Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS8646

Datum uitspraak2005-03-03
Datum gepubliceerd2005-03-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/005609-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Doodslag door nalaten inschakelen noodzakelijke medische hulp. Bewijsoverweging tav doodsoorzaak, causaliteit. Feit 2/3/4 vrijheidsberoving, verkrachting, poging doodslag. Eis: 10 jr en tbs met dwangverpl. Vonnis: geen maatregel, maximale gevangenisstraf 20 jr.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/005609-03 Zittingsdatum: 17 februari 2005 Uitspraak: 03 maart 2005 VERKORT STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen d.d. 19 februari 2004, 13 mei 2004, 17 juni 2004, 09 september 2004, 30 november 2004 en 17 februari 2005 vonnis gewezen in de zaak tegen: Arie V., geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats], verblijvende P.I. Zuid West - Dordtse Poorten, Dordrecht. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 15 september 2002 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, al dan niet met voorbedachte rade, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg - (terwijl die [slachtoffer 1] reeds een herseninfarct had gehad) en/of (daardoor) gedeeltelijk verlamd was geraakt en/of zij niet meer in staat was om zich (op duidelijke wijze) uit te spreken en/of niet meer in staat was zich zelfstandig voort te bewegen en/of - terwijl die [slachtoffer 1 ] ernstig verzwakt was en/of ernstig vermagerd was en/of - terwijl die [slachtoffer 1] leed aan (hevige) (buik)pijn (tengevolge van een darmperforatie) en/of - terwijl die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, moest overgeven en/of - terwijl die [slachtoffer 1] maaginhoud heeft ingeademd en/of - terwijl die [slachtoffer 1] (voor haar verzorging) van hem, verdachte, afhankelijk was, - heeft nagelaten om noodzakelijke en/of adequate medische hulp voor die [slachtoffer 1] in te schakelen en/of die [slachtoffer] verhinderd om op andere wijze noodzakelijke en/of adequate medische hulp te verkrijgen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden; terwijl er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en/of mishandeling, meermalen gepleegd, opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2000 tot en met 15 september 2002 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, al dan niet met voorbedachte rade, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (herseninfarct en/of darmperforatie en/of ontsteking van het buikvlies en/of meer litteken(s) en/of een of meer hematomen (waarvan een op het schaambeen van maximaal 10x7cm en/of een op het been van maximaal 21x9cm), heeft toegebracht, door opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een hard en/of stomp voorwerp, (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd te stompen en/of slaan en/of te knijpen en/of schoppen en/of trappen en/of - meermalen, althans eenmaal, met een scheermesje, althans een scherp voorwerp, in het lichaam van die [slachtoffer 1] te snijden en/of te kerven en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (door de arts voorgeschreven) medicijnen (die noodzakelijk waren) in verband met pijnbestrijding van onder andere rugklachten, te onthouden en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) bij de keel/hals vast te pakken en/of in de keel/hals te knijpen en/of - (terwijl die [slachtoffer 1] reeds een herseninfarct had gehad) en/of (daardoor) gedeeltelijk verlamd was geraakt en/of zij niet meer in staat was om zich (op duidelijke wijze) uit te spreken en/of zich zelfstandig voort te bewegen en/of - terwijl die [slachtoffer 1] leed aan (hevige) buikpijn (tengevolge van een darmperforatie) en/of - terwijl die [slachtoffer 1] ernstig was verzwakt en/of vermagerd en/of - terwijl die [slachtoffer 1] meermalen moest overgeven en/of - terwijl die [slachtoffer 1] (voor haar verzorging) van hem, verdachte, afhankelijk was, - na te laten om noodzakelijke en/of adequate medische hulp voor die [slachtoffer 1] in te schakelen en/of die [slachtoffer 1] te verhinderen om op andere wijze noodzakelijke en/of adequate medische hulp te verkrijgen, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad terwijl er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en/of mishandeling, meermalen gepleegd, opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; MEER SUBSIDIAIR: voor zover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2000 tot en met 15 september 2002 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, al dan niet met voorbedachte rade, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk en/of na kalm beraad en rustig overleg zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een hard en/of stomp voorwerp (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt en/of (met kracht) in het lichaam heeft geknepen en/of (met kracht) bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of in de keel/hals heeft geknepen en/of met een (scheer)mesje, althans met een scherp voorwerp, in het lichaam heeft gesneden en/of gekrast en/of brandende sigarettenpeuk(en) op het lichaam uitgedrukt en/of brandende sigaret(ten) tegen het lichaam heeft gegooid, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] in contact gebracht met een brandend/smeulend voorwerp en/of die [slachtoffer 1] (door de arts