Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS3267

Datum uitspraak2004-12-28
Datum gepubliceerd2005-01-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004642-04 (2)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zestien jaar gevangenisstraf in Goorse moordzaak. Verdachte en zijn mededader hebben zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig en extreem gewelddadig misdrijf. Zij hebben zich op berekenende en meedogenloze wijze vergrepen aan het hoogste goed dat rechtsbescherming verdient, te weten het menselijk leven. Met zijn handelwijze heeft verdachte onherstelbaar leed berokkend aan de nabestaanden van het slachtoffer. Niet alleen hebben zij op een gruwelijke wijze hun dochter en zuster verloren, ook verkeren zij nog immer in onzekerheid over het lot van hun thans driejarige kleinkind en nichtje, dat waarschijnlijk in Libië verblijft.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/004642-04 STRAFVONNIS Uitspraak: 28 december 2004 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [Verdachte], geboren te [Geboorteplaats] ([Geboorteland]) op [Geboortedatum], thans verblijvende in P.I. ‘Noord’, locatie De Grittenborgh terechtstaande ter terechtzitting terzake de nadere omschrijving tenlastelegging inhoudende dat; 1. hij op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw genaamd [Slachoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape en een zitbank over het slachtoffer heengelegd, tengevolge waarvan voornoemde [Slachoffer] is overleden welk feit werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van de in deze nadere omschrijving van de tenlastelegging genummerde feiten 3 en 4, en welk feit is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van de in deze nadere omschrijving genummerde feiten 3 en 4 voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan de feiten 3 en 4 hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; althans voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat [Medeverdachte] op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een vrouw genaamd [Slachoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben [Medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape en een zitbank over het slachtoffer heengelegd, tengevolge waarvan voornoemde [Slachoffer] is overleden, welk feit werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van de in deze nadere omschrijving van de tenlastelegging genummerde feiten 3 en 4, en welk feit is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van de in deze nadere omschrijving genummerde feiten 3 en 4 voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan de feiten 3 en 4 hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op/in of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door ? [Medeverdachte] te vergezellen naar Goor, ? op verzoek van [Medeverdachte] voorzien van koord en tape naar de woning van het slachtoffer te gaan ? tezamen met [Medeverdachte] het slachtoffer vast te binden met koord en te omwikkelen met tape ? aan [Medeverdachte] (stukken) koord en of (stukken) tape aan te geven voor het omwikkelen van het hoofd en de hals van het slachtoffer ? het slachtoffer onder controle te houden gedurende de tijd dat [Medeverdachte] de dochter van het slachtoffer wegbracht ? [Medeverdachte] vanaf de plaats van misdrijf te vervoeren naar het buitenland. 2. hij op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een vrouw genaamd [Slachoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape een zitbank over het slachtoffer heengelegd en de woning met daarin het slachtoffer slotvast afgesloten, terwijl dat feit de dood van [Slachoffer] ten gevolge heeft gehad. althans voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat [Medeverdachte] op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een vrouw genaamd [Slachoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft/hebben [Medeverdachte] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape, een zitbank over het slachtoffer heengelegd en de woning met daarin het slachtoffer slotvast afgesloten, terwijl dat feit de dood van [Slachoffer] ten gevolge heeft gehad, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door ? [Medeverdachte] te vergezellen naar Goor, ? op verzoek van [Medeverdachte] voorzien van koord en tape naar de woning van het slachtoffer te gaan ? tezamen met [Medeverdachte] het slachtoffer vast te binden met koord en te omwikkelen met tape ? aan [Medeverdachte] (stukken) koord en of (stukken) tape aan te geven voor het omwikkelen van het hoofd en de hals van het slachtoffer ? het slachtoffer onder controle te houden gedurende de tijd dat [Medeverdachte] de dochter van het slachtoffer wegbracht ? [Medeverdachte] vanaf de plaats van misdrijf te vervoeren naar het buitenland. 