Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS7179

Datum uitspraak2004-12-16
Datum gepubliceerd2005-02-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/006283-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Dordrecht heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd aan een man die zich tijdens een treinreis van Dordrecht naar Arkel vergreep aan een 15-jarig meisje. De man drong zich aan haar op, betastte haar borsten, maakte de rits van haar broek los en betastte haar vagina. Toen de man de trein verliet keek hij op het perron zo dreigend naar het meisje dat het de conducteur opviel. Pas toen durfde het meisje naar de conducteur te gaan om te vertellen dat zij door die man was aangerand. De rechtbank zag in het feit dat de man illegaal is aanleiding geen deels voorwaardelijke straf op te leggen.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/006283-04 Zittingsdatum: 02 december 2004 Uitspraak: 16 december 2004 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte], geboren op 1976 te [geboorteplaats] (Turkije), wonende te [woonplaats]. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat (primair) hij op of omstreeks 17 juni 2004 rijdende op het treintraject van Dordrecht naar Arkel en/of te Gorinchem en/of te Arkel, althans in het arrondissement Dordrecht, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit - het kussen van haar hand en/of haar mond en/of (onder)buik en/of - het geven van een zuigzoen in haar hals en/of - het betasten van haar borst(en) en/of haar vagina en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit - het dicht naast die [slachtoffer] plaats nemen en/of - het onverhoeds benaderen van die [slachtoffer] en/of - het vastpakken van haar hand en/of het naar zich toe trekken van die hand en/of - het vasthouden van haar pols en/of - het duwen op haar benen en/of - het open maken van haar rits en/of het omhoog doen van haar t-shirt; (subsidiair) hij op of omstreeks 17 juni 2004 rijdende op het treintraject van Dordrecht naar Arkel en/of te Gorinchem en/of te Arkel, althans in het arrondissement Dordrecht, met [slachtoffer], geboren op 28 augustus 1988, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit - het kussen van haar hand en/of haar mond en/of (onder)buik en/of - het geven van een zuigzoen in haar hals en/of - het betasten van haar borst(en) en/of haar vagina. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het primair ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact wat ook in kan houden een behandeling door of vanwege 't Dok. 3.2 De verdediging De verdediging heeft naast een bewijsverweer ook een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De bewezenverklaring De rechtbank acht bewezen dat de verdachte (primair) op 17 juni 2004 rijdende op het treintraject van Dordrecht naar Arkel door geweld en andere feitelijkheden[slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit - het kussen van haar hand en haar mond en onderbuik en - het geven van een zuigzoen in haar hals en - het betasten van haar borsten en haar vagina en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden uit - het dicht naast die [slachtoffer] plaats nemen en - het onverhoeds benaderen van die [slachtoffer] en - het vastpakken van haar hand en het naar zich toe trekken van die hand en - het vasthouden van haar pols en - het duwen op haar benen en - het open maken van haar rits en het omhoog doen van haar t-shirt. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken. Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, heeft de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.2 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.3 Nadere bewijsoverweging De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewezen verklaarde feit het volgende. Het slachtoffer heeft aangifte gedaan van aanranding in de trein. Een conducteur zag dat de verdachte bij het verlaten van de trein langs de stilstaande trein liep in de richting van waar het slachtoffer zat. Ter hoogte van de coupé waar het meisje zat, zag hij dat de man door het raam naar binnen keek en dat hij dreigende gebaren in de richting van het meisje maakte. Toen de verdachte de trein had verlaten is het slachtoffer direct naar een andere conducteur gegaan en heeft zij hem verteld dat verdachte haar onzedelijk had betast. Hierbij huilde het slachtoffer en was zij hevig geëmotioneerd. Op grond van de aangifte van het slachtoffer, de bovengenoemde verklaring van de conducteur, waaruit de hevig emotionele toestand van het slachtoffer en ook de dreigende houding van de verdachte ten aanzien van het slachtoffer blijkt, alsmede het feit dat verdachte al eerder is aangehouden voor soortgelijke feiten, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer heeft aangerand. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: FEITELIJKE AANRANDING VAN DE EERBAARHEID. 6. De strafbaarheid van de verdachte 6.1 De rapporten van de deskundigen Uit de onderzoeken, uitgevoerd en gerapporteerd door L. Beverloo, psychiater, d.d. 26 oktober 2004 en door drs. A. van Dijk, GZ-psycholoog, d.d. 4 oktober 2004 betreffende verdachte, komt onder meer - zakelijk weergegeven- als conclusie naar voren dat betrokkene voor het tenlastegelegde feit als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd 6.2 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank neemt kennis van de conclusie van de deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de overwegingen die daartoe hebben geleid. De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de voornoemde deskundigen. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende is gebleken dat het tenlastegelegde feit in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat strafuitsluitingsgronden van toepassing zijn, is verdachte strafbaar voor het door hem gepleegde feit. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is op 17 juni 2004 in Dordrecht in de trein richting Geldermalsen gestapt. Het slachtoffer zat alleen in een eerste klas coupé. Op een gegeven moment is verdachte naast het 15-jarige slachtoffer gaan zitten. Hij heeft haar aangesproken en haar bij herhaling onzedelijk betast. Hoewel het slachtoffer aangaf daar niet gediend van te zijn, trok verdachte zich daar niets van aan. Hij hield pas op met het betasten van het meisje toen er kaartjescontrole kwam en hij wegens het niet hebben van een geldig plaatsbewijs bij de volgende halte de trein moest verlaten. Door het slachtoffer aldus onzedelijk te betasten en aan te randen heeft verdachte een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Gebruikmakend van zijn fysieke overwicht heeft hij nota bene in een openbare ruimte het meisje tot een slachtoffer gemaakt voor de bevrediging van zijn seksuele driften. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van aanrandingen en/of ontuchtige handelingen daar lange tijd nadelige gevolgen van kunnen ondervinden. Zij voelen zich niet meer veilig, worden argwanend naar anderen en zijn bang om op straat te komen of met het openbaar vervoer te reizen. Het is bovendien bekend dat dergelijke gebeurtenissen ook in ruimere zin gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving versterken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Wat de persoon van de verdachte betreft heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op diens overige omstandigheden zoals ter terechtzitting gebleken en het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Arrondissement Dordrecht, d.d. 20 augustus 2004, dat over hem is uitgebracht. Bovendien heeft de rechtbank in aanmerking genomen hetgeen onder 6. is overwogen ten aanzien van de rapportages van de deskundigen. De rechtbank zal echter het advies, om verdachte een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact op te leggen, niet opvolgen nu verdachte illegaal in Nederland is en dientengevolge de uitvoering van een voorwaardelijke straf op grote problemen stuit. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur dient te worden opgelegd. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf is gegrond op het volgende wettelijke voorschriften: artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals vermeld onder 4.1 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5. vermelde strafbare feit oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot: * een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 15 (VIJFTIEN) MAANDEN; met bevel dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Dit vonnis is gewezen door: Mr.drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, en Mr. I.M.A. de Graaf, Mr. M.A.C. Prins, rechters, in tegenwoordigheid van Mr. W. van Bergen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2004.