen gewoon rechtsmiddel openstaat, moet de opgeëiste persoon reeds op die grond niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep. 3. Beslissing De Hoge Raad verklaart de opgeëiste persoon niet-ontvankelijk in het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2004.