voorgeschreven) medicijnen heeft onthouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, terwijl er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en/of mishandeling, meermalen gepleegd, opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; 2. hij op één of meer tijstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2000 tot en met 15 september 2002 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, - die [slachtoffer 1] heeft onthouden (ander) bezoek (dan door hem, verdachte, werd toegestaan) te ontvangen en/of - die [slachtoffer 1] heeft verhinderd om (vrijelijk) te telefoneren en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft opgebeld (teneinde haar te controleren) en/of - een of meer deur(en) van de woning waarin die [slachtoffer 1] verbleef op slot gedaan en/of - die [slachtoffer 1] heeft verhinderd om de woning waarin zij verbleef, alleen te verlaten en/of - die [slachtoffer 1] tegen/in het lichaam en/of tegen het gezicht al dan niet met een hard en/of stomp voorwerp heeft geslagen en/of gestompt en/of geknepen en/of geschopt en/of getrapt en/of - die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij al eens iemand vermoord had, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - die [slachtoffer 1] heeft gedreigd dat hij, verdachte, iets met haar kinderen en/of kleinkind zou doen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - die [slachtoffer 1] heeft gezegd bij het RIAGG te hebben gewerkt en aan al hun gegevens te kunnen komen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - die [slachtoffer 1] heeft verhinderd om medische hulp te zoeken/verkrijgen voor haar (ernstige) medische klachten (waaronder pijnbestrijding voor rugpijn en/of herseninfarct en/of darmperforatie) terwijl dit feit de dood, althans de zware mishandeling (herseninfarct en/of darmperforatie en/of ontsteking van het buikvlies) tengevolge heeft gehad; 3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2000 tot en met 15 september 2002 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal,(met kracht) zijn penis in de de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en/of meermalen, althans eenmaal, een of meer (bier)flesje(s) en/of een of meer kaars(en), althans enig voorwerp, in de vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - (al dan niet terwijl die [slachtoffer 1] reeds een herseninfarct had gehad) en/of (al dan niet) terwijl die [slachtoffer 1] gedeeltelijk verlamd was geraakt en/of (al dan niet) terwijl zij niet meer in staat was om zich (op duidelijke wijze) uit te spreken en/of (al dan niet) terwijl zij niet meer in staat was zich zelfstandig voort te bewegen en/of - (al dan niet) terwijl die [slachtoffer 1] ernstig verzwakt en/of vermagerd was en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, al dan niet met een hard en/of stomp voorwerp (met kracht) tegen het lichaam en/of het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of geknepen en/of geschopt en/of getrapt en/of - meermalen, althans eenmaal, in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gekerfd met een (scheer)mesje, althans een scherp voorwerp en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (door de arts voorgeschreven) medicijnen (die noodzakelijk waren) in verband met pijnbestrijding van onder andere rugklachten heeft onthouden en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) bij de keel/hals vastgepakt en/of in de keel/hals geknepen en/of - een of meermalen brandende sigarettenpeuk(en) op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft uitgedrukt en/of brandende sigaret(ten) tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegooid, althans haar lichaam in contact heeft gebracht met een brandend/smeulend voorwerp en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft opgebeld (teneinde haar te controleren) en/of - een of meer deur(en) van de woning waarin die [slachtoffer 1] verbleef, op slot gedaan en/of - die [slachtoffer 1] heeft verhinderd om de woning waarin zij verbleef, alleen te verlaten en/of - die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij al eens eerder iemand vermoord had en/of dat hij, verdachte iets met haar kinderen of kleinkind zou doen en/of heeft gezegd bij het RIAGG te hebben gewerkt en aan al hun gegevens te kunnen komen, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of (aldus) voor die een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 4. hij op een of meer tijdpstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 december 1988 tot en met 24 februari 1993, althans in de periode van 5 december 1991 tot en met 24 februari 1993, te Gouda, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, - in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of - van een trap afgeslagen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] al dan niet bewusteloos is geraakt), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid; 5. