Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS7232

Datum uitspraak2005-02-23
Datum gepubliceerd2005-02-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200404074/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 september 2003 heeft de gemeenteraad van Middelharnis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 juni 2003, het bestemmingsplan "Havenkanaal" vastgesteld.


Uitspraak

200404074/1. Datum uitspraak: 23 februari 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de stichting "Stichting tot bescherming van het Dorpsgezicht", gevestigd te Sommelsdijk, appellante, en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 4 september 2003 heeft de gemeenteraad van Middelharnis, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 juni 2003, het bestemmingsplan "Havenkanaal" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 6 april 2004, kenmerk DRM/ARB/03/13839A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 17 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 mei 2004, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 juni 2004. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 16 november 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante, verweerder en de gemeenteraad. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 januari 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door ing. M.B. Wessling, J. van der Slik, P. van de Boogert en B. van de Boogert, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Sprietsma, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad van Middelharnis, vertegenwoordigd door ir. A. de Graaf, W.J. van der Kamp, mr. H. Scholtens en M. de Koeijer, en bijgestaan door mr. J.J. Jacobse, advocaat te Middelburg, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "AM Wonen B.V.", vertegenwoordigd door V. van der Elst en bijgestaan door mr. F.M.G.M. Leyendeckers, advocaat te Utrecht. 2.    Overwegingen 2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. 2.2.    Het plan voorziet onder meer in demping van het Havenkanaal, de bouw van woningen in het tracé van de Havendijk en in de aanleg van een nieuwe watergang ten noorden van deze woningen. Het plangebied valt deels binnen de grens van het beschermde dorpsgezicht Middelharnis-Sommelsdijk en wordt globaal begrensd door de Galgenweg, de bestaande bebouwing op D'n Diek, de voorziene nieuwbouw aan de Havenkom en de nieuwe wijk Westplaat. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bestemmingsplan goedgekeurd. 2.3.    Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan plandelen met de bestemming "Woondoeleinden" en de nadere coderingen "(a)" (aaneengesloten woningen) en "(e)" (met bijbehorende erven). Zij voert aan dat de bouw van woningen in het tracé van de Havendijk zich niet verdraagt met de cultuurhistorische waarden van het gebied. Appellante wenst een landelijke, parkachtige invulling van de havenzone, zoals in het bestemmingsplan "Westplaat" was voorzien. Zij stelt dat het nu voorliggende plan in strijd is met de provinciale richtlijnen betreffende de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Voorts stelt zij dat eerst een bestemmingsplan voor het beschermde dorpsgezicht had moeten worden vastgesteld. Dit plan frustreert het opstellen van een dergelijk beschermend bestemmingsplan, aldus appellante. 2.4.    De gemeenteraad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan zal worden opgenomen in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan "Beschermd Dorpsgezicht" en in feite op dat plan vooruitloopt. 2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien de plandelen in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft deze goedgekeurd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarden van het beschermde dorpsgezicht in het onderhavige bestemmingsplan niet onevenredig worden aangetast. Hierdoor is er volgens verweerder dan ook geen strijd met de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Voorts heeft hij erop gewezen dat het bestemmingsplan "Beschermd Dorpsgezicht" in voorbereiding is en dat niet is gebleken van strijd met artikel 36 van de Monumentenwet 1988. 2.6.    De gronden met de bestemming "Woondoeleinden" en de nadere coderingen "(a)" (aaneengesloten woningen) en "(e)" (met bijbehorende erven) zijn ingevolge artikel 3, lid A en lid B, van de planvoorschriften, bestemd voor blokken van aaneengesloten woningen met de daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en erven. 2.7.    Bij besluit van 9 mei 2000 is een gedeelte van Middelharnis en Sommelsdijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Vast staat dat het plangebied van het bestemmingsplan "Havenkanaal" een deel van het beschermd dorpsgezicht omvat. Ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 stelt de gemeenteraad ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast. Anders dan appellante stelt staat noch deze, noch een andere wettelijke bepaling er aan in de weg dat een bestemmingsplan als het onderhavige, dat betrekking heeft op een deel van het beschermde dorpsgezicht, wordt opgesteld voordat een specifiek op het gehele beschermde dorpsgezicht gericht bestemmingsplan, zoals het bestemmingsplan "Beschermd Dorpsgezicht", is opgesteld. Indien een plan wordt opgesteld voor een gebied dat deel uitmaakt van een beschermd stads- of dorpsgezicht, dient dit plan te voorzien in een voldoende mate van bescherming wat betreft het gedeelte van het plangebied dat als zodanig is aangewezen. Uit de memorie van toelichting van de voorafgaand aan de Monumentenwet 1988 geldende Monumentenwet uit 1961, blijkt dat het geenszins in de bedoeling ligt stads- en dorpsgezichten door de bescherming te "bevriezen" in de toestand waarin zij zich bevinden. Het streven moet erop gericht zijn, dat wenselijke of noodzakelijke veranderingen slechts geschieden op een zodanige wijze dat het aspect van het geheel niet, of althans zo weinig mogelijk, schade lijdt (Kamerstukken II, 1955/56, 4115, no. 3). Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Monumentenwet 1988 kan niet worden afgeleid dat met deze wet is beoogd om op dit uitgangspunt terug te komen. De vraag die thans aan de orde is, is of kan worden geoordeeld dat het nu voorliggende bestemmingsplan voldoet aan het voornoemde criterium. Hierbij dient een belangenafweging gemaakt te worden tussen enerzijds de wenselijke of noodzakelijke veranderingen en anderzijds het behoud van het aspect van het geheel. 2.8.    Blijkens de toelichting op het aanwijzingsbesluit omvat het aan te wijzen gebied in grote lijnen de oude kernen van Middelharnis en Sommelsdijk, hun verbinding via het zandpad en het Sommelsdijkse Havenkanaal en die gedeelten van het vroegere overgangsgebied tussen de kernen en de Oudelandse Polder die voor beide kernen nog herkenbaar en kenmerkend zijn. De Afdeling stelt op basis van de stukken, waaronder het aanwijzingsbesluit en het deskundigenbericht, vast dat de waarde van het beschermde dorpsgezicht voornamelijk wordt gevormd door de karakteristieke structuur. Deze structuur wordt onder meer gekenmerkt door twee dwarsstraten, lopend van de centrale kerk van beide dorpen naar de oorspronkelijke zeedijk, die een ruimtelijke continuïteit vormt met de kade van Middelharnis en die van Sommelsdijk. Sinds de demping van het oorspronkelijke Havenkanaal, die mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan "Westplaat", bestaat geen ruimtelijke relatie meer tussen de haven van Middelharnis, de waterloop en de haven van Sommelsdijk in die zin dat zij een langgerekt geheel vormen. Blijkens de plantoelichting is het de bedoeling met de in het plan voorziene bebouwing op de voormalige Havendijk een overgang tot stand te brengen tussen de oude historische kernen van Middelharnis en Sommelsdijk en het nieuwe woongebied Westplaat, waarbij de historische karakteristiek van die kernen wordt gerespecteerd en rekening wordt gehouden met de kenmerken van het nieuwe woongebied. Het plan voorziet daartoe ter plaatse van de voormalige Havendijk in bebouwing op langgerekte bouwvlakken. De Afdeling ziet, mede gelet op het deskundigenbericht, geen aanleiding voor het oordeel dat deze bebouwing afbreuk doet aan de kenmerkende structuur van het gebied. De Afdeling neemt daarbij voorts in aanmerking dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft ingestemd met het plan. Nu daarnaast uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat binnen de gemeente en de regio grote behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen, heeft verweerder bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan het belang dat is gediend bij het verwezenlijken van die woningen dan aan het belang dat is gediend bij het behoud van het oorspronkelijke aanzicht van het gedeelte van het plangebied dat is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Hij heeft dan ook geen aanleiding behoeven te zien het plan in strijd te achten met de provinciale richtlijnen betreffende de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. 2.9.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan op dit punt niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan de plandelen. Het beroep is ongegrond. 2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman    w.g. Neuwahl Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005 280-448.