Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS2393

Datum uitspraak2004-12-30
Datum gepubliceerd2005-01-13
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/1326 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is terecht besloten de bijstandsaanvraag, met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), buiten behandeling te laten omdat betrokkene niet tijdig de gevraagde gegevens heeft verstrekt?


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/1326 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellant heeft mr. H. Brouwer, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 februari 2003, reg.nr. 02/791. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 21 december 2004, waar appellant niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door E.J.W. Bruinsma, werkzaam bij de gemeente Utrecht. II. MOTIVERING De Raad gaat, gelet op de inhoud van de gedingstukken, uit van de in de aangevallen uitspraak vermelde feiten en omstandigheden. Hij volstaat met het volgende. Appellant heeft op 18 december 2001 bij gedaagde een aanvraag ingediend om een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet. Bij besluit van 12 februari 2002 heeft gedaagde besloten deze aanvraag, met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), buiten behandeling te laten omdat appellant niet tijdig de door gedaagde gevraagde gegevens heeft verstrekt. Bij besluit van 9 april 2002 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 12 februari 2002 ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 9 april 2002 ongegrond verklaard. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. De Raad onderschrijft het op artikel 4:5, eerste lid, van de Awb gebaseerde oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Hij voegt daar nog aan toe dat voor de beoordeling van de aanvraag de door gedaagde aan appellant gevraagde gegevens van belang zijn. Namens appellant is in hoger beroep naar voren gebracht dat appellant wél tijdig bij gedaagde de gevraagde bescheiden heeft overgelegd. Dit standpunt vindt naar het oordeel van de Raad geen steun in de gedingstukken en is voorts van de zijde van de gedaagde ter zitting afdoende weerlegd. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. M.I. 't Hooft, in tegenwoordigheid van mr. I.D.Veldman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 december 2004. (get.) M.I. 't Hooft. (get.) I.D.Veldman. HE/27124