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 december 1991 tot en met 24 februari 1993 te Gouda, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, - een of meer deur(en) van de woning waarin die [slachtoffer 2] verbleef op slot te doen en/of - een of meer gordijn(en) van de woning waarin die [slachtoffer 2] verbleef dicht te doen en/of te houden en/of - die [slachtoffer 2] heeft verhinderd om (vrijelijk) te telefoneren en/of - die [slachtoffer 2] heeft onthouden (ander) bezoek (dan door hem, verdachte, werd toegestaan) te ontvangen en/of - die [slachtoffer 2] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Ten aanzien van de feiten 4. en 5. overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt vast dat met betrekking tot de bedoelde feiten eerst blijkt van een daad van vervolging van de verdachte uit de nadere vordering tot gerechtelijk vooronderzoek d.d. 20 januari 2004. Gelet op artikel 70, onder 4 en onder 3, Wetboek van Strafrecht vervalt in casu het recht tot strafvordering door verjaring, ten aanzien van feit 4. na vijftien jaren en ten aanzien van feit 5. na twaalf jaren. Dit leidt tot de conclusie dat: - ten aanzien van feit 4. het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen, voor zover betrekking hebbend op de periode van 05 december 1988 tot 20 januari 1989; - ten aanzien van feit 5. het recht tot strafvordering is vervallen, voor zover betrekking hebbend op de periode van 05 december 1991 tot 20 januari 1992. De officier van justitie zal ten aanzien van deze gedeelten in de tenlastelegging niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het overige zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft -het onder 1. (impliciet) primair, 2., 3., 4., en 5. ten laste gelegde bewezen achtend- gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. 3.2 De verdediging De verdediging heeft naast een bewijsverweer ook een strafmaatverweer gevoerd. 3.3 De vordering van de benadeelde partij Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd [benadeelde partij]. Zij vordert verdachte te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van ? 8.591,73, terzake van door haar met betrekking tot de feiten 1., 2., en 3., geleden materiële schade. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Door of namens de verdachte is de aansprakelijkheid van de schade betwist. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraken Feit 1. (impliciet) primair Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder feit 1. (impliciet) primair -moord- is tenlastegelegd. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade (na kalm beraad en rustig overleg) van het leven heeft beroofd. Uit niets blijkt dat verdachte heeft gehandeld vanuit een vooropgezet plan om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Van enig aantoonbaar moment van reflectie gericht op het om het leven brengen van [slachtoffer 1] is de rechtbank niet gebleken. Dat de verdachte zich zeer bewust moet zijn geweest van de afhankelijkheid van [slachtoffer 1] van hem en bij voortduring heeft nagelaten medische hulp in te schakelen, brengt naar het oordeel van de rechtbank nog niet met zich dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade zoals bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht. Feit 5 Tevens is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder feit 5. is tenlastegelegd. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is in de tenlastelegging slechts één feitelijke (van de vrijheidberovende) uitvoeringshandeling opgenomen, die valt binnen de delictsomschrijving van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht, te weten; 'een of meer deur(en) van de woning waarin die [slachtoffer 2] verbleef op slot te doen'. Het op slot doen van de deuren van de woning door de verdachte wordt enkel ondersteund door de aangifte van mevrouw [slachtoffer 2]. Nu de aangifte door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund - integendeel; de dochter van mevrouw [slachtoffer 2] herinnert zich niets over het afsluiten van deuren en de verdachte ontkent zulks pertinent- zal de rechtbank de verdachte van feit 5. vrijspreken. 4.2 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte 1. (primair) in de periode van 01 januari 2002 tot en met 15 september 2002 te Dordrecht opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet - (terwijl die [slachtoffer 1] reeds een herseninfarct had gehad) en (daardoor) gedeeltelijk verlamd was geraakt en zij niet meer in staat was om zich (op duidelijke wijze) uit te spreken en niet meer in staat was zich zelfstandig voort te bewegen en - terwijl die [slachtoffer 1] ernstig verzwakt was en ernstig vermagerd was en - terwijl die [slachtoffer 1] leed aan (hevige) (buik)pijn (tengevolge van een darmperforatie) en - terwijl die [slachtoffer 1] meermalen moest overgeven en - terwijl die [slachtoffer 1] maaginhoud heeft ingeademd en - terwijl die [slachtoffer 1] (voor haar verzorging) van hem, verdachte, afhankelijk was, - meermalen heeft nagelaten om noodzakelijke en adequate medische hulp voor die [slachtoffer 1] in te schakelen en die [slachtoffer 1] verhinderd om op andere wijze noodzakelijke en adequate medische hulp te verkrijgen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden; terwijl er nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een wegens poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en/of mishandeling, meermalen gepleegd, opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan; 2. op tijdstippen in de periode van 01 december 2000 tot en met 15 september 2002 te Dordrecht opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet, meermalen, - die [slachtoffer 1] heeft onthouden (ander) bezoek (dan door hem, verdachte, werd toegestaan) te ontvangen en - die [slachtoffer 1] heeft verhinderd om (vrijelijk) te telefoneren en - een of meer deur(en) van de woning waarin die [slachtoffer 1] verbleef op slot gedaan en - die [slachtoffer 1] heeft verhinderd om de woning waarin zij verbleef, alleen te verlaten en - die [slachtoffer 1] tegen het lichaam en tegen het gezicht heeft geslagen en gestompt en geknepen en - die [slachtoffer 1] heeft verteld dat hij al eens iemand vermoord had, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en - die [slachtoffer 1]heeft gedreigd dat hij, verdachte, iets met haar kinderen en kleinkind zou doen, althans woorden van gelijke aard en strekking en - die heeft gezegd bij het RIAGG te hebben gewerkt en aan al hun gegevens te kunnen komen, althans woorden van gelijke aard en strekking; 3. op tijdstippen in de periode van 01 december 2000 tot en met 15 september 2002 te Dordrechtdoor geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen zijn penis in de vagina en de anus van die [slachtoffer 1] gebracht en bestaande dat geweld hierin dat verdachte - die [slachtoffer 1] meermalen tegen het lichaam en het hoofd heeft gestompt en geslagen en geknepen en - meermalenin het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en gekerfd met een scheermesje - meermalen brandende sigarettenpeuken op het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft uitgedrukt en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan; 4. op tijdpstippen in de periode van 20 januari 1989 tot en met 24 februari 1993te Gouda, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen - in het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft geslagen en gestompt en getrapt en - van een trap afgeslagen (tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] al dan niet bewusteloos is geraakt), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. 4.3 De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen. 4.4 Nadere bewijsoverweging Ten aanzien van het onder feit 1. primair bewezenverklaarde, overweegt de rechtbank als volgt: DE DOODSOORZAAK De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat het slachtoffer is overleden tengevolge van een perforatie van de dunne darm met in de omgeving hiervan ontsteking en pus. Tengevolge van de perforatie was er darminhoud in de buikholte met beginnende ontsteking van het buikvlies en het oppervlak van buikorganen. Voorts was er, passend bij het braken, maaginhoud in de slokdarm, de mond- en keelholte en in de luchtpijp met mogelijk (beginnende) longontsteking, die dan zal zijn ontstaan door het inademen van maaginhoud. Deze ziekelijke afwijkingen verklaren het overlijden volledig. Bij het pathologische onderzoek aan het lichaam van mevrouw zijn geen aanwijzingen voor een andere doodsoorzaak gevonden en ook de feiten geven geen aanleiding om enige andere doodsoorzaak aannemelijk te achten. De forensisch geneeskundige Reijnders heeft geconcludeerd dat de perforatie al langer bestond. De patholoog Tromp heeft verklaard dat een dergelijke perforatie kan ontstaan door het niet gebruiken van medicijnen, bijvoorbeeld medicijnen die het maagzuur remmen. Uit het dossier is vast komen te staan dat het slachtoffer door verdachte onder meer maagzuurremmende medicijnen werden onthouden, medicijnen die haar eerder met regelmaat door de huisarts werden voorgeschreven. DE TOEDRACHT EN HET CAUSALE VERBAND De rechtbank acht bewezen dat mevrouw door toedoen van verdachte is terechtgekomen in een levensbedreigende situatie, waarin medische zorg onontbeerlijk was, en vervolgens is overleden en dat dit gevolg kan worden toegerekend aan verdachtes handelen c.q. nalaten. De verdachte is medio november 2000 in contact gekomen met mevrouw. Verdachte, die bij mevrouw het beeld heeft opgeroepen van 'de ideale man' met een goede baan en een goed inkomen, is al snel bij haar ingetrokken. Spoedig veranderde het rooskleurige beeld van mevrouw. Reeds voor Kerst 2000 heeft zij zich bij een 'Blijf van mijn Lijf huis' gemeld, na mishandeling door verdachte. De mishandelingen door de verdachte worden bevestigd door het medisch journaal van de huisarts van mevrouw. Desondanks keerde mevrouw na enkele dagen terug naar de verdachte en zette de relatie voort. Vanaf dat moment is zij door de verdachte langzaam maar zeker in een totaal isolement gebracht. Zo werden de contacten met haar kinderen belemmerd en al snel voor langere duur verbroken. Bezoek in de woning van mevrouw en verdachte was niet welkom en bij eventueel bezoek voerde verdachte het woord en zweeg zijzelf. Het isoleren van het slachtoffer werd door verdachte ondersteund door haar stelselmatig te mishandelen en daarnaast het uiten van bedreigingen jegens haar. Het laatste is bevestigd door diverse getuigen die hebben verklaard over de dreigementen die door verdachte werden geuit jegens mevrouw, of die zulke dreigementen ook zelf hebben gehoord van verdachte. Zo zou verdachte al eens iemand vermoord hebben, verdachte zou iets met haar kinderen doen als ze bij hem weg zou gaan, verdachte was psychiater en kon aan dossiers komen, hij zou haar kleinkind verkrachten of mishandelen etc. Gedurende de relatie met verdachte is zij nog zelden in contact met derden gekomen. Eén getuige heeft verklaard dat - als verdachte éven uit de directe nabijheid is - mevrouw smeekte haar bij verdachte weg te halen. Door verdachtes handelen is