Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS3140

Datum uitspraak2004-12-29
Datum gepubliceerd2005-01-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/3968 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Tegen een uitspraak van de rechtbank, inhoudende afwijzing van een verzoek om herziening, kan geen hoger beroep worden ingesteld. De Raad verklaart zich derhalve onbevoegd.


Uitspraak

04/3968 WVG U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Ter griffie van de Raad is op 15 juli 2004 ingekomen een door de griffier van de Raad van State met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht aan de Raad doorgezonden beroepschrift gericht tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 23 april 2004, reg.nr. 03/89 WVG. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 17 november 2004, waar partijen, met voorafgaand bericht, niet zijn verschenen. II. MOTIVERING Bij uitspraak van 22 april 1999 heeft de rechtbank het door appellante tegen het besluit van gedaagde van 26 mei 1997 (het bestreden besluit) ingestelde beroep ongegrond verklaard. Appellante heeft om herziening verzocht van evenbedoelde uitspraak. Dit verzoek is door de rechtbank bij haar uitspraak van 23 april 2004 met toepassing van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. Appellante heeft tegen laatstbedoelde uitspraak hoger beroep ingesteld. De Raad overweegt het volgende. In artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet is bepaald dat een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep kunnen instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb en tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:86 van die wet, inzake: a. – kort gezegd – ambtenarenzaken, en b. besluiten, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij de Beroepswet hoort. Het bestreden besluit is een besluit als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder b, van de Beroepswet. De aangevallen uitspraak, inhoudende afwijzing van een verzoek om herziening, is echter niet een uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Awb, noch een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86 van de Awb of een daarmee op een lijn te stellen uitspraak ten gronde die volgt na een toewijzing van het verzoek om herziening, doch een uitspraak als bedoeld in titel 8.4 van de Awb. Voorts wijst de Raad op het karakter van het bijzondere rechtsmiddel herziening, dat in zijn ogen tevens grond biedt voor het oordeel dat terzake van de beslissing op het verzoek om herziening niet het gewone rechtsmiddel van hoger beroep open kan staan. Tegen de aangevallen uitspraak kan daarom geen hoger beroep worden ingesteld. De Raad is daarom niet bevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De Raad zal zich derhalve onbevoegd verklaren. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart zich onbevoegd. Aldus gewezen door mr. M.I. ’t Hooft als voorzitter en mr. G.M.T. Berkel-Kikkert en mr. R.H. de Bock als leden, in tegenwoordigheid van B.M. Biever van Leeuwen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004. (get.) M.I. ’t Hooft. (get.) B.M. Biever-van Leeuwen. GdJ/111