Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS3174

Datum uitspraak2005-01-19
Datum gepubliceerd2005-01-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403743/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 maart 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de Algemeen Directeur) de erkenning van appellant voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen tot en met 3500 kg op grond van artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) voorwaardelijk ingetrokken voor een periode van zes maanden.


Uitspraak

200403743/1. Datum uitspraak: 19 januari 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 maart 2004 in het geding tussen: appellant en de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer. 1.    Procesverloop Bij besluit van 12 maart 2003 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de Algemeen Directeur) de erkenning van appellant voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorrijtuigen tot en met 3500 kg op grond van artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) voorwaardelijk ingetrokken voor een periode van zes maanden. Bij besluit van 13 mei 2003 heeft de Algemeen Directeur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 maart 2004, verzonden op 30 maart 2004, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 mei 2004. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 22 juni 2004 heeft de Algemeen Directeur van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. M.W. van Ochten, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand Mobiliteitsbranche te Nijmegen, en de Algemeen Directeur, vertegenwoordigd door mr. R. Bal, werkzaam bij de Dienst Wegverkeer, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder e, van de Erkenningsregeling APK wordt aan een steekproef alle medewerking verleend en worden de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht genomen. Onder alle medewerking wordt in ieder geval verstaan dat de desbetreffende ruimte en apparatuur gedurende de steekproef beschikbaar worden gesteld.    Ingevolge artikel 52, aanhef en onder d, van de Erkenningsregeling APK wordt onverminderd artikel 45, vijfde lid, in het kader van het toezicht alle medewerking aan de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer verleend. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het gebruik maken van de benodigde apparatuur.    In artikel 58 van de Erkenningsregeling APK is bepaald, voorzover hier van belang, dat indien door de erkenninghouder de in artikel 45, vijfde lid, opgenomen voorschriften niet worden nageleefd, terstond wordt begonnen met een procedure voor intrekking van de erkenning. 2.2.    Vaststaat dat de meergastester, ook wel viergastester genoemd, die werd gebruikt ten tijde van de steekproefsgewijze herkeuring van het motorvoertuig met kenteken […] niet naar behoren functioneerde, zodat de steekproef niet (geheel) kon worden uitgevoerd. 2.3.    Appellant kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank, inhoudende dat bij de herkeuring niet de op grond van de toepasselijke regelgeving vereiste medewerking is verleend omdat de meergastester ten tijde van de steekproefcontrole niet functioneerde door vervuiling van de meetcel. Appellant is van mening dat hem geen enkel verwijt gemaakt kan worden, omdat hij altijd adequaat onderhoud pleegt aan de meergastester en bovendien uit een verklaring van de monteur van de meergastester, [naam monteur], blijkt dat de storing (vervuiling van de meetcel) te allen tijde kan optreden. Hij acht het gelet hierop onbegrijpelijk dat hem wordt verweten onvoldoende medewerking aan de steekproef te hebben verleend. 2.4.    Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat reeds omdat vanwege een defect aan de meergastester deze niet functioneerde, terwijl uit artikel 6, aanhef en onder e, in samenhang met artikel 8 van de Erkenningsregeling APK volgt dat op de keuringsplaats een deugdelijke en in goede staat van onderhoud verkerende uitlaatgastester met lambda-bepaling aanwezig dient te zijn, de Algemeen Directeur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet alle medewerking aan de steekproef heeft verleend als bedoeld in artikel 45, vijfde lid, aanhef en onder e, van de Erkenningsregeling APK.    Gelet op het voorgaande en op de omstandigheid dat appellant verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de keuringsapparatuur heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de Algemeen Directeur bevoegd was tot het opleggen van de bestreden sanctie. Evenals de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de omstandigheid dat appellant beschikte over een geldig onderhoudscertificaat voor de meergastester, niet zodanig bijzonder is dat deze omstandigheid voor de Algemeen Directeur aanleiding moest zijn af te zien van het opleggen van een sanctie. De omstandigheid dat het apparaat één keer per jaar werd schoongemaakt is evenmin een zodanige bijzondere omstandigheid. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink    w.g. Broodman Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2005 204-426.