mevrouw in een situatie gekomen waarin zij als het ware volledig aan hem was overgeleverd. In de periode dat verdachte en het slachtoffer een relatie met elkaar hadden, had zij repeterende maag- en darmklachten en heeft zij in maart 2002 een herseninfarct gekregen. Als gevolg van het (onbehandelde) herseninfarct is het slachtoffer immobiel geworden en is haar spraak sterk verslechterd. Tevens is zij sterk vermagerd. De foto's in het dossier zijn in dit verband illustratief; mevrouw is van een gezette dame in een ernstig vermagerde, ziekelijk ogende vrouw met een sterk ondergewicht veranderd. Geconcludeerd kan worden dat in deze periode haar algehele fysieke toestand sterk is verzwakt. Door dit alles is het slachtoffer in een situatie van volledige afhankelijkheid gekomen, hetgeen wordt ondersteund door verdachtes verklaring dat zij eigenlijk in een verzorgings- of verpleeghuis geplaatst zou moeten worden. Uit niets is gebleken dat verdachte hiertoe enig initiatief heeft genomen. Mevrouw's afhankelijkheid van verdachte blijkt voorts uit het feit dat uit de bewijsmiddelen in het dossier niet is gebleken dat een ander dan verdachte het slachtoffer in de laatste maanden van haar leven, in ieder geval niet in de weken voorafgaande aan haar overlijden, heeft gezien. Verdachte kende de medische geschiedenis van het slachtoffer en wist dat zij van medische zorg afhankelijk was. Tevens was hij op de hoogte van de omstandigheid dat zij zonder medicijnen veel pijn zou lijden. Het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij haar medicijnen gaf en dat er kasten vol medicijnen in de woning aanwezig waren, "voor tien jaar genoeg", acht de rechtbank kennelijk leugenachtig. Onverkort is vast komen te staan dat bij de doorzoeking van de woning van het slachtoffer in een toilettasje, in de slaapkamer van de vrouw, losse pillen zijn aangetroffen, die niet door haar huisarts zijn voorgeschreven en van onbekende herkomst waren. Tevens lagen in een mandje in de schuur -de rechtbank concludeert, gelet op haar totale immobiliteit: op een voor haar onbereikbare plaats- medicijnen die deels wel door de huisarts aan mevrouw zijn voorgeschreven. De leugenachtige verklaring van verdachte omtrent de medicijnen is, naar het oordeel van de rechtbank, tegen beter weten in en in strijd met de waarheid afgelegd met de kennelijke bedoeling de voor de verdachte belastende waarheid te bemantelen. Daarnaast is uit het dossier gebleken dat verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer zélf degene is geweest die geen medische zorg wilde. Sterker nog, verdachte stelt dat zij vrede had met de naderende dood en hulp áfwees. Echter niemand heeft dit ooit van mevrouw vernomen. Het is uitsluitend het standpunt van verdachte. Uit het medische journaal van vóór de relatie met de verdachte van mevrouw is gebleken dat zij toen steeds zeer alert was ten aanzien van haar medische toestand en daarbij (vervolg) afspraken met huisarts(en) en specialisten zeer nauwgezet nakwam; er zijn periodes dat zij meerdere malen per maand de huisarts bezocht. Op grond van dit gegeven acht de rechtbank ook deze verklaring van verdachte kennelijk leugenachtig. De laatste dagen voor het overlijden heeft het slachtoffer veelvuldig gebraakt en was zij bedlegerig. Uit de verklaring van de patholoog is gebleken dat dit braken veroorzaakt werd door een perforatie en dat een dergelijke perforatie slechts na enige tijd ontstaat. Het is aannemelijk dat mevrouw door de aard van de aandoening veel pijn moet hebben geleden. Desondanks heeft verdachte haar in een hulpeloze toestand gelaten, terwijl hij wist dat hij de enige was op wie zij kon terugvallen. Verdachte heeft de dood van zijn vriendin, zo blijkt uit het rapport van het Pieter Baan Centrum, ook aan zien komen. Haar dood dient daarom te worden toegerekend aan verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat mevrouw in de relatie met verdachte dusdanig is bedreigd en mishandeld dat zij niet durfde zelf (voor zover zij daartoe fysiek nog in staat was) (medische) hulp in te schakelen. Het causale verband moet aldus worden gevonden in het feit dat verdachte mevrouw in een fysiek en ook psychisch afhankelijke situatie heeft gebracht, waardoor zij zelf geen (medische) hulp kon inschakelen en dat mevrouw vervolgens door het toedoen van verdachte in een levensbedreigende situatie is terechtgekomen, waarbij zij door het nalaten van verdachte (geen medische hulp inschakelen, onthouden van medicijnen), niet de nodige hulp heeft gekregen en is overleden. HET OPZET Met dit causaal verband is echter nog niet gegeven dat verdachte het opzet heeft gehad dat het slachtoffer zou overlijden. Daarvoor moet worden onderzocht waarvan hij zich bewust is geweest en wat hij heeft gewild. Te dien aanzien overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte een en ander opzettelijk heeft gedaan c.q. nagelaten in de vorm van voorwaardelijke opzet. Door het slachtoffer in een fysiek en psychisch afhankelijke situatie te brengen en haar te onthouden van medische zorg en benodigde medicijnen, heeft hij zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden. Dit nalaten moet als het opzettelijk van het leven beroven worden aangemerkt. