
Jurisprudentie
AS3170
Datum uitspraak2005-01-19
Datum gepubliceerd2005-01-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405444/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405444/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij drie besluiten van 15 februari 2002 (hierna: de besluiten van 15 februari 2002) is namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de toekenning van de huursubsidie op grond van de Huursubsidiewet aan appellante voor de subsidiejaren 1 juli 1997 tot 1 juli 1998, respectievelijk 1 juli 1998 tot 1 juli 1999 andermaal herzien en voor 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 herzien en is de ten onrechte verstrekte huursubsidie teruggevorderd, de eerder teruggevorderde huursubsidie ten dele komen te vervallen of gewijzigd.
Uitspraak
200405444/1.
Datum uitspraak: 19 januari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank van Maastricht van 11 juni 2003 in het geding tussen:
appellante
en
de Minister (voorheen: de Staatssecretaris) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
1. Procesverloop
Bij drie besluiten van 15 februari 2002 (hierna: de besluiten van 15 februari 2002) is namens de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de toekenning van de huursubsidie op grond van de Huursubsidiewet aan appellante voor de subsidiejaren 1 juli 1997 tot 1 juli 1998, respectievelijk 1 juli 1998 tot 1 juli 1999 andermaal herzien en voor 1 juli 2000 tot 1 juli 2001 herzien en is de ten onrechte verstrekte huursubsidie teruggevorderd, de eerder teruggevorderde huursubsidie ten dele komen te vervallen of gewijzigd.
Bij besluit van 22 augustus 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Hoofd van de Unit Correspondentie op last van de Directeur-Generaal Wonen voor de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Minster) het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juni 2004, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 28 juni 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 augustus 2004 heeft de Minister van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2004, waar de Minister, vertegenwoordigd door mr. J.C.A. Stevens, advocaat te Den Haag, is verschenen. Appellante is met bericht niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Huursubsidiewet, kan de Minister de toekenning herzien als huursubsidie is toegekend in afwijking van deze wet of de daarop berustende bepalingen, dan wel indien artikel 33, tweede lid, niet wordt nageleefd.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan, als het eerste lid toepassing vindt, de ten onrechte of te veel uitbetaalde huursubsidie van de huurder worden teruggevorderd, of worden verrekend met aanspraken op huursubsidie van de huurder. De Minister stelt de hoogte van het terug te vorderen of te verrekenen bedrag en de wijze van terugvordering of verrekening vast.
2.2. Appellante heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de inhoud van het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan en dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand kunnen blijven. De rechtbank heeft, aldus appellante, miskend dat de besluiten van 15 februari 2002 niet juist zijn, omdat bij de bij die besluiten gewijzigde huursubsidie van onjuiste huurbedragen is uitgegaan en dat die besluiten bij het bestreden besluit derhalve ten onrechte zijn gehandhaafd.
2.3. Dat betoog faalt. Bij de besluiten van 15 februari 2002 heeft de Staatssecretaris de toekenning van huursubsidie herzien nadat hem uit informatie (van de verhuurder) was gebleken dat de garagehuur op onjuiste wijze was verrekend, omdat die eerst vanaf maart 1999 in de huurprijs was opgenomen. De herziening voor het subsidiejaar 1 juli 2000 tot 1 april 2001 hangt samen met het feit dat appellante slechts tot januari 2001 recht had op huursubsidie terwijl tot 1 april 2001 huursubsidie is verstrekt. Appellante heeft niet (aan de hand van stukken) aannemelijk gemaakt dat de Staatssecretaris bij de vaststelling van de gewijzigde huursubsidie van onjuiste bedragen is uitgegaan. De bedragen waar de Staatssecretaris vanuit is gegaan, zijn bovendien conform door appellante alsmede door haar verhuurder opgegeven bedragen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Ouwehand
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2005
224.