
Jurisprudentie
AS1906
Datum uitspraak2004-12-24
Datum gepubliceerd2005-01-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/321 AOW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/321 AOW
Statusgepubliceerd
Indicatie
In het verzetschrift is niets aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding. Verzet ongegrond.
Uitspraak
04/321 AOW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats] (Marokko), opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 25 november 2003 tussen partijen gegeven uitspraak (reg.nr.: AWB 01/3512 AOW).
Bij uitspraak van 7 mei 2004, aan partijen verzonden op 12 mei 2004, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het hoger beroep niet tijdig bij de Raad is ingediend en niet is gebleken van redenen op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
Tegen deze uitspraak is verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 12 november 2004, waar partijen – met voorafgaand bericht – niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
In het verzetschrift heeft opposant als reden voor de termijnoverschrijding aangegeven dat hij wegens ziekte het beroepschrift niet tijdig heeft kunnen indienen en niet in staat was iemand zijn zaak te laten behartigen.
De Raad stelt vast dat opposant in zijn verzetschrift niets heeft aangevoerd dat kan dienen als verontschuldiging voor de termijnoverschrijding.
In de uitspraak waarvan verzet heeft de Raad reeds overwogen dat niet op grond van een medische verklaring is komen vast te staan dat opposant buiten staat is geweest tijdig een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te (doen) dienen.
Gezien het vorenstaande dient het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid, onder b, van de Awb ongegrond te worden verklaard. Gelet op artikel 8:55, zesde lid, van de Awb blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan in stand.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. K.J. Kraan als leden, in tegenwoordigheid van J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 december 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.
MH