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde levert op: T.a.v. feit 1. primair: DOODSLAG, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een tegen hem wegens poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en/of mishandeling meermalen gepleegd, uitgesproken gevangenisstraf heeft ondergaan; T.a.v. feit 2: de voortgezette handeling van OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN, meermalen gepleegd; en OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROOFD HOUDEN, meermalen gepleegd; T.a.v. feit 3: VERKRACHTING, meermalen gepleegd; T.a.v. feit 4: POGING TOT DOODSLAG, meermalen gepleegd. 6. De strafbaarheid van de verdachte 6.1 Het rapport van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum te Utrecht Uit het door P.E. Geurink, psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater, omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 04 januari 2005, komt onder meer -zakelijk weer gegeven- het navolgende naar voren: Na anderhalve week van zijn verblijf, besloot verdachte om zijn medewerking niet meer aan het onderzoek te verlenen. De deskundigen stellen in hun conclusie onder VI. dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, doch dat deze feiten hem volledig kunnen worden toegerekend. Uit het advies onder VII. komt naar voren dat het niet mogelijk was een uitspraak te doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid. 6.2 Het oordeel van de rechtbank De rechtbank neemt kennis van de conclusie van de deskundigen met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en de overwegingen die daartoe hebben geleid. Nu de deskundigen van het Pieter Baan Centrum enerzijds concluderen tot de volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte en anderzijds geen uitspraak doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid, moet verdachte naar het oordeel van de rechtbank, bij gebrek aan wetenschap, volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde feiten. 7. De redenen, die de straf hebben bepaald 7.1 Strafmotivering De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn vriendin, [slachtoffer 1]. Ook heeft hij haar meermalen verkracht en van de vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Uit het dossier is het volgende beeld naar voren gekomen. De verdachte heeft medio november 2000 een relatie met mevrouw gekregen. Hij heeft haar leren kennen door te reageren op haar contactadvertentie. Mevrouw dacht in verdachte 'de ideale man' te hebben gevonden. Voordat mevrouw met verdachte samenwoonde, zo is uit de verklaringen gebleken, was zij een 'gezelligheidsmens die altijd vrolijk was', 'een flinke, vrolijke vrouw die dol was op haar kinderen en kleinkind', 'een stevige, goed uitziende vrouw die vaak buiten was'. Mevrouw hield van dansen en volgde een cursus om zich weer op de arbeidsmarkt te begeven. Dit beeld van mevrouw is in de periode dat zij samenwoonde met verdachte drastisch veranderd. Onder invloed van verdachte - die haar nooit alleen liet- is zij in een schuwe, bange vrouw veranderd, die niets meer zelfstandig deed, niets meer zei of durfde en uiteindelijk in een totaal isolement kwam te verkeren, kampend met een gestaag verslechterende fysieke conditie. Eind maart 2001 heeft zij de huisarts gemeld dat haar vriend haar medicijnen heeft meegenomen. Verdachte bevestigt dit ook, maar stelt dit gedaan te hebben om haar voor zelfdoding te behoeden. Mevrouw vertelde de huisarts tevens dat zij naar haar dochter was gevlucht, nadat zij twee weken door verdachte was vastgehouden en dat zij mishandeld werd. De huisarts heeft mevrouw voor het laatst gezien op 13 april 2001. Hij noteerde in zijn journaal: "twijfelt over doorgaan met mishandelende vriend!!'' Dit was het laatste contact met haar huisarts. Er werden nog enkele (herhalings-) recepten uitgeschreven, maar onduidelijk is of die zijn opgehaald en zo ja, door wie. In maart 2002 -verdachte en mevrouw vormen dan ruim een jaar een stel- heeft mevrouw een herseninfarct gekregen, waarover verdachte ook heeft verklaard. Dit herseninfarct heeft ook daadwerkelijk plaatsgevonden en was, zo blijkt uit het sectierapport, groot. Na het infarct was mevrouw aan een rolstoel gekluisterd en immobiel. Haar spraak was aangetast, en zij was voor haar dagelijkse verzorging totaal afhankelijk van verdachte. Naast haar verslechterende fysieke gesteldheid is uit het dossier gebleken dat de verdachte het slachtoffer sinds het begin van hun relatie mishandelde en bedreigde. Door middel van deze mishandelingen en bedreigingen bewerkstelligde hij dat zij in een positie kwam, waarin zij volledig aan hem was overgeleverd. Bij de schouw op de dag van haar overlijden en uit de medische bevindingen is vast komen te staan dat mevrouw op een groot aantal plekken op haar gehele lichaam vele onderhuidse bloedingen had. De forensisch geneeskundige en de forensisch patholoog hebben geconcludeerd dat alle beschreven onderhuidse bloedingen tijdens leven zijn ontstaan en zijn veroorzaakt door de uitwendige werking van krachtig stomp mechanisch geweld. Verdachte ontkent zijn vriendin - met uitzondering van een incident in de maand december 2000- ooit geslagen te hebben en heeft wisselende verklaringen gegeven over hoe zij aan de vele kwetsuren kwam (dat zij bij voortduring viel, dat ze snel blauwe plekken had, dat ze blauwe plekken kreeg van het aan- en uitkleden etc. etc.). Echter dit wordt door niets onderbouwd en staat haaks op de medische bevindingen en de vele verklaringen van getuigen en deskundigen die de letsels hebben gezien en van haar hebben gehoord dat zij werd mishandeld door verdachte. Het stelselmatige en ernstige geweld waaraan mevrouw is blootgesteld, mede gelet op haar uiterst broze gezondheid en totale immobiliteit, heeft niet alleen de laatste levensjaren van mevrouw tot een afschuwelijke periode gemaakt, maar ook bijgedragen aan de diepe angst voor verdachte die mevrouw had. Mede daardoor heeft verdachte bewerkstelligd dat zij voor zichzelf de zo noodzakelijke hulp niet meer kon of durfde te zoeken. Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf het moment van overlijden op 15 september 2002, volgens verdachte rond 10.00 uur, tot het verschijnen van de arts in de weer is geweest om mevrouw tot leven te wekken. Evenwel in de tussentijd, zo is gebleken, heeft verdachte wél de woning verlaten en heeft hij nagenoeg het gehele saldo van de rekening van zijn net overleden vriendin opgenomen. Pas uren na het overlijden heeft verdachte alarm geslagen, waarna de arts rond 15.00 uur ter plaatse is gekomen. De rechtbank stelt vast dat verdachtes handelen geenszins duidt op paniek en verwarring, waarover hij zelf heeft verklaard, maar dat sprake is van berekenend handelen. Later blijkt dat ook de begrafenispolis van mevrouw op dubieuze wijze is afgekocht en tot uitbetaling is gekomen. Een begrafenispolis waar verdachte eerst niets vanaf wist, maar waar hij later- als blijkt dat het Nederlands Forensisch Instituut in een vergelijkend handschriftonderzoek stelt dat het geschrevene op de stukken waarschijnlijk níet van mevrouw of haar beide kinderen afkomstig is, maar mogelijk wél van verdachte- een verklaring voor gaat zoeken. Ook dit geld is op de rekening van mevrouw gestort en gegeven het feit dat verdachte de beschikking had over haar pinpas en mevrouw nimmer alleen de woning verliet, vermoedelijk door hem toegeëigend. Dit stemt overigens overeen met het algehele beeld dat uit het dossier opdoemt, namelijk dat verdachte in al zijn relaties geen eigen inkomsten had maar volledig financieel werd onderhouden door zijn partners en hen veelal in grote schulden achterliet. Alles overziend staat vast dat verdachte, na zijn ontmoeting met mevrouw, haar heeft mishandeld, bedreigd, geïsoleerd en onthouden van medische zorg. Verdachte heeft toen zij acute zorg behoefde, niets ondernomen. Hij is dan ook geheel en bij uitsluiting verantwoordelijk voor haar dood. Daarenboven heeft hij haar meermalen verkracht en opgesloten en van de vrijheid beroofd. Een voorheen levenslustige vrouw is op deze afschuwelijke wijze aan haar eind gekomen. Er is onherstelbaar leed toegebracht. Daarnaast is verdachte schuldig aan de poging tot doodslag op één van zijn eerdere partners, [slachtoffer 2]. Ook dit is een ernstig feit. In het dossier bevinden zich een aantal verklaringen van in totaal nog vier ex-partners van verdachte. Eén en ander strekt zich uit over de periode 1974 (verdachtes eerste huwelijk) tot de voorlaatste relatie, vóór mevrouw, vanaf 1999. Zeer opvallend is dat tal van zeer uitzonderlijke en specifieke details en kenmerken, die de vrouwen noemen als zij hun relatie met verdachte schetsen, overeenstemmen. Het patroon is veelal hetzelfde; zeer kort na de kennismaking trekt verdachte bij de vrouw in, het mishandelen begint nagenoeg direct, diverse vrouwen reppen van het feit dat zij werden opgesloten en dat zij seksueel contact met hem moesten hebben tegen hun zin. Contacten met familieleden of kinderen veranderen drastisch en worden door verdachte ontmoedigd. Tevens hebben al deze vrouwen over de ziekelijke jalousie van verdachte verklaard. De vrouwen mochten niet naar buiten kijken, de gordijnen moesten dicht of de ramen werden afgeplakt, als de dames met verdachte samen buiten waren moesten zij veelal met gesloten ogen lopen; dit alles om te voorkomen dat de vrouwen andere mannen zouden zien. Ook de dreigementen komen telkens terug. De rechtbank stelt vast dat verdachte in de zes relaties die hij sinds 1974 heeft gehad, aldus over een tijdbestek van circa dertig jaren, (voor zover in dit dossier aanwezig) zich stelselmatig agressief en mishandelend heeft opgesteld. Drie van de eerdergenoemde ex-partners van verdachte hebben in 1997 respectievelijk 1999 aangifte gedaan. Het strafblad van verdachte vermeldt twee veroordelingen. De rechtbank Den Haag veroordeelt verdachte in 1997 tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk ter zake van geweldsdelicten en bedreiging. In september 2001 volgt een veroordeling tot drie jaren gevangenisstraf ter zake van verkrachting, meermalen gepleegd. In 1997 en 2000 wordt over verdachte gerapporteerd. In 2000 verblijft verdachte in het Pieter Baan Centrum, maar weigert medewerking. Thans, in deze strafzaak, is verdachte andermaal in het Pieter Baan Centrum opgenomen, maar ook nu was zijn houding weigerachtig. De officier van justitie heeft, naast een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, ter beschikkingstelling met dwangverpleging geëist. De rechtbank zal evenwel geen maatregel opleggen en overweegt daaromtrent het volgende. Verdachte is volledig overtuigd van zijn versie van de gebeurtenissen en is van oordeel dat hij zijn overleden partner correct en liefdevol heeft behandeld en dat haar dood hem geenszins te verwijten valt. Enig zelfinzicht ontbreekt. Tevens