Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS7072

Datum uitspraak2005-01-31
Datum gepubliceerd2005-03-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 03/5127 BESLU
Statusgepubliceerd


Indicatie

In het onderhavige geval is reeds eerder, bij besluit van 19 juli 2001, een voorkeursrecht gevestigd op de percelen hier in geding. Het voorkeursrecht is toen gevestigd op grond van artikel 8 van de Wvg met het oog op de verwezenlijking van het zogenoemde "Trekvliettracé". Dit besluit gold voor de maximale termijn van 2 jaar en is op 19 juli 2003 van rechtswege komen te vervallen. Op dezelfde percelen is door verweerder bij besluit van 24 april 2003 opnieuw, dit keer op grond van artikel 2 van de Wvg, een voorkeursrecht gevestigd voor de duur van twee jaar. De grondslag voor dit gevestigde voorkeursrecht wordt gevormd door het "Regionaal Structuurplan Haaglanden" (hierna: Structuurplan) dat op 20 februari 2002 door het Stadsgewest Haaglanden is vastgesteld.
Uitspraak in hoger beroep bevestigd; LJN AU2145.


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht eerste afdeling, meervoudige kamer Reg. nr. AWB 03/5127 BESLU UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen Dôme Vastgoed Wassenaar B.V., gevestigd te Wassenaar, eiser, en de raad van de gemeente Den Haag, verweerder. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 24 april 2003 heeft verweerder op grond van artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) de artikelen 10-24, 26 en 27 van die wet van toepassing verklaard op de aan eiser toebehorende gronden, kadastraal bekend gemeente Den Haag, sectie AP, nrs. 1551, 1204, 1205, 1206, 1207, 1208, 1021, 1030, 1417, 1342 en 1243. Bij besluit van 23 oktober 2003, verzonden op 24 oktober 2003, heeft verweerder het tegen genoemd besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit bij brief van 27 november 2003, ingekomen op 28 november 2003 beroep ingesteld. De gronden van dit beroep zijn bij brief van 23 december 2002 aangevuld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Het beroep is op 9 november 2004 ter zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door ing. H. van Haastrecht, bijgestaan door mr. L. de Kok, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.J. van der Gouw, mr. F.J.C. Möhlmann en ing. H.J.N. Jansen. Motivering In het onderhavige geval is reeds eerder, bij besluit van 19 juli 2001, een voorkeursrecht gevestigd op de percelen hier in geding. Het voorkeursrecht is toen gevestigd op grond van artikel 8 van de Wvg met het oog op de verwezenlijking van het zogenoemde "Trekvliettracé". Dit besluit gold voor de maximale termijn van 2 jaar en is op 19 juli 2003 van rechtswege komen te vervallen. Op dezelfde percelen is door verweerder bij besluit van 24 april 2003 opnieuw, dit keer op grond van artikel 2 van de Wvg, een voorkeursrecht gevestigd voor de duur van twee jaar. De grondslag voor dit gevestigde voorkeursrecht wordt gevormd door het "Regionaal Structuurplan Haaglanden" (hierna: Structuurplan) dat op 20 februari 2002 door het Stadsgewest Haaglanden is vastgesteld. Eiser is - samengevat - van mening dat het structuurplan, waar verweerder zich op beroept, nog zo vaag is dat dit niet als basis mag dienen om ten laste van de percelen van eiser een voorkeursrecht te vestigen. Het structuurplan, de Visie Binckhorstlaan en de Nota haalbaarheid studie tracé bieden slechts onzekerheid. Naast de planologische onzekerheid bestaat er ook grote onzekerheid over de financiële haalbaarheid. Deze twee aspecten brengen met zich dat er in dit geval geen plaats is voor het voor de tweede maal vestigen van een voorkeursrecht op dezelfde gronden. Met betrekking tot het vestigen van het voorkeursrecht op het perceel 1243 (Junostraat 16) stelt eiser dat nu op de aangrenzende gronden geen voorkeursrecht is gevestigd en verweerder niet heeft uitgelegd waarom de gronden die dichter bij het tracé liggen niet aan het voorkeursrecht worden onderworpen, het vestigen van het voorkeursrecht op het perceel 1243 onzorgvuldig is. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het Structuurplan de mogelijkheid biedt om op grond van artikel 2 van de Wvg een aanwijzingsbesluit te nemen. Voorts is verweerder van mening dat uit het Structuurplan blijkt dat de betreffende gronden een nieuwe bestemming zullen krijgen, deels wegens het Trekvliettracé, deels wegens de herstructurering van het gebied de Binckhorst als geheel. Met betrekking tot het punt van het weer vestigen van een voorkeursrecht op dezelfde gronden stelt verweerder zich op het standpunt dat nu het in het onderhavige geval een voorkeursrecht betreft op een andere grondslag, te weten het Structuurplan, artikel 9 van de Wvg zich niet verzet tegen het vestigen van het onderhavige voorkeursrecht. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder daar aan toegevoegd dat het feit dat dit tracé niet op korte termijn zal worden gerealiseerd niet betekent dat het geen doorgang zal vinden. De voorbereiding van de ontwikkeling van het tracé en de herstructurering van het bedrijventerrein Binckhorst is in volle gang. De toegedachte bestemmingen voor de gronden wijken in voldoende mate af van het bestaande gebruik. Aan de wettelijke vereisten voor toepassing van het voorkeursrecht is voldaan. Met betrekking tot het perceel Junostraat 16 verwijst verweerder naar de uitspraak van de rechtbank in de zaak 02/1683 en merkt verweerder voorts op dat wat de aangrenzende gronden betreft in de nieuwe situatie geen functiewijziging wordt beoogd en op grond daarvan het vestigen van een voorkeursrecht op die gronden dus niet aan de orde is. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Wvg kunnen bij besluit van de gemeenteraad gronden, begrepen in een structuurplan, waarbij aanwijzingen zijn gegeven voor de bestemming, of in een bestemmingsplan, worden aangewezen als gronden, waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn. In artikel 2, tweede lid, van de Wvg is bepaald dat voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid alleen in aanmerking komen de gronden, waaraan bij het structuurplan, onderscheidenlijk het bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming is toegedacht, onderscheidenlijk gegeven en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan. Ingevolge artikel 2a, eerste lid, van de Wvg kan een besluit als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 8, eerste lid, worden genomen door de raad van een gemeente, waaraan zelfstandig of samen met andere gemeenten blijkens nationaal of provinciaal ruimtelijk beleid uitbreidingscapaciteit is toegedacht of gegeven. Blijkens de plankaart behorend bij het Structuurplan heeft het gebied waarin de betreffende gronden liggen de bestemming "Bestaand bedrijventerrein herstructureren" en "Regionale weg indicatief geprojecteerd" gekregen. Deze bestemming "Regionale weg indicatief geprojecteerd" heeft betrekking op het Trekvliettracé. De bestemming "bestaand bedrijventerrein herstructureren" ziet wat het betreffende gebied betreft op het herstructureren en het upgraden van het bedrijventerrein Binckhorst De rechtbank stelt vast dat er weliswaar nog veel onduidelijkheid bestaat over het traject en de haalbaarheid van het Trekvliettracé, maar dat de voorbereiding van de ontwikkeling van dit tracé niet is stilgelegd, maar juist gestaag vordert. Dat er over de haalbaarheid van het Trekvliettracé nog steeds planologische en financiële onzekerheid bestaat, is inherent aan het karakter van het Structuurplan. Over die haalbaarheid zal in andere procedures meer duidelijkheid komen. Niet vereist is dat in dit stadium van voorbereiding al volledige zekerheid over de haalbaarheid van het project wordt gegeven. Op grond van de stukken van het geding en hetgeen ter zitting is verklaard, kan worden vastgesteld dat in ieder geval één van de in deze fase van voorbereiding voorliggende varianten van het Trekvliettracé het gebied betreft waarin gronden van eiser liggen. De herstructurering van het bedrijventerrein Binckhorst is nader uitgewerkt in het door de gemeenteraad vastgestelde rapport "Gebiedsvisie Binckhorst" uit 2003 dat voortborduurt op het rapport "Visie Binckhorst" uit 2002. Blijkens het Structuurplan en de uitwerking daarvan in dit rapport wordt met de herstructurering van dit terrein een intensivering van het ruimtegebruik en menging van andere functies, als wonen en voorzieningen, beoogd waardoor een aantrekkelijk stedelijk milieu kan ontstaan en de werkgelegenheidsfunctie kan worden versterkt. Aan het bedrijventerrein worden in dit rapport dan ook bestemmingen toegedacht als detailhandel, woningen, sportfaciliteiten en verkeersvoorzieningen. Niet ter discussie staat dat volgens het thans vigerende bestemmingsplan op de betreffende gronden de bestemming bedrijven, detailhandel en kantoren rust en dat de gronden ook dienovereenkomstig worden gebruikt. Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat de bestemmingen die blijkens het Structuurplan en de uitwerking hiervan zijn toegedacht aan de onderhavige gronden niet-agrarisch zijn en afwijken van het huidige gebruik van de betreffende gronden. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat ook wanneer de toegedachte bestemming voorziet in een vergelijkbaar, maar uitgebreider of intensiever gebruik, van een afwijkend gebruik kan worden gesproken. Aan de formele toepassingsvoorwaarden van artikel 2 van de Wvg is derhalve voldaan. Er zijn de rechtbank geen feiten of omstandigheden gebleken die leiden tot het oordeel dat verweerder, de belangen afwegende, niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het vestigen van het voorkeursrecht. De thans nog bestaande onzekerheid over de haalbaarheid van het Trekvliettracé noopt niet tot een andere conclusie. Eisers stelling met betrekking tot het perceel Junostraat 16 faalt. Het voorkeursrecht op dit perceel heeft mede plaatsgevonden ten behoeve van de herstructurering van het bedrijventerrein Binckhorst. In de uitwerking van die herstructurering worden aan het deelgebied waarin de grond ligt, bestemmingen gegeven die afwijken van het huidige gebruik van deze grond. Dat geldt niet voor een deel van de andere gronden die in hetzelfde gebied liggen. Dit verschil verklaart waarom op de onderhavige grond wel en op een deel van de andere gronden die in hetzelfde deelgebied liggen geen voorkeursrecht is gevestigd. Dat die andere gronden dichter bij het Trekvliettracé zouden liggen - de rechtbank laat uitdrukkelijk in het midden of zulks het geval is - brengt dan ook niet mee dat geconcludeerd moet worden dat een voorkeursrecht op de onderhavige grond niet in redelijkheid had kunnen worden gevestigd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: verklaart het beroep ongegrond. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mrs. M. Munsterman, M.E. Groeneveld-Stubbe en J.L.W. Aerts en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier drs. A.C.P. Witsiers. bij verhindering van mr. Munsterman getekend door mr. Groeneveld Voor eensluidend afschrift, de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,