3. hij op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met anderen, een meisje, genaamd [Dochtertje slachtoffer] (geboren [Geboortedatum]), over de grenzen van het Rijk in Europa heeft gevoerd, met het oogmerk die [Dochtertje slachtoffer] wederrechtelijk (te weten zonder instemming van de moeder en met voorbijgaan aan officiële procedures met betrekking tot het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats betreffende minderjarigen, alsmede met gebruikmaking van een vervalst paspoort, alsmede in de wetenschap dat het handelen van verdachte en zijn mededaders zou leiden tot een situatie waarin [Medeverdachte] niet langer het wettelijk gezag over [Dochtertje slachtoffer] zou uitoefenen) onder de macht van [Medeverdachte] of diens familieleden, althans anderen te brengen en/of die [Dochtertje slachtoffer] in een (gezien haar leeftijd en het feit dat haar moeder wederrechtelijk van haar vrijheid was beroofd en/of om het leven was gekomen) hulpeloze toestand te verplaatsen. 4. hij in of omstreeks de periode van 9 augustus 2004 toten met 30 november 2004, althans de periode van 20 augustus 2004 tot en met 30 november 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland en in België en in Libië, tezamen en in vereniging met anderen, een minderjarig meisje, genaamd [Dochtertje slachtoffer] (geboren [Geboortedatum]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, terwijl de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en terwijl bij het plegen van het feit list, geweld en/of bedreiging met geweld zijn gebezigd, immers hebben verdachte en/of diens mededaders een afspraak met de moeder ([Slachoffer] hierna ook te noemen het slachtoffer) van [Dochtertje slachtoffer] gemaakt, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape; althans voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat [Medeverdachte] in of omstreeks de periode van 9 augustus 2004 tot en met 30 november 2004, althans de periode van 20 augustus 2004 tot en met 30 november 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, althans in Nederland, en in België en/of Libië, tezamen en in vereniging met anderen, een minderjarig meisje, genaamd [Dochtertje slachtoffer] (geboren [Geboortedatum]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, terwijl de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en terwijl bij het plegen van het feit list, geweld en/of bedreiging met geweld zijn gebezigd, immers hebben [Medeverdachte] en/of diens mededaders een afspraak met de moeder ([Slachoffer] hierna ook te noemen het slachtoffer) van [Dochtertje slachtoffer] gemaakt, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer met een hard voorwerp tegen het hoofd geslagen dan wel het slachtoffer met het hoofd hard tegen een hard voorwerp geduwd/geslagen, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen van het lichaam deels omwikkeld met tape, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente althans in Nederland en in België, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door ? [Medeverdachte] te vergezellen naar Goor, ? op verzoek van [Medeverdachte] voorzien van koord en tape naar de woning van het slachtoffer te gaan ? tezamen met [Medeverdachte] het slachtoffer vast te binden met koord en te omwikkelen met tape ? aan [Medeverdachte] (stukken) koord en of (stukken) tape aan te geven voor het omwikkelen van het hoofd en de hals van het slachtoffer ? het slachtoffer onder controle te houden gedurende de tijd dat [Medeverdachte] de dochter van het slachtoffer wegbracht ? [Medeverdachte] vanaf de plaats van misdrijf te vervoeren naar het buitenland. Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank overweegt dat de officier van justitie ten aanzien van het aan verdachte in sub 3 tenlastegelegde “en in België” en ten aanzien van het in sub 4 tenlastegelegde “en in België en Libië” niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn recht tot strafvervolging, nu verdachte niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit en derhalve de officier met betrekking tot bovengenoemde plaatsen geen recht tot vervolging heeft. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair, sub 2 primair, sub 3 en sub 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade een vrouw genaamd [Slachoffer] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen deels omwikkeld met tape en een zitbank over het slachtoffer heengelegd, tengevolge waarvan voornoemde [Slachoffer] is overleden; welk feit werd gevolgd en vergezeld van de feiten 3 en 4, en welk feit is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van de feiten 3 en 4 voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan de feiten 3 en 4 hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; 2. hij op 9 augustus 2004 te Goor, in de gemeente Hof van Twente, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een vrouw genaamd [Slachoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, immers heeft verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen deels omwikkeld met tape, een zitbank over het slachtoffer heengelegd en de woning met daarin het slachtoffer slotvast afgesloten, terwijl dat feit de dood van [Slachoffer] ten gevolge heeft gehad. 3. hij op 9 augustus 2004 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een meisje, genaamd [Dochtertje slachtoffer] (geboren [Geboortedatum]), over de grenzen van het Rijk in Europa heeft gevoerd, met het oogmerk die [Dochtertje slachtoffer] wederrechtelijk (te weten zonder instemming van de moeder en met voorbijgaan aan officiële procedures met betrekking tot het gezag, de omgangsregeling en de verblijfplaats betreffende minderjarigen) onder de macht van [Medeverdachte] en diens familieleden te brengen; 4. hij in de periode van 9 augustus 2004 toten met 30 november 2004 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, een minderjarig meisje, genaamd [Dochtertje slachtoffer] (geboren [Geboortedatum]), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, terwijl de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en terwijl bij het plegen van het feit list en geweld zijn gebezigd, immers hebben verdachte en/of diens mededaders een afspraak met de moeder ([Slachoffer] hierna ook te noemen het slachtoffer) van [Dochtertje slachtoffer] gemaakt, zich met touw en tape naar de woonplaats van het slachtoffer begeven, het slachtoffer strak gebonden met koord aan handen, benen, voeten, hals en lichaam, het hoofd en de hals van het slachtoffer nagenoeg geheel en strak omwikkeld met tape, de benen deels omwikkeld met tape; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank constateert dat de onder sub 1 primair bewezen verklaarde feiten in meer dan één strafbepaling vallen, te weten artikel 289: “medeplegen van: moord” en artikel 288: “medeplegen van: doodslag, gevolgd door en vergezeld van strafbare feiten en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die feiten voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan deze feiten hetzij straffeloosheid, hetzij het bezit van het wederrechtelijke te verzekeren”. De rechtbank constateert voorts, gelet op het bepaalde in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht, dat slechts één van bovengenoemde bepalingen dient te worden toegepast. Nu op beide strafbepalingen dezelfde hoofdstraf is gesteld, kiest de rechtbank ervoor het onder 1 primair bewezenverklaarde feitencomplex te kwalificeren als: “medeplegen: van moord”. Het bewezen verklaarde levert derhalve op: wat betreft sub 1 primair, het misdrijf: "medeplegen van: moord", strafbaar gesteld bij artikel 289 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; wat betreft sub 2 primair, het misdrijf: "medeplegen van: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit de dood tengevolge heeft", strafbaar gesteld bij artikel 282 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; De hiervoor gekwalificeerde strafbare feiten (1 primair en 2 primair) staan in zodanig verband dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling. wat betreft sub 3, het misdrijf: “medeplegen van: mensenroof” strafbaar gesteld bij artikel 278 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; wat betreft sub 4 primair, het misdrijf: “medeplegen van: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent, terwijl list en geweld zijn gebezigd en terwijl de minderjarige beneden de twaalf jaren oud is” strafbaar gesteld bij artikel 279 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake sub 1 primair, sub 2 primair, sub 3 en sub 4 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met toewijzing van de civiele vordering van [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2] en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte en zijn mededader [Medeverdachte] hebben zich schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig en extreem gewelddadig misdrijf. Zij hebben zich op berekenende en meedogenloze wijze vergrepen aan het hoogste goed dat rechtsbescherming verdient, te weten het menselijk leven. Met zijn handelwijze heeft verdachte onherstelbaar leed berokkend aan de nabestaanden van het slachtoffer. Niet alleen hebben zij op een gruwelijke wijze hun dochter en zuster verloren, ook verkeren