Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS9995

Datum uitspraak2005-03-11
Datum gepubliceerd2005-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersRK 04/1303
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vergoeding voor ondergane voorlopige hechtenis betreffende minderjarige conform het volwassenentarief. Het forfaitaire karakter van de standaardvergoedingen voor geleden immateriele schade brengt met zich mee dat van deze standaardbedragen niet licht afgeweken dient te worden, ook niet ten aanzien van minderjarigen, tenzij de wijze waarop de dwangmiddelen ten uitvoer worden gelegd van wezenlijke lichtere aard is dan bij volwassenen doorgaans het geval is.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Beslissing van de rechtbank te Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het op 10 november 2004 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering van: [verzoeker], geboren te [geboorteplaats] (Kaapverdië) op [geboortedatum] 1987, wonende te [plaatsnaam] aan de [adres], te dezer zake domicilie kiezende te [adres], ten kantore van zijn raadsman, mr. A.M. Seebregts. Procedure De rechtbank heeft, naast het verzoekschrift, gezien het dossier van de strafzaak, waaruit onder meer blijkt dat: - verzoeker 1 dag, d.d. 11 januari 2004, in verzekering heeft doorgebracht op een politiebureau, zulks op verdenking van – kort weergegeven – bedreiging c.q. openlijk geweld. De rechtbank heeft in openbare raadkamer van 18 februari 2005 gehoord de officier van justitie, mr. Van Aken en de raadsman van verzoeker, mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam. Verzoeker is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Inhoud van het verzoek Het verzoekschrift strekt ertoe dat aan verzoeker ten laste van de Staat een bedrag ad € 95,= wordt toegekend als vergoeding van de schade, die verzoeker tengevolge van de door hem in het kader van voormelde strafzaak ondergane verzekering heeft geleden. Bevoegdheid De rechtbank is bevoegd op het verzoekschrift een beslissing te geven, aangezien bovengenoemde strafzaak tegen verzoeker als verdachte voor haar had kunnen worden vervolgd. Ontvankelijkheid De rechtbank is ambtshalve bekend met de beslissing van deze rechtbank van heden dat de bovengenoemde strafzaak tegen verzoeker als verdachte als geëindigd is verklaard. Verzoeker kan in het verzoek worden ontvangen, nu de strafzaak tegen hem is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Beoordeling van het verzoek Uit voormelde stukken in de strafzaak tegen verzoeker blijkt, dat ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling er voldoende aanwijzingen waren om de tegen hem gerezen verdenking, waarop de toepassing van de vrijheidsbenemende maatregelen berustte, te rechtvaardigen. De raadsman van verzoeker heeft volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht. De raadsman wijst hierbij op het bij onderhavig verzoekschrift gevoegde afschrift van de uitspraak van het gerechtshof Arnhem d.d. 3 mei 2004 (LJN: AO8768), en stelt dat er geen reden is om in onderhavig geval anders te beslissen. De officier van justitie is van oordeel dat bij toewijzing er sprake dient te zijn van de helft van het voor volwassenen gehanteerde tarief. De officier van justitie is van mening dat de ten gevolge van ondergane voorlopige hechtenis geleden schade bij volwassenen hoger is dan die bij minderjarigen, nu er voor minderjarigen voorzieningen zijn in de vorm van bezoek door de Raad voor de Kinderbescherming en bezoek door ouders. Op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich een dergelijk geval hier voor, nu onderhavige zaak heden bij beslissing van deze rechtbank als geëindigd is verklaard en verzoeker geen straf of maatregel is opgelegd. De rechtbank stelt voorop dat artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering geen aanspraak geeft op volledige schadevergoeding, maar slechts de mogelijkheid opent van een (niet noodzakelijkerwijs volledige) vergoeding voor de geleden schade, hetzij materieel hetzij immaterieel. Er heeft zich in de praktijk een gewoonte ontwikkeld om in het algemeen een vergoeding van € 95,= per dag toe te kennen voor de tijd door volwassenen doorgebracht op het politiebureau, dan wel onder beperkingen in een Huis van Bewaring, en € 70,= per dag in overige gevallen. Dit berust op de vooronderstelling dat genoemde bedragen in het algemeen een redelijke tegemoetkoming vormen voor de geleden immateriële schade. Daarbij is in aanmerking genomen dat persoonlijke vrijheid nu eenmaal een groot goed is en detentie een ernstige belasting vormt voor de persoon van de betrokkene. Op 11 januari 2004, de dag dat verzoeker als verdachte in verzekering was gesteld, was verzoeker minderjarig. In de praktijk heeft zich de gewoonte ontwikkeld om aan minderjarigen in het algemeen de helft van de aan volwassenen toe te kennen standaardvergoeding voor in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen toe te kennen. De rechtbank is echter van oordeel dat het forfaitaire karakter van de standaardvergoedingen voor geleden immateriële schade met zich brengt dat van deze standaardbedragen niet licht afgeweken dient te worden, ook niet indien het betreft vergoedingen aan personen die ten tijde van hun inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis nog minderjarig waren, tenzij de wijze waarop de dwangmiddelen worden ten uitvoer gelegd van wezenlijk lichtere aard is dan bij volwassenen doorgaans het geval is. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding tot afwijking van het standaardbedrag. Mitsdien zal in totaal aan verzoeker een vergoeding van € 95,= (1x een dagvergoeding van € 95,= voor de door verzoeker in verzekering doorgebracht dag in een politiecel) worden toegekend. Beslissing De rechtbank: - kent verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 95,= (zegge VIJFENNEGENTIG EURO), voor de schade, die hij heeft geleden tengevolge van de door hem ondergane verzekering. Deze beslissing is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank op 11 maart 2005 door mr. Van Boven, rechter, in tegenwoordigheid van Meulendijk, griffier. De fungerend voorzitter mr. Van Boven, beveelt de griffier van deze rechtbank de bij beschikking van deze rechtbank d.d. 11 maart 2005, na het onherroepelijk worden van deze beschikking, vastgestelde vergoeding ten bedrage van: € 95,= (zegge VIJFENNEGENTIG EURO), ten laste van de Staat te betalen aan: [verzoeker], geboren te [geboorteplaats] (Kaapverdië) op [geboortedatum] 1987, wonende te [adres], door overmaking van vermeld bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer], ten name van de Stichting Derdengelden Bannenberg, Koevoets & Seebregts, onder vermelding van [achternaam verzoeker]/schadevergoeding. Rotterdam, 11 maart 2005 mr. Van Boven