Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS2167

Datum uitspraak2005-01-06
Datum gepubliceerd2005-01-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200409580/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 8 mei 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Naaldwijk (thans: Westland, hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van vijf vrijstaande en twee geschakelde woningen op percelen, gelegen aan de [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200409580/2. Datum uitspraak: 6 januari 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van: 1.    [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], 2.    [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats], verzoekers, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 oktober 2004 in het geding tussen: verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van Westland. 1.    Procesverloop Bij besluit van 8 mei 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Naaldwijk (thans: Westland, hierna: het college) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van vijf vrijstaande en twee geschakelde woningen op percelen, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 20 oktober 2004, verzonden op 21 oktober 2004, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak hebben verzoeker sub 1 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2004, en verzoeker sub 2 bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2004, hoger beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2004, heeft verzoeker sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2004, heeft verzoeker sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 16 december 2004, waar verzoeker sub 1, vertegenwoordigd door mr. drs. B.J.P.M. Zwinkels, advocaat te Honselersdijk, en verzoeker sub 2 in persoon, bijgestaan door mr. J. Geelhoed, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Otto, ambtenaar der gemeente, en ir. H.G. Bos, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.        Verzoekers hebben betoogd, dat er ten aanzien van het hier in geding zijnde bouwplan geen basis was voor het voeren van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), aangezien het ontwerp-bestemmingsplan "Honselersdijk" niet rechtsgeldig ter inzage heeft gelegen.    Dit betoog kan niet slagen. Niet is in geschil dat toepassing dient te worden gegeven aan artikel 19 van de WRO zoals dat luidde vóór 1 april 2000. Dit betekent dat slechts vrijstelling kan worden verleend indien voor het betrokken gebied een voorbereidingsbesluit geldt dan wel een ontwerp voor een herziening van het bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Op 30 juni 2003 is het ontwerp-bestemmingsplan "Honselersdijk" – dat ook in de bouw van de betrokken woningen voorziet - ter inzage gelegd. De Afdeling heeft vervolgens in haar uitspraak van 29 oktober 2004, nr 200406657/3, het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot goedkeuring van het bestemmingsplan "Honselersdijk"  vernietigd, omdat in de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan onjuiste data zijn gebezigd. Deze vernietiging heeft naar het voorlopig oordeel van de Voorzitter niet tot gevolg dat ten tijde van het nemen van het besluit niet werd voldaan aan de formele voorwaarden voor het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan. Ook in hetgeen verzoekers in hun verzoeken om voorlopige voorziening en ter zitting overigens hebben betoogd wordt geen reden gezien om te veronderstellen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning hadden mogen worden verleend. 2.2.        Gelet op het vorenstaande, dienen de verzoeken te worden afgewezen. 2.3.        Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst de verzoeken af. Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat. w.g. Claessens    w.g. Schortinghuis Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2005 66.