
Jurisprudentie
AT0374
Datum uitspraak2005-03-04
Datum gepubliceerd2005-03-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/1691 AKW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-03-15
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/1691 AKW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is terecht kinderbijslag geweigerd omdat betrokkene niet verzekerd was ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet?
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/1691 AKW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent gedaagde de taken en bevoegdheden uit die tot die datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Namens appellant is op de daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2003, nummer AWB 02/1629 AKW, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 11 februari 2005, waar voor appellant is verschenen mr. M.B. van den Toorn-Volkers en waar namens gedaagde is verschenen mr. A. van Aalst, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. MOTIVERING
Tussen partijen is in geschil of appellant aanspraak kan maken op kinderbijslag over het derde kwartaal van 1998 tot en met het derde kwartaal van 1999. Over die kwartalen is hem kinderbijslag geweigerd omdat hij naar gedaagdes oordeel niet verzekerd was ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet.
Tussen partijen is in confesso dat appellant in de in geding zijnde kwartalen aan de geldende regelgeving geen verzekering kon ontlenen en dat hij in deze kwartalen slechts verzekerd was indien hij behoort tot de groep van personen bedoeld in ’s Raads uitspraak van 26 juni 2001 (onder andere RSV 2001/188 en USZ 2001/186) die onder de tot
1 juli 1998 geldende regelgeving op reguliere wijze hun verzekeringspositie krachtens de volksverzekeringen hebben verworven en die op 1 juli 1998 rechtmatig hier te lande verbleven in de zin van artikel 1b, onder 3, van de Vreemdelingenwet. Hoewel appellants gemachtigde bij herhaling in de gelegenheid is gesteld hiertoe stukken over te leggen, is zij is er niet in geslaagd aan te tonen dat appellant tot deze groep van personen behoort.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat aan appellant terecht kinderbijslag over het derde kwartaal 1998 tot en met het derde kwartaal van 1999 is geweigerd. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.M. van der Kade in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2005.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) J.J.B. van der Putten.
MR