Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS1925

Datum uitspraak2004-07-28
Datum gepubliceerd2005-01-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers04/799
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Politie treedt huurwoning binnen wegens verdenking dat vriend van huurder daar een strafbaar feit pleegde. Na binnentreden, waarbij schade is veroorzaakt, is geen strafbaar feit geconstateerd. Vordering tot schadevergoeding tegen huurder afgewezen. Niet is gebleken dat het aan de schuld van de huurder of vriend is te wijten dat de politie de vriend verdacht van een strafbaar feit.


Uitspraak

Rolnummer: 04/799 Uitspraak: 28 juli 2004 (bij vervroeging) Rechtbank Middelburg Sector kanton – zitting te [woonplaats] V O N N I S in de zaak van: de vereniging [eisende partij], gevestigd te [vestigingsplaats], eisende partij, verder te noemen: [eisende partij], gemachtigde: mr. A.I. Cambier, t e g e n : [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde partij, verder te noemen: [gedaagde], gemachtigde: mr. H. Klein Hesselink. het verloop van de procedure De procedure is als volgt verlopen: - dagvaarding van 23 maart 2004, - conclusies van antwoord, repliek en dupliek. de beoordeling van de zaak 1. [eisende partij] vordert de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.123,42 vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten. [gedaagde] heeft de vordering bestreden. 2.1. [gedaagde] heeft van [eisende partij] gehuurd de woning [adres] te [woonplaats]. Volgens de toepasselijke huurvoorwaarden is de huurder aansprakelijk voor de schade die tijdens de huur aan de woning wordt toegebracht, tenzij de huurder bewijst dat die schade niet is ontstaan tengevolge van zijn schuld, die van zijn huisgenoten of van andere personen waarvoor hij aansprakelijk is. 2.2. De huur is geëindigd per 1 juni 2001. Na het einde van de huur is aan de woning een schade geconstateerd van € 199,66, waaronder schade aan de deur van het toilet. [eisende partij] dient met [gedaagde] nog € 165,41 te verrekenen wegens huur en waarborgsom. 2.3. Op 8 september 2000, toen [gedaagde] huurder was, is de politie de woning binnengetreden wegens de verdenking dat [gedaagde]s vriend [naam vriend] een strafbaar feit pleegde. Voor dit binnentreden, waarbij de voordeur is beschadigd, had de hulpofficier van justitie machtiging verleend op grond van artikel 49 Wet wapens en munitie. Na dit binnentreden heeft de politie geen strafbaar feit geconstateerd. 3.1. [eisende partij] voert het volgende aan. De kosten van herstel van de voordeur belopen € 1.529,69. [naam vriend] werd verdacht van een strafbaar feit. Het binnentreden van de woning door de politie is rechtmatig overheidsoptreden. [gedaagde] is aansprakelijk voor de schade waarvan zij of haar huisgenoot en vriend de oorzaak is. Verder moet zij de na het einde van de huur geconstateerde schade vergoeden, verminderd met de waarborgsom en vermeerderd met de meegevorderde rente tot 1 april 2004 en een vergoeding van € 272,-- voor incassokosten. 3.2. Het verweer van [gedaagde] laat zich als volgt samenvatten. [naam vriend] was bij het binnentreden van de woning door de politie niet de huisgenoot van [gedaagde]. De schade die bij het binnentreden is ontstaan, is niet veroorzaakt door [gedaagde] of een huisgenoot of iemand voor wie zij aansprakelijk is. Bovendien is aan het binnentreden achteraf de rechtvaardigingsgrond ontvallen doordat geen strafbaar feit is geconstateerd. Bij het binnentreden is niet alleen de voordeur maar ook de deur van het toilet beschadigd. [gedaagde] betwist de gestelde omvang van de schade. 4. De kantonrechter overweegt het volgende over de geschilpunten van partijen. 4.1. Het binnentreden van de woning door de politie op grond van de verdenking dat daar een strafbaar feit wordt gepleegd, is in beginsel rechtmatig wegens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond. Indien na het binnentreden geen strafbaar feit wordt geconstateerd, kan achteraf aan het schadeveroorzakende binnentreden de civielrechtelijke rechtvaardigingsgrond ontvallen. 4.2. Het is in deze zaak niet aan de kantonrechter om te bepalen dat de Staat of de Politie Zeeland aansprakelijk zijn voor de bij het binnentreden veroorzaakte schade. Zij zijn immers geen partij in deze zaak. 4.3. De schade aan de voordeur vindt haar oorzaak in de omstandigheid dat de politie ten onrechte aannam dat [naam vriend] zich in de woning schuldig maakte aan een strafbaar feit. Niet valt in te zien dat die schade is ontstaan door de schuld van [gedaagde] of van [naam vriend]. Weliswaar kunnen zich omstandigheden voordoen die tot gevolg hebben dat het aan de schuld van [gedaagde] of van [naam vriend] is te wijten dat de politie [naam vriend] - zij het naar later bleek ten onrechte - verdacht van een strafbaar feit. Op dergelijke omstandigheden doet [eisende partij] niet voldoende concreet een beroep. De kantonrechter kan dan ook in het midden laten of [naam vriend] iemand is voor wiens schuld [gedaagde] ten opzichte van [eisende partij] aansprakelijk is. [gedaagde] is daarom niet aansprakelijk voor schade aan de woning, ontstaan als gevolg van het binnentreden door de politie. 4.4. [gedaagde] betwist niet dat de schade die na het einde van de huur is geconstateerd voor haar rekening komt. Zij stelt echter dat de schade aan de deur van het toilet een gevolg is van het binnentreden. [eisende partij] ontkent dit. [gedaagde] heeft niet een voldoende concreet bewijsaanbod gedaan. Zij wordt niet ambtshalve toegelaten tot bewijs. De vordering tot betaling van € 34,25 is dus toewijsbaar met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2001. 4.5. De incassokosten zijn gemaakt om de schade aan de voordeur te incasseren. [gedaagde] behoeft die schade niet te vergoeden. De vordering tot vergoeding van incassokosten is daarom niet toewijsbaar. 4.6. [eisende partij] dient als de voornamelijk in het ongelijk gesteld partij in de proceskosten te worden veroordeeld, en wel op de voet van art. 243 Rv., aangezien aan [gedaagde] een toevoeging is verleend. DE BESLISSING De kantonrechter: veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 34,25 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2001 tot de dag van voldoening; verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad; verwijst [eisende partij] in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van [gedaagde] en tot op heden begroot op € 270,-- en veroordeelt mitsdien [eisende partij] om dit bedrag te betalen: aan de griffier van de rechtbank op bankrekening nummer 19.23.25.876 met welk bedrag de griffier met inachtneming van de wettelijke bepalingen zal verrekenen: € 270,-- wegens salaris van de gemachtigde van [gedaagde], waaronder begrepen de eigen bijdrage van [gedaagde]; wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.