
Jurisprudentie
AT0496
Datum uitspraak2005-03-09
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200409933/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-03-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200409933/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de raad van het stadsdeel Amsterdam Centrum, op voorstel van het dagelijks bestuur van 25 maart 2004, het bestemmingsplan "Westelijke Eilanden" vastgesteld.
Uitspraak
200409933/2.
Datum uitspraak: 9 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting "Stichting Behoudt Karakter Prinseneiland" en anderen, gevestigd te Amsterdam,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de raad van het stadsdeel Amsterdam Centrum, op voorstel van het dagelijks bestuur van 25 maart 2004, het bestemmingsplan "Westelijke Eilanden" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 oktober 2004, kenmerk 2004-19663, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 23 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 december 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2004, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 februari 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. B.J. Davidse en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.T. Ziengs, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Centrum, vertegenwoordigd door E.P. Swijter, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor de gebieden Bickerseiland, Prinseneiland, Realeneiland en de Planciusbuurt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte het plandeel met de bestemming "Gemengde doeleinden" dat het perceel [locatie] betreft heeft goedgekeurd. Zij verzoeken schorsing van het goedkeuringsbesluit op dit punt. Zij voeren aan dat de toegestane bouw- en goothoogten voor dit plandeel een onaanvaardbare aantasting van Prinseneiland met zich brengen.
2.4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de in het plan voorziene hoogten voor dit plandeel in overeenstemming zijn met een op basis van het voorgaande plan verleende bouwvergunning. Hij heeft geen reden gezien het plan in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten.
2.5. Niet in geschil is dat het plan voorziet in de mogelijkheid om na vrijstelling op het plandeel bebouwing met een goothoogte van 14,5 meter en een bouwhoogte van 18 meter aan het Prinseneiland en een goothoogte van 9 meter en een bouwhoogte van 12 meter aan de Galgenstraat te verwezenlijken. Ter zitting is gebleken dat dezelfde hoogten waren toegestaan in de hiervoor geldende eerste herziening van het bestemmingsplan "Prinseneiland".
Anders dan verzoekers stellen maakt het aan de orde zijnde plan wat betreft goot- en bouwhoogten niet meer mogelijk dan de op basis van het hiervoor geldende herziene bestemmingsplan verleende bouwvergunning. Gelet hierop en mede gezien de hoogte van de bebouwing in de nabijheid van het perceel is de Voorzitter op voorhand niet van oordeel dat de in het plan voorziene hoogten ter plaatse uit stedenbouwkundig oogpunt niet meer aanvaardbaar kunnen worden geacht. Hij ziet dan ook geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemzaak op dit punt zal worden vernietigd.
2.6. Gezien het vorenstaande acht de Voorzitter geen reden aanwezig voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Van Onselen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2005
178-448.

