Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS2458

Datum uitspraak2005-01-11
Datum gepubliceerd2005-01-14
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/3399 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aanvraag bijstandsuitkering onder verwijzing naar artikel 9 van de Abw afgewezen op de grond dat betrokkene onderwijs volgt als bedoeld in de WSF.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/3399 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 3 juli 2003, reg.nr. 03/279 NABW. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 21 december 2004, waar appellant niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door P.E.H. Coonen en J.G.M. van Ratingen, beiden werkzaam bij de gemeente Roermond. II. MOTIVERING De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Appellant volgde vanaf 1 september 1996 de opleiding Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) aan de Hogeschool Zuyd. In verband met deze opleiding ontving appellant een toelage ingevolge de Wet op de studiefinanciering (WSF). Vanaf 1 juni 2002 is deze toelage beƫindigd omdat appellant het maximale aantal maanden studiefinanciering voor een HBO/WO-opleiding heeft ontvangen. Op 17 oktober 2002 heeft appellant een aanvraag om algemene bijstand ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) over de periode van 5 augustus 2002 tot 31 oktober 2002 ingediend. Gedaagde heeft deze aanvraag bij besluit van 20 december 2002 onder verwijzing naar artikel 9 van de Abw afgewezen op de grond dat appellant onderwijs volgt als bedoeld in de WSF. Bij besluit van 24 februari 2003 heeft gedaagde het bezwaar tegen het besluit van 20 december 2002 ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 24 februari 2003 ongegrond verklaard. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b (oud), van de Abw heeft degene die onderwijs of een beroepsopleiding volgt als bedoeld in de Wet op de studiefinanciering 2000 of in hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten geen recht op algemene bijstand. Artikel 11, eerste lid, van de Abw bepaalt dat burgemeester en wethouders aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van paragraaf 1 bijstand kunnen verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Vaststaat dat appellant gedurende de periode in geding als voltijdse student aan de Hogeschool Zuyd stond ingeschreven voor de opleiding CMV-VT. De Raad stelt voorts vast dat dit een opleiding is als bedoeld in de WSF 2000. Gelet op het bepaalde in artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b (oud), van de Abw heeft appellant over de periode in geding derhalve geen recht op algemene bijstand. Het feit dat appellant over die periode evenmin recht heeft op studiefinanciering doet hier niet aan af. De Raad is niet gebleken van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Abw. Blijkens de wetsgeschiedenis is daarvan slechts sprake indien zich een acute noodsituatie voordoet en de behoeftige omstandigheden waarin een belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. De door appellant gestelde omstandigheid dat hij door de overheid gedwongen wordt om met de afronding van zijn opleiding te stoppen is naar het oordeel van de Raad niet als een zeer dringende reden als bedoeld in voormelde bepaling aan te merken. De grief van appellant dat hem eerder wel algemene bijstand ingevolge de Abw is toegekend kan naar het oordeel van de Raad er niet toe leiden dat appellant over de in geding zijnde periode recht heeft op bijstand. Indien in het verleden in strijd met de wet bijstand is toegekend houdt dit geenszins in dat een dergelijke fout voor de toekomst herhaald dient te worden. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. R. van den Munckhof, en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2005. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) R. van den Munckhof.