Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS8870

Datum uitspraak2004-08-05
Datum gepubliceerd2005-03-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.430278-02 en 07.410159-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

gedeeltelijke nietigheid tenlastelegging; omschrijving deels te vaag


Uitspraak

Rechtbank Zwolle-Lelystad Meervoudige strafkamer Parketnummer: 07.430278-02 en 07.410159-04 Uitspraak: 5 augustus 2004 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2004. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd. De officier van justitie, mr. E.E.G. Duijts, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 (parketnummer 07.430278-02) en ter zake van het primair (parketnummer 07.410159-04) ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van: - de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, en; - de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij]. tot een bedrag van € 2.000,-- als voorschot met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Voor het overige dient benadeelde partij [benadeelde partij]. in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard. TENLASTELEGGINGEN De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgen tenlasteleggingen met parketnummers 07.430278-02 en 07.410159-04) De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.410159-04 als primair en subsidiair ten laste gelegde feiten als 8 primair en subsidiair. Nietigheid tenlastelegging met parketnummer 07.430278-02: De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding met parketnummer 07.430278-02 onder 1 primair nietig dient te worden verklaard, aangezien in het kwalificatieve deel niet het medeplegen ten laste is gelegd en in het feitelijk deel wel. Een en ander zou een innerlijke tegenstrijdigheid opleveren. De rechtbank is echter, met de officier van justitie, van oordeel dat het maken van een gewoonte van opzetheling een omstandigheid is die de verdachte persoonlijk betreft en die niet afhankelijk is van het plegen, dan wel het medeplegen van deze opzetheling. Voorts heeft de verdediging de rechtbank verzocht de dagvaarding met parketnummer 07.430278-02 nietig te verklaren vanwege de omstandigheid dat het daarin ten laste gelegde te vaag omschreven is. Parketnummer: 07.430278-02 en 07.410159-04 De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging onder 1 opgenomen omschrijvingen “trilmachines en/of aggregaten en/of stroomkasten” en “compressor en/of een laskast en/of een hoeveelheid (ander) gereedschap en/of een of meer andere goederen”, bezien in het licht van de concrete omstandigheden van het geval en niettegenstaande de verwijzingen naar de diverse zakendossiers, te vaag zijn om vast te stellen ten aanzien van welke concrete zaken sprake is geweest van opzetheling. Als concrete omstandigheden van het geval merkt de rechtbank onder meer aan de wijze waarop het betreffende dossier is samengesteld als gevolg waarvan voor de rechtbank vaak niet is na te gaan op welke specifieke trilmachine, stroomkast of andere zaak verklaringen betrekking hebben en de toevoeging "onder andere" voorafgaande aan de opsomming van de zakendossiers. De rechtbank zal derhalve de nietigheid van de dagvaarding met parketnummer 07.430278-02 ten aanzien van de onder 1 opgenomen omschrijvingen “trilmachines en/of aggregaten en/of stroomkasten” en “compressor en/of een laskast en/of een hoeveelheid (ander) gereedschap en/of een of meer andere goederen” uitspreken. Nietigheid tenlastelegging met parketnummer 07.410159-04 Tenslotte heeft de verdediging aangevoerd dat de dagvaarding met parketnummer 07.410159-04 nietig dient te worden verklaard, aangezien niet omschreven is op grond van welke omstandigheid / welke feiten de verdachte wist of had moeten weten dat de graafmachine van misdrijf afkomstig was. De rechtbank is van oordeel dat de zinsneden “wist” en “redelijkerwijs had moeten vermoeden” zoals opgenomen onder 8 primair en subsidiair van de tenlastelegging met parketnummer 07.410159-04, in samenhang met het onderliggende dossier en hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, voldoende feitelijk omschreven zijn en verwerpt derhalve dit verweer. BEWIJS Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde merkt de rechtbank op dat zij niet vast heeft kunnen stellen of het aggregaat ook daadwerkelijk aan het daarop gelegde beslag ontrokken is. Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde merkt de rechtbank op dat, ondanks het feit dat de door verdachte geuite bewoordingen als een bedreiging zijn ervaren door [benadeelde partij], de feiten zoals gebleken uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, onvoldoende bewijs opleveren voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling zoals specifiek in de tenlastelegging verwoord. De verdachte dient van het onder 4, 6 en 8 primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2, 3, 5 en 7 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het onder 1 primair, 2, 3, 5 en 7 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. Parketnummer: 07.430278-02 en 07.410159-04 STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: - onder 1 primair: Van het plegen van opzetheling een gewoonte maken, strafbaar gesteld bij artikel 417 van het Wetboek van Strafrecht. - onder 2: Medeplegen van opzettelijk enig goed aan het krachtens de wet daarop gelegd beslag onttrekken, strafbaar gesteld bij artikel 198 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. - onder 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij 311 van het Wetboek van Strafrecht. - onder 5: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie. - onder 7: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, strafbaar gesteld bij artikel 266 juncto artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank vindt in dit geval een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Het betoog van de raadsman dat verdachte gelet op zijn gezondheidssituatie zeer beperkt detentiegeschikt is, leidt niet tot een ander oordeel, nu niet gebleken is dat verdachtes gezondheid gelet op de in detentie beschikbare medische voorzieningen onaanvaardbare risico’s loopt. Parketnummer: 07.430278-02 en 07.410159-04 Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 28 mei 2004 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst; - de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. Benadeelde partij Boonstra Gelet op het feit dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het onder 6 ten laste gelegde, zal zij bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Benadeelde partij [benadeelde partij]. Gelet op het feit dat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het onder 8 primair en subsidiair ten laste gelegde, zal zij bepalen dat de benadeelde partij [benadeelde partij]. in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. BESLISSING Ten aanzien van de tenlastelegging De rechtbank spreekt de nietigheid uit van de dagvaarding met parketnummer 07.430278-02 ten aanzien van de onder 1 opgenomen omschrijvingen “trilmachines en/of aggregaten en/of stroomkasten” en “compressor en/of een laskast en/of een hoeveelheid (ander) gereedschap en/of een of meer andere goederen”. Het onder 4, 6 en 8 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder 1 primair, 2, 3, 5 en 7 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het onder 1 primair, 2, 3, 5 en 7 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Parketnummer: 07.430278-02 en 07.410159-04 Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot acht maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering niet ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij]. in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus gewezen door mr. H. Heins, voorzitter, mrs. H.F.J.M. Schröder en F. Spiering – van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.C. van Haren als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2004. Mr. H. Heins voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.