Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR8196

Datum uitspraak2004-12-17
Datum gepubliceerd2004-12-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/097216-2004
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overleveringwet, Europees aanhoudingsbevel (EAB), Duitsland (art. 2, 5, 6 en 7 van de Olw)


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER D Parketnummer: 13/097216-2004 RK nummer: 04/4359 Datum uitspraak: 17 december 2004 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 november 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door de Duitse justitiële autoriteit, de Oberstaatsanwalt Dittrich van de Staatsanwaltschaft Hechingen (Duitsland). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende op het [adres] thans uit anderen hoofde gede-tineerd in het Huis van Bewaring “Overmare” te Maastricht, hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 december 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr.M.F.B. Hersman, advocaat te Amsterdam gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Turkse taal. 2. Grondslag en inhoud van het EAB Aan het EAB ligt een bevel tot inhechtenisneming van het Amtsgericht Hechingen van 11 oktober 2004 ten grondslag. Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. 3. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn, dat hij de Nederlandse en de Turkse nationaliteit heeft. 4. Strafbaarheid De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt. Tot dat oordeel is zij naar het recht van de uitvaardigende lidstaat in redelijkheid kunnen komen. De feiten staan vermeld onder nummer 18 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten: Diefstal in georganiseerde vorm of zware roof. Uit een aanvulling van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 december 2004 blijkt ten aanzien van de feitsomschrijving het volgende: Dass in dem Europaïschen Haftbefehl in der Liste das Feld “Entführung, Freiheitsberaubung, Geilselnahmne ” nicht angekreuzt ist, beruht auf einem Versehen: Wie in der Darstellung des Sachverhaltes ausgeführt, ist die dem Beschuldigten vorgeworfene Tat auch als Freiheitsberaubung nach § 239 des Deutschen Strafgezetzbuches strafbar. Da eine solche Straftat mit Freiheitsstrafe bis zu 5 Jahre bestraft werden kann, fällt die dem Beschuldigten vorgeworfene Tat auch unter diesem Gesichtpunkt unter die im Abschnitt e) des Europäischen Haftbefehls aufgeführten Straftaten. De rechtbank leest deze aanvulling aldus, dat de uitvaardigende lidstaat heeft bedoeld tevens een kruisje te zetten bij nummer 16 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten: Ontvoering, vrijheidsberoving, gijzeling Tot dat oordeel is zij naar het recht van de uitvaardigende lidstaat in redelijkheid kunnen komen. Op de feiten is naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. 5. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij in Duitsland wel uit de gevangenis is gevlucht, maar zegt onschuldig te zijn aan de daarbij gepleegde diefstal en gijzeling. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan deze feiten, is niet gebleken. 6. Terugkeergarantie De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de Overleveringswet bedoelde garantie heeft gegeven. De Leitende Oberstaatanwalt in Hechingen heeft de volgende garantie gegeven: Ich sichere zu, dass der Verfolgte im Falle seiner Verurteilung in Deutschland zu einer Haftstrafe ohne Bewährung zur (weiteren) Vollstreckung dieser Strafe in die Niederlande überstellt werden wird. Ich bin datmit einverstanden, dass die nierländischen Justizbehörden in diesem Falle das in Artikel 11 des Übereinkommens vom 21. Marz 1983 über die Überstellung verurteilter Personen geregelte Umwandlungsverfahren anwenden. De Nederlandse rechter zal de in de garantie bedoelde omzetting slechts kunnen uitspreken en daarvoor een Nederlandse straf kunnen opleggen indien de feiten, waarop het Duitse vonnis betrekking heeft, ook in Nederland strafbaar zijn. Derhalve dient te worden bezien of in de onderhavige zaak sprake is van dubbele strafbaarheid. Ten aanzien van de in de feitsomschrijving onder e) van het EAB opgenomen “gevangenismuiterij” overweegt dat rechtbank dat ten aanzien daarvan de dubbele strafbaarheid ontbreekt nu dit feit in Nederland niet strafbaar is. De overige feiten zijn ook naar Nederlands recht strafbaar en leveren op: Diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsbeneming, meermalen gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74) zal kunnen worden omgezet. 7. Slotsom Nu ten aanzien van de feiten – met uitzondering van de “gevangenismuiterij’- waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. 8. Toepasselijke wetsbepalingen Artikelen 47, 312, 282 en 282a van het Wetboek van Strafrecht. Artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet. 9. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Oberstaatsanwalt Dittrich van de Staatsanwaltschaft Hechingen (Duitsland) ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten die naar Nederlands recht opleveren: diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsbeneming, waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Oberstaatsanwalt Dittrich van de Staatsanwaltschaft Hechingen (Duitsland) ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit dat naar Duits recht “gevangenismuiterij” oplevert. H. ALTINKAYA Parketnummer: 13/097216-2004 RK nummer: 04/4359 Aldus gedaan door mr.A.J.R.M. Vermolen, voorzitter, mrs. F. Salomon en L.E. Kalff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2004. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.