Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS2147

Datum uitspraak2005-01-04
Datum gepubliceerd2007-07-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers02928/04 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening


Uitspraak

4 januari 2005 Strafkamer nr. 02928/04 H SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 19 augustus 2002, nummer 24/170007-02, ingediend door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, namens: [Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 31 januari 2002 - de aanvrager ter zake van "valsheid in geschrift, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat het onderzoek van de zaak destijds niet tot een veroordeling zou hebben geleid indien het Hof bekend zou zijn geweest met de nadien tegenover de Rechter-Commissaris afgelegde en bij de aanvrage gevoegde getuigenverklaringen die de dochters van de aanvrager hebben afgelegd in de strafzaak tegen zijn ex-echtgenote. Volgens de aanvrage kan uit deze verklaringen blijken "dat er in de tenlastegelegde periode geen sprake was van een relatie, samenwoning dan wel gezamenlijke huishouding" tussen de aanvrager en diens ex-echtgenote. 3.3. Gelet echter op de - de aanvrager belastende - inhoud van de bijlagen bij het proces-verbaal van de Sociale Recherche van de Gemeente Heerenveen van 24 januari 2001, kan het aangevoerde niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. 3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist. 4. Beslissing De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 4 januari 2005.