zij nog immer in onzekerheid over het lot van hun thans driejarige kleinkind en nichtje, dat waarschijnlijk in Libië verblijft. Verdachte en zijn mededaders hebben, teneinde te bewerkstelligen dat [Dochtertje slachtoffer] onder de macht van [Medeverdachte] werd gebracht zodat hij haar mee kon nemen naar zijn vaderland, welbewust het leven van het slachtoffer opgeofferd. De rechtbank rekent het verdachte zeer ernstig aan dat hij en [Medeverdachte] zich geen enkele rekenschap hebben gegeven van het feit dat [Dochtertje slachtoffer] met de extreem gewelddadige actie jegens haar moeder werd geconfronteerd. Verdachte en [Medeverdachte] lieten het slachtoffer in een volstrekt hulpeloze positie – met 30 meter tape strak gebonden om haar hoofd en hals en ook overigens stevig gekneveld – achter. Het slachtoffer verkeerde kennelijk in doodsnood en moet hebben beseft dat haar dochter tegen haar wil zou worden meegenomen naar een voor haar onbekend land. Het slachtoffer is vervolgens door verstikking om het leven gekomen. Verdachte heeft, hoewel hier ter terechtzitting mee geconfronteerd, op geen enkele wijze blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien dan wel enige verantwoordelijkheid te nemen terzake de bewezen verklaarde feiten. Blijkens de verklaringen van verdachte heeft [Medeverdachte] op geen enkele wijze druk op hem uitgeoefend en is verdachte louter meegegaan omdat [Medeverdachte] hem hierom vroeg, een specifieke reden heeft hij niet naar voren gebracht. Wat van het voorgaande ook zij, verdachte heeft talrijke malen de gelegenheid gehad om in te grijpen in bovengenoemde situatie, maar dit zonder reden nagelaten. De enige passende reactie is naar het oordeel van de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur, zulks mede met het oog op de noodzakelijke beveiliging van de maatschappij tegen het optreden van verdachte. Bij het bepalen van de na te melden straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de omtrent verdachte opgemaakte rapportage van zenuwarts Kemperman, waaruit onder meer blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten volledige toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft die conclusies overgenomen en tot de hare gemaakt. Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], ter zake van feit 1 en feit 2, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij hebben gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van € 13910, 06 bestaande uit de volgende posten: - niet vergoede kosten uitvaartverzorging Tijhuis - begroting grafsteen - shockschade. Naar het oordeel van de rechtbank is deze niet gemotiveerd door verdachte betwiste, vordering van de benadeelde partij ten dele gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht. De civiele vordering kan slechts worden toegewezen tot een bedrag van € 3910,06 voor niet vergoede kosten van de uitvaartverzorging en de grafsteen, met niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering. Laatstgenoemd gedeelte van de vordering is niet van zodanig eenvoudige aard dat het zich leent voor behandeling in onderhavige strafzaak. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 is toegebracht. De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 55, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart het openbaar ministerie met betrekking tot sub 3 en sub 4 niet-ontvankelijk in het recht tot strafvervolging, voorzover het betreft de onderdelen “en in België”, respectievelijk “en in België en Libië”. Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair, sub 2 primair, sub 3 en sub 4 primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van zestien (16) jaren. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt verdachte, terzake van de bewezen feiten tot betaling aan de benadeelde partij [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], [Adres], [PC + Woonplaats], van een bedrag groot: € 3910,06 (zegge: negenendertighonderdtien euro en zes eurocent), voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald. Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag groot € 3910,06 ten behoeve van de [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 39 dagen zal worden toegepast, een en ander voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij: [Gevoegde partij 1] en [Gevoegde partij 2], voor een deel van € 10.000,- niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 primair, sub 2 primair, sub 3 en sub 4 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Stoové, voorzitter, mr. Wentink en mr. Groener, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Hofstee, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 december 2004.