
Jurisprudentie
AS2333
Datum uitspraak2005-01-04
Datum gepubliceerd2005-01-13
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/5793 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-13
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/5793 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
In verband met ontslag op staande voet is maatregel opgelegd. Betrokkene heeft geen belang meer bij hoger beroep nu het ontslag op staande voet door gerechtshof is vernietigd. Hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/5793 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schinnen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. A.J. Crombag, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 oktober 2002, reg.nr. AWB 01/1559 NABW I.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van appellant heeft nadere stukken aan de Raad gezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van 23 november 2004, waar voor appellant is verschenen mr. M.M.J.P. Penners, kantoorgenoot van mr. Crombag, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door H.M. Spätgens werkzaam bij de gemeente Schinnen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende nog van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant is met ingang van 9 november 1998 voor onbepaalde tijd is dienst getreden bij Wegom-De Millenerpoort B.V. (hierna: Wegom) te Sittard. Op 6 februari 2001 is hij op staande voet ontslagen.
Bij besluit van 2 juli 2001 heeft gedaagde appellant met ingang van 6 februari 2001 een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend naar de norm voor een alleenstaande. In verband met het ontslag op staande voet heeft gedaagde met toepassing van artikel 14 van de Abw een maatregel opgelegd in de vorm van een verlaging van de bijstand van appellant met 50% voor de duur van een maand.
Bij besluit van 11 oktober 2001 heeft gedaagde het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 juli 2001, dat zich richtte tegen de verlaging van de uitkering, ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
11 oktober 2001 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Appellant heeft Wegom gedagvaard voor de kantonrechter te Sittard en gevorderd te bepalen dat het hem gegeven ontslag op staande voet nietig dan wel vernietigbaar is en dat hem het loon met emolumenten, vermeerderd met de wettelijke verhoging, rente en kosten, wordt doorbetaald. Bij vonnis van 2 januari 2002 heeft de rechtbank Maastricht, sector kanton, die vordering afgewezen.
Bij arrest van 18 december 2002 heeft het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch het vonnis van 2 januari 2002 vernietigd, het op 6 februari 2001 gegeven ontslag op staande voet vernietigd en de rechtsopvolgster van Wegom, Vixia B.V. te Sittard-Geleen, veroordeeld tot betaling aan appellant van diens salaris c.a. vanaf 6 februari 2001 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
Bij arrest van 8 oktober 2004 heeft de Hoge Raad het door Vixia B.V. tegen het arrest van het hof ingestelde beroep in cassatie verworpen.
Vixia B.V. heeft begin 2003 uitvoering gegeven aan het arrest van het hof.
De Raad stelt op grond van de voormelde feiten vast dat appellant naderhand over de periode waarover bijstand is verleend diens loon c.a. is doorbetaald, zodat appellant, achteraf bezien, op grond van de artikelen 7 en 26 van de Abw op en na 6 februari 2001 geen recht op bijstand had. Daarmee is het belang bij de beoordeling van de opgelegde maatregel komen te vervallen. Aangezien ook overigens niet is gebleken van enig processueel belang van appellant, brengt dit mee dat appellant thans geen rechtens te respecteren belang meer heeft bij een beoordeling ten gronde van het besluit van 11 oktober 2001. Gelet hierop dient het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien het ontslag op staande voet is vernietigd, ziet de Raad ten slotte aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellant. Die kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Derhalve wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1288,--, te betalen door de gemeente Schinnen;
Bepaalt dat de gemeente Schinnen aan appellant het betaalde griffierecht van in totaal
€ 109,23 vergoedt.
Aldus gewezen door mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns, in tegenwoordigheid van S.H.W. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2005.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) S.H.W. Peeters.
MvK14124