is gebleken dat eerdere behandelingen in het verleden allemaal zijn mislukt, doordat verdachte snel afhaakte. De rechtbank leidt uit de inhoud van het rapport van het Pieter Baan Centrum af dat verdachte door zijn weigerachtige houding een compleet onderzoek onmogelijk heeft gemaakt, waardoor geen eenduidig oordeel kan worden gegeven omtrent de mate van toerekeningsvatbaarheid en de vrees voor herhaling. De rechtbank ziet overigens geen aanleiding om omtrent verdachte andermaal, of nader, te laten rapporteren: verdachte heeft twee opnamen in het Pieter Baan Centrum in feite gesaboteerd en er is geen enkele indicatie dat hij zijn standpunt dienaangaande zal wijzigen. Dit maakt dat de rechtbank ook geen aanleiding ziet om de deskundigen nader (te doen) horen. Uit het onderzoek blijkt immers genoegzaam dat men door verdachtes houding niet overtuigend heeft kunnen vaststellen of hij aan een stoornis lijdt en zo ja wat de mate van toerekeningsvatbaarheid is, en men dus aan de vraag of een maatregel geboden is niet toekomt. Ten overvloede merkt de rechtbank tot slot op dat naar haar oordeel een eventuele behandeling van verdachte uitermate moeizaam, zo niet onmogelijk zal blijken. Het huidige rapport van het Pieter Baan Centrum biedt geen enkel aanknopingspunt voor een behandeling en adviseert zulks ook niet. Alles overwegende acht de rechtbank het onontkoombaar dat aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, die recht doet aan de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De Officier van Justitie heeft, naast de terbeschikkingstelling met dwangverpleging, een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren gevorderd. De rechtbank zal zoals overwogen geen maatregel opleggen. De duur van de gevangenisstraf moet naar het oordeel van de rechtbank de termijn van tien jaren te boven gaan, gelet op de uitzonderlijke ernst van de feiten, mede gelet op de overige omstandigheden zoals die ter terechtzitting zijn gebleken. De rechtbank zal, mede uit het oogpunt van maatschappijbeveiliging, de wettelijk maximale gevangenisstraf opleggen. 7.2. De vordering van de benadeelde partij De rechtbank is op grond van het onderzoek ter terechtzitting tot het oordeel gekomen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vordering, omdat aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door de onder 1. primair, 2. en 3. bewezen verklaarde strafbare feiten. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade toegebracht door de bewezen verklaarde strafbare feiten. De rechtbank acht de vordering integraal toewijsbaar, met bepaling en verwijzing in de kosten als in het dictum te melden. Naast toewijzing van deze civiele vordering zal de rechtbank als extra waarborg voor de schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Een en ander met dien verstande dat volledige voldoening aan de maatregel de toegewezen civiele vordering voor dat gedeelte doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de gehele schade tot het toegewezen bedrag door verdachte en/of derden de opgelegde maatregel doet vervallen. 8. De toepasselijke wettelijke voorschriften De opgelegde straf en maatregel zijn gegrond op de volgende wettelijke voorschriften: 36f, 45, 57, 242, 282, 287, 422 van het Wetboek van Strafrecht. 9. De beslissing De rechtbank verklaart ten aanzien van feit 4. het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het gedeelte van de tenlastelegging, dat ziet op de periode van 05 december 1988 tot 20 januari 1989; verklaart ten aanzien van feit 5. het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het gedeelte van de tenlastelegging, dat ziet op de periode van 05 december 1991 tot 20 januari 1992; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 5. is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij; verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals vermeld onder 4.2 van dit vonnis; verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5. vermelde strafbare feiten oplevert; verklaart de verdachte hiervoor strafbaar; veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot: een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 20 (TWINTIG) JAREN, met bevel dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht; veroordeelt de verdachte tegen kwijting aan [benadeelde partij], te betalen de som van € 8.591,73 (achtduizendvijfhonderdéénennegentig euro en drieënzeventig eurocent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken tot deze uitspraak begroot op nihil; legt op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 8.591,73 (achtduizendvijfhonderdéénennegentig euro en drieënzeventig eurocent) ten behoeve van [benadeelde partij]; beveelt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt -onder handhaving van voormelde verplichting- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 171 dagen; bepaalt dat voldoening aan de maatregel de toegewezen civiele vordering voor dat deel doet vervallen en (omgekeerd) de vergoeding van de geleden schade tot het toegewezen bedrag door de veroordeelde en/of derden de opgelegde maatregel doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door: mr. E.C. Koekman, voorzitter, en mr. M.A.C. Prins, mr. dr. M.J.A. Plaisier, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Bergen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 03